GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vorm en Verrichting.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vorm en Verrichting.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

1.

De wetenschap, die de levende natuur bestudeert, de biologie dus, is in de laatste jaren telkens weer gestuit op het vraagstuk, dat vastgeknoopt is aan de verhouding der beide in den titel genoemde momenten. Merkwaardigerwijze wordt het ook niet zelden kortweg omschreven als het probleem van den vorm. Waar het de bedoeling is in een korte reeks artikelen zich op dit vraagstuk te bezinnen, daar wil deze eerste beschouwing slechts nagaan, op welke gronden men gerechtigd is het probleem van de betrekking tusschen vorm en functie resoluut als het probleem van den vO'rm aan te duiden.

Daartoe moet echter in gemeenschappelijk overleg eerst nadrukkelijk worden vastgesteld, wat hier onder „vO'rm" te verstaan zij. Zooals wij het woord in het dagelijksche leven gebruiken, kleeft er maar al te opvallend het teeken van het uitwendige aan. Hoe dikwijls roemt men den schoonen vorm — van zinnen, waarin de gedachten zijn gegoten, — van glazen, waarin de wijn wordt geschonken, — van marmer, waarin de kunstenaar zijn beeld hieuw; maar wanneer men eens afziet van de aesthetischo waarden, blijft er iets uiterlijks over, dat alleen in het laatste geval, het kunstwerk, ©en meer wezenlijke beteekenis heeft.

Vormelijk noemen we immers ook die plichtpleging, waarbij voor ieder duidelijk is, dat ze niet in innerlijke waarde wordt volbracht. Bij eenige bezinning ziet men spoedig in, hoe het woord vorm, zooals hier, gewoonlijk wordt gebruikt tegen den achtergrond van het aanvullend begrip: den inhoud. En wij zijn, hoewel misschien niet altijd terecht, geneigd bij de gelijktijdige beschouwing van den vorm en den inhoud van ©en ding aan de laatste de grootste waarde en beteekenis te hechten. Het glas kan mooi, maar de wijn slecht zijn, — en het geheel mishaagt ons; het boek kan schoon van taal, van vorm zijn, maar slecht van inhoud — het is veroordeeld.

Wanneer wij nu echter in het onderhavige vraagstuk van den vorm gaan spreken, dan is het beslist noodig zich los te maken uit dit vorm-inhoudschema, den vorm dus te bevrijden van het teeken van bet uitwendige, hem niet in de eerste plaats te zien als iets uiterlijks tegenover iets imiedijks.

Immers onder vorm verstaan we hier weliswaar 'óók den üitwendigen vorm der levende wezens, de uiterlijke gestalte van plaat en dier en mensch, het exterieur van het organisme. Maar niet minder wordt daarin begrepen, wat met het oog niet zonder meer wordt gezien, wat ruimtelijk in dien vorm ligt besloten aan organen, aan beenderen, spieren en bloedvaten. Ook de inwendige organen, de innerlijke bouw van het levend organisme behooren hier tot den vorm. En ook daarmee is nog niet alles gezegd, want ook de fijnere structuur der weefsels, zooals het microscoop die ons eerst onthult, de microscopische bouw dus, is hier med© in den vorm vervat. Onder vorm dient hier dus te worden begrepen de uitwendige èn de inwendige bouw der organismen, de structuur der organen, en het veelvoudig verband, waardoor ze in elkaar zijn gevoegd, en zich aaneen sluiten tot een ondeelbaar geheel.

De studie nu van dezen vorm heeft reeds ontzaglijk veel moeite gekost aan de beoefenaren der wetenschap; door Goethe gedoopt, neemt deze vormleer als morphologi© een geheel zelfstandige plaats binnen het kader der biologie in. De ijver van de biologen beeft onze kennis van de levende wezens in de laatste tientallen jaren veelzijdig verrijkt, steeds meer eigenaardigheden in leefwijze, gedrag en voortplanting van hooger en lager geordende dieren werden ijverig bestudeerd, oo'k nieuwe vormen werden ontdekt, en steeds dieper kwam men onder den indruk van den onmetelijken vormenrijkdom der natuur. En Üe vraag van verwondering, die door die ervaring telkens weer werd gewekt, luidde in haar algemeenheid: van waar die geweldige overvloed van vormen, en al die verrassend© en ongemotiveerd© variatie's, — en in haar verbijzondering: vajiwaar deze vorm hier, waarom is ze zoo en ho© kwam ze tot stand?

Anders gezegd, de vorm in haar veelheid en als enkelheid is probleem geworden. Niemand, die de levende natuur met open oogen aanschouwt, ontkomt er aan haar te stellen; wie ©en wandeling door Artis maakt, de wonderlijk© zeepaardjes beziet, langs de langhalzige-giraffen en het bultig© rund drentelt, even griezelt bij de groote, kilvochtige slangen, is er immers reeds toe geneigd. En de wetenschappelijk© studie der dierlijke en plantaardig© organismen, niet het minst, waar ze vergelijkend t© werk gaat, zoekt telkens weer door te dringen tot den zin van den vorm, tot dat, wat ons de vorm begrijpelijk maakt. Hier aanvaardt men den vorm niet maar als welgevalligheid voor het oog, men vraagt niet, waarom z© misschien onze schoo-nlieidsbehoefte bevredigt, men vraagt naar zijn zin. Dat vloeit eenvoudig voort uit onzen kendrang, uit de behoefte aan begrijpen.

Indien één onzer vooroudors van ©en of twee eeuwen terug, zich eens plotseling zou geplaatst zien voor een lange reeks automobielen, in d© volgorde hunner historische opeenvolging geplaatst, van de eerste bokkenwagen af tot de meest moderne limousine, en al de tusschenstadia, dan zou hij zonder meer van dat merkwaardig geheel ten ©enenmale niets begrijpen. Eerst wanneer hem was duidelijk gemaakt, dat dat nu machines waren om in te zitten en dan mee te rijden, en eerst recht, wanneer hij ze in werking zou zien, zou bet eerste begrip in hem dagen. En ook wij, voorzoover we geen experts zijn, zouden van al die veranderingen en wijzigingen in uiterlijk en constructie niet zoo heel veel begrijpen, en zeker niet, waimeer men ze alleen als aesthetische vervolmaking zou willen verstaan. Eerst het weten van al de behoeften der practijk, van het doel, waartoe al die nieuwere inrichtiagen eraan dienen, en aan welk© moderne eischen ze trachten t© voldoen, en daarnaast deskundige voorlichting, hoe zich het ©ene ontwikkelde uit het anderei, en waarom-deze wijziging werd aangebracht, en die verandering is ingevoerd, zou tenslotte het rechte inzicht brengen.

Dit voorbeeld moge nu twee dingen hebben verduidelijkt. Ten eerste dat door de vergelijking van verschillende inrichtingen, die aan één zelfde doel dienstbaar zijn en mogelijk veranderingen ondergingen, ©en dieper inzicht in-den vorm en zijn totstandkoming, kan worden verkregen. Het behoeft dus niet te verwonderen, dat de levensleer, wanneer ze vraagt: wat is de vorm, en vanwaar? met bijzondere aandacht, allerlei organen, die dezelfde functie hebben, met elkander vergelijkt, en ook mogelijke vormveranderingen zoo nauwkeurig mogelijk gadeslaat. D© vo-rmstudi© gaat dus dikwijls v©r gel ijk end te werk, dooir z.g. homologe organen van verschillende diersoorten naast elkaar te bestudeeren. Het ligt immers voor de hand, dat dooT vergelijkende studie van b.v. de geslachts-OTganen bij de visschen, reptielen en roofdieren, het inzicht in bouw en functie zal worden verdiept. Bovendien is iedere vormverandering natuurlijk zeer waardevol voor het begrip der vormgeving. Webiu, ieder levend wezen ondergaat tijdens zijn ontwikkeling geweldige vonnveranderingen. En de embryologie, die de metamorphosen van de bevruchte kiem op den voet volgt, tot ze volwassen individu is geworden, heeft voor het vormvraagstuk een enorme beteekenis.

Maar ten tweede doet ons voorbeeld gevoelen, hoe menig© vO'rm eerst doorzichtig wordt voor ons verstand, wanneer dit weet, waarvoor het orgaan dient. Wanneer men den vorm der menschelijke hand bestudeert, kan men langs ontleedkundigen weg te weten komen, hoie z© uit 27 beentjes bestaat, uit vele spieren, zenuwen en bloedvaten, die keurig liggen gerangschikt, maar daarmee is die vorm ons toch niet begrijpelijker geworden, integendeel. Eerst wanneer men erop let, waartoe die hand dient, n.l. om te grijpen, vast te houden en te omvatten, ziet men in, dat ze inderdaad zoo, zooals ze is, daartoe uitnemend geschikt is, in de'ze doelmatigheid gaat d© zin van den vorm voor ons open, en het is de verrichting, d© functie, die den vorm althans eenigermate begrijpelijk maakt. Dit voorbeeld schijnt daarom zóó eenvoudig, dat men het slechts aarzelend neerschrijft, omdat het eerst dienen kon, door kunstmatig den vorm van de functie los te maken. In d© werkelijkheid zijn vorm en functie zoo onlosmakelijk verbonden en zoo innig samengeweven, dat scheiding moedwillig schijnt.

De morphologic (vormleer) nu, zag zich door de levensleer, eenzijdig den vonn "ter nadere bestudeering toegewezen. Het vraagstuk van den oorsprong en den zin van den vO'rm boeit haar tot op heden; zij noemde het: het proibleem van den vorm. Maar ooik al verfijnd© ze haar analyses, ook al ging ze vergelijkend te werk en nam ze tevens de vormveranderingen te baat, telkens weer bleek, dat de zin van den vorm zonder de kennis der functie nimmer is te doorschouwen, ja velen scheen ook het ontstaan van den vorm zonder de functie voor altijd onbegrijpelijk, en zoo kan het geen verwondering meer wekken dat het profbleem van den vorm zich grootendeels dekt met het vraagstuk van de verhouding van vorm en v©rrichting. <

En hiermede zijn de beid© omschrijvingen van het vraagstuk, dat ons bezig houdt, tot elkander herleid.

Apeldoorn.

Dr. G. A. LINDEBOOM.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Vorm en Verrichting.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's