GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een „slotwoord" van Ds Berkhoff.

I)s De Bondt, Leiden, schrijft ons het volgende:

In het Juli-nummer van zijn particuliere blad, schrijft Ds Berkhoff het slotartikel over „De bewuste vocaal", dat aldus luidt:

Na het terugtrekken van Prof. Aalders en het beleedigende, zelfs aan de eerste beginselen van Christelijke ethiek gespeende artikel in het Mei-nr. van het „Geref. Theol. Tijdschrift", waarin Prof. A., die er de Redacteur van is, zich door een ander laat verdedigen, en waarvan „De Reformatie" juist de krenkendste gedeelten overnam, wenschen wij over deze kwestie niet meer te schrijven.

Dan... onder één voorwaarde.

Als men eindelijk 6f de ongemotiveerde conjectuur op Zach. 10 : 9 terugneemt; óf bewijst de logische, grammatische, exegetische en tekstcrit i s c h e NOODZAAK van de door Prof. Aalders aangebrachte vocaal w ij z i g i n g, oftewel door vooropgezette meening VERANDEREN van den tekst der Heilige Schrift.

Zoolang men dit niet doet, zullen wij b 1 ij v e n zeggen, dat men van de tegenovergestelde zijde

de kwestie ontzeild heeft.

Ds Berkhoff voelt zich op de teenen getrapt door mijn artikel. Dat kan ik niet helpen. Ik heb plaatsruimte gevraagd in het „Geref. Theol. Tijdschrift" niet om onvriendelijkheden, noch ook om vriendelijkheden tot Ds B. te richten, maar alleen om openlijk waarheid te spreken.

De dienaar in het paleis van Annas zegt tot Jezus: Foei, wat een toon en dat tegen een hoogepriester! Dr Schilder teekent in zijn bekende werk: „Christus in Zijn lijden" II 33 hierbij aan: „De ruwe daad van dezen assistent wordt door liem „gemotiveerd met het bitter verwijt, dat Christus „op deze manier" den hoogepriester niet beantwoorden mocht. Nu, dat komt wel meer in de wereld voor, dat men, om zich van den inhoud van een betoog af te maken, over den vorm gaat spreken. Natiuirlijk is dat altijd een dwaasheid".

Het gaat l)ij den Heiland om de waarheid. Hij •\oegt dan ook den dienaar toe: „Indien Ik kwalijk (kakoos) gesproken heb, betuig van het kwade, en indien wèl, waarom slaat gij Mij? " Het gaat bij den Heiland om den inhoud. Was het waarheid of leugen? Ik ben gekomen om waarheid te spreken, ook al is die voor degenen, die in de oogen van het volk groot willen zijn, niet aangenaam.

Ik bedoel allerminst Ds B. met dien kinnebak-gevenden vrijwilliger en mezelf met den Heiland te vergelijken. Het gaat om het tertium comparationis. Ds Berkhoff heeft in zijn artikelen de kwestie kakoos, verkeerd, onjuist gesteld. Ik had en heb groote bezwaren tegen den inhoud van die artikelen. Daarom heb ik openlijk daar tegenover de waarheid verkondigd. Ik heb zelf heel weinig gezegd. Ik heb eerlijk gelezen en eerlijk geciteerd en mannen laten spreken, die het weten. Zij hebben de waarheid hoog gehouden. Mijn taak was geen andere dan de concrete punten aan te wijzon, waarop... de waarheid Ds B. veroordeelde. Dat dit pijnlijk voor hem was, lag niet aan mij, maar aan hemzelf, die voortdurend de kwestie kakoos s t e Fd e.

Dat het artikel voor Ds B. onaangenaam werd, is te wijten aan de vrijmoedigheid, waarmee Ds B. sprak over dingen, die hij niet geheel beheerschte.

Dat Prof. Aalders zich door een ander heeft laten verdedigen, is totaal onjuist. Het artikel komt ten volle voor mijn eigen vei'antwoordelijkheid. De eind-redacteur. Prof. Hoekstra, had tegen opneming geen bezwaar. Dat ook Prof. Aalders tegen dit artikel geen bezwaar had, is iets, wat mij persoonlijk verheugde.

Toch is het niet om over deze dingen wat te kunnen zeggen, dat ik dit „Ingezonden" heb opgestuurd, maar vooral om tegen dat laatste zinnetje van Ds B. op te komen.

Ik zou de kwestie ontzeild hebben.

Dat raakt den inhoud.

Daarover wil ik gaarne spreken.

Ds B. stelt het voor, alsof de primaire vraag is: at is de noodzaak voor de vocaal-wijziging in Zach. to:9? Daarover ging de kwestie echter niet. De vocaalwijziging überhaupt was verkeerd. Daarvoor had Ds B. alleen maar bittere woorden. Welnu als dat waar i s, dan is het totaal bijkomstig, of er ook nog noodzaak tot zulk een vocaal-wijziging is.

Liegen is altijd zonde. En het zou een heel bedenkelijke „christelijke ethiek" zijn, indien iemand aldus het negende gebod ging interpreteeren: Bewijs me eerst maai-eens de noodzaak van uw leugens. Dan valt er wel wat over te praten.

Wie dit als „christelijke ethiek" wil propageeren. heeft van Gods onverbiddelijke nonnen heel weinig begrepen.

De kwestie was en is: hoe staat het met de vocalisatie? Heeft zij goddelijk gezag? Of is de vocalisatie een werk van menschen? Serieuze, oude, beleefde menschen, maar dan toch van menschen?

In die kwestie heb ik tegenover ontelbare misvattingen van Ds B. opklaring willen brengen. En dat, na al dien arbeid. Ds B. nog zoo schrijven kan, verwondert mij. Ik kan me alleen maar verbazen over de hardnekkige onhelderheid van Ds B. Ik loop wel gevaar hierdoor onvriendelijk te worden, maar ik kan het niet anders zien.

Als de vocalisatie goddelijk gezag zou hebben en de tekst zou ons feilloos overgeleverd zijn, dan mocht er nooit een verandering in die vocalisatie gebracht worden.

Nu Joodsche geleerden hun exegese hebben neergeslagen in hun vocalisatie, hebben we het recht en den plicht hun werk te toetsen.

Is h u n exegese inderdaad de juiste?

Voor de zooveelste maal spreek ik het uit, dat Ds B. de kwestie onjuist stelt, wanneer hij zegt, dat Prof. Aalders „den tekst der Heilige Schrift veranderd heeft". Of dat hier sprake zou zijn van een conjectuur.

Dat is de kwestie kakoos stellen. Ik heb betuigd van het kwade. Betuig er van. En zal er van blijven betuigen.

Dat alles wordt veroordeeld door Gods gebod.

Ds B. heeft Prof. Aalders voorgesteld als een schriftaanrander. Ds B. herroept het niet. Ik meen, dat ik in mijn artikel op alle argumenten van Ds B. ben ingegaan. Ik herinner me niet, dat Ds B. één van mijn argumenten besproken, laat staan ontzenuwd heeft. En toch biedt Ds B. in het jongste nummer die artikelen, vol van onwaarheden, voor 25 cent te koop aan! Dus na gewaarschuwd te zijn, dat de inhoud in strijd is met de waarheid, gaat Ds B. voort leugenachtige voorstellingen te verbreiden.

En dan maar spreken over „christelijke ethiek". Mijnheer de Redacteur, ik dank U, dat ik openhartig heb mogen spreken.

A. DE BONDT.

Naschrift. Bovenstaande „ingezonden" van Ds De Bondt neem ik gaarne onder de gewone copie op. Ik heb nog zelf op te merken:

a. Prof. Aalders heeft (zich) niet „teruggetrokken"; men kan (zich) slechts „terug"trekken, als men (in dat geval met Ds B.) op weg gegaan is, hetgeen Prof. A. om bekende redenen geweigerd heeft;

b. ik nam niet „krenkende" stukken van Ds De Bondt over, want die kwamen in diens copie niet voor; ik nam wèl alle voor een populair blad als het onze geschikte fragmenten over; dat er daarbij harde dingen gezegd moesten worden, kon niemand helpen;

c. als Ds B. nu nóg volhoudt, dat vocaal wijziging tekstwijziging is, en dan wel van „de" Heilige Schrift, dan valt er niet meer te praten.

Hol geredeneer over een „wereldbeeld". Over „De Wekker".

„De Wekker" (redacteur S. te A.) trekt weer eens tegen de gereformeerden te velde. Dezen keer tegen Prof. Aalders, met een nasleepje tegen mij. Boven het artikel staat: „het bijbelsche wereldbeeld". Vervolgens begint de schrijver te handelen over de „zes dagen", ... heel iets anders dus. En eindelijk komt hij terecht bij den ouderdom der aarde. En dat is wéér wat anders.

Hiermee is de springerigheid van het artikel reeds getypeerd.

Maar we zijn er nog niet. Lees maar:

Ik weet dat bijv. een blad als „De Reformatie" de kokarde harer gereformeerdheid goed laat zien in haar strijd tegen deze dialectische theologie. Barth en Brunner zijn hier de Ridders, die men met een forschen stoot uit het zadel meent te kunnen werpen.

We zullen er maar niet meer van zeggen, doch belangstellend verder lezen. Maar, ... zoo hooren we, maar

Maar is deze dialectische theologie niet eerlijker in haar houding ten opzichte van het schriftvraagstuk dan theologen, die meenen, dat zij voor de majesteit van het Woord Gods opkomen, en die tegelijk den voet zetten op een glibbei'ig spoor, waarop wij zoo licht kunnen uitglijden.

Het is toch wel interessant... De dialectische theologen, die de Schriftcritiek, naar eigen getuigenis, ten volle haar gang laten gaan, zijn eerlijker, volgens „De Wekker", dan gereformeerde exegeten, die tusschen wat de Schrift zegt, en wat de feiten leeren, a p r i o r i overeenstemming aannemen, en nu vragen, of zij steeds den bijbel goed hebben uitgelegd, inzake die „dagen" n.l.

Neem eens even aan, dat men inzake die „dagen" absoluut ongelijk heeft, als men Prof. Aalders' standpunt (de duur der dagen onberekenbaar) aanvaardt: welk kind proeft dan nog het verschil niet? Brunner erkent het goddelijk gezag der Schrift ALS SCHRIFT niet; het kan hèm dus volkomen koud laten, of de bijbel aan 6 maal 24 uur schijnt te denken. Hij g a a t u i t van de zekerheid, dat de Schrift en de feiten niét met elkaar kloppen, en slaapt daar geen moment onrustig om. En dat heet dan in Apeldoorn „eerlijk". Nog wel „eerlijker", dan wie onder erkenning van het gezag der Schrift, gaat exegetiseeren, en zijn meening voor beter geeft.

—S-1.-H» 321 ue schrijver in „De Wekker" galoppeert evenwel vroolijk verder. Hij heeft eerst zoo maar naast elkaar gesteld de H.H. Prof. Aalders, Prof. Ridderbos en Dr Schouten. Altemaal vanwege de „dagen"-exegese. Dat er tusschen deze drie een groot verschil bestaat, dat Prof. Aalders zoowel (om een bepaald onderdeel) Prof. Ridderbos, als (wegens ernstig meeningsverschil) Dr Schouten bestrijdt, dat hiudert hem niet; hij werpt alles door elkaar. En dat op zóó ontstellende wijze, dat hij, onmiddellijk achter de door ons geciteerde woorden, deze laat volgen:

Immers, waar het heengaat, als men het Bijbelsch wereldbeeld prijsgeeft, waar het heengaat, als men hier A. gezegd heeft, kan ons toonen een uitspraak van Emil Brunner, een theoloog, dien wij de evenknie van Barth kunnen noemen!

De enorme fout van het door-een-halen van „dagen "-exegese en „wereldbeeld" wreekt zich hier. Immers, nu wordt hier aan Prof. Aalders verweten, dat deze het bijbelsch wereldbeeld prijs geeft. Terwijl deze, juist in zijn strijd met Dr Schouten, op alle mogelijke manieren, en in ettelijke klare uitspraken, te betoogen staat, dat de bij bel geen wereldbeeld heeft...

Kan het armoediger?

Wij hebben evenwel nog iets op het hart, tegen dezen „Wekker"-redacteur. Wij houden hem vast, omdat wij dat voor het volk noodig vinden. We zullen evenwel voor het volgende nummer ook wat bewaren.

Karikatuurbeelden.

In „Ons Kerkblad" schrijft Ds Mr W. S. de Vries over de karikaturisten, die zich als critici der Gereformeerde Kerken opwerpen:

Men spreekt van veruitwendiging, wereldgelijkvormigheid, formalisme, verbondsmethodisme, vooronderstellende-wedergeboorte-drijven, achterstelling van de leer der verkiezing en verwerping, ethische tendenzen, enz. enz.

Het wonderlijke hierbij is, dat 't één met het ander in volstrekten strijd zou zijn, b.v. „verbondsmethodisme" en verlegging van het zwaartepunt in het gevoelsleven. Bovendien werd keer op keer onzerzijds met de stukken aangetoond, hoe volstrekt ongegrond en dus valsch al die aantijgingen zijn, terwijl men zelf, hoe dikwijls daartoe ook opgewekt, in gebreke bleef met argumenten te staven wat maar zoo klakkeloos werd beweerd.

Even later:

Van argumenten wordt geen of zoo goed als geen notitie genomen, en de goegemeente, die onze pers niet leest, krijgt door de gedurende herhaling van al die slagwoorden en algemeenheden den indruk, alsof er heusch van onze kerken geen goed woord te zeggen viel.

Ook dit: '

Het rechte inzicht in de belijdenis aangaande de kerk als kerk van Christus schijnt in steeds breeder kring teloor te gaan en de individualistische sectegeest tiert welig. Juist daarin blijkt een heerschen van het gevoelsleven over de door God in Zijn Woord geopenbaarde waarheden.

En bovendien, onderling in belijdenis zeer na verwante groepen schijnen allengs zóó van elkander te zijn vervreemd, dat de één den ander niet meer verstaat, en zelfs niet meer in staat is objectief en zuiver te beoordeelen. Men kent elkander nog slechts in carricatuur en verteert zijn kracht om dat carricatuurbeeld van eigen maaksel te bestrijden. Beide, de kennis en de liefde, die gelijkelijk voor gezonde kritiek onmisbaar zijn, schijnen te ontbreken.

De psychologische oorzaak daarvan heeft men wel hierin gezocht, dat zij, die met hun eigen kerkelijke positie verlegen zijn, er onwillekeurig toe komen daarvan de aandacht te willen afleiden door te wijzen op de splinters en vermeende balken in andersmans oog.

Dat behoeft nog geen onwaarachtigheid te zijn. Door zucht naar zelfbehoud en zelfverdediging gedreven kan men zichzelf allerlei vermeende gebreken bij anderen suggereeren. Ieder mensch is geneigd zichzelf schoon te wasschen en 't kwade eer bij den naaste te zien dan bij zichzelf. En zoo ontstaat er een soort hypnose, die alle zuivere waarneming en objectieve beoordeeling onmogelijk maakt.

Daarom baat de bestrijding van dit soort kritiek ook zoo bitter weinig. We behoeven niet te klagen: Gij wilt ons niet verstaan. Want men kan het niet meer. Het schijnt wel een massale hypnose, en de een warmt gedurig weer den ander op. Groepen, die onderling veel meer uiteenloopen dan zij en wij, zijn het roerend eens in het negatieve, de kritiek op de Gerefonneerde Kerken.

Tenslotte dit:

Maar één, die naar buiten een verkeerd voorbeeld geeft, bederft meer dan tien, op wie niets te zeggen valt.

Inderdaad, de p e r s o o n 1 ij k e houding beslist in deze dingen voor velen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's