GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Erotische.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Erotische.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

X. (Slot.)

Wij komen thans tot den samenhang, welke er bestaat tusschen het erotische en de sexualiteit.

Sprang er scheidt zeer scherp. Voor de jeugdigen zijn in den regel de voorvperpen der erotiek en der sexualiteit gescheiden. Toch bestaat er wel correspondentie, blijkende uit d© jaloezie, die bij en in erotische verhoudingen kan optreden.

Nu is er een nieuwere psychologische theorie, die beproeft over den genoemden samenhang uitsluitsel te geven, dat is de Psycho-analyse vaju Freud, die wel als een medische methode van behandehng, als Psycho-therapie, is ontstaan, maar toch wil zijn en zich ontwikkeld heeft als een algemeene psychologische „Entwicklungstheorie". Hier wordt echter de sam^enhang op deze vnjze gezien, dat alle geestelijke acten, dus ook de erotische acte, wordt beschouwd als een omvorming, een „sublimierung" van den geslachtsdrift, de libido, Spranger, wel het goede in vele opmerkingen exkennende, keert zich echter zeer sterk tegen de opvattingen van Freud en zijn school: „ Eine solche Psychologie ist nicht Tiefenpsychologie, sondern in Wiahrheit Oberflachenpsychologie." i) Neen, wat dit betreft, spreekt Spranger uit, dat vnj in de totaliteit der ziel de beide zijden aantreffen: de ideaalerotische en de zinnelijk-sexueele, en deze zijn gelijkelijk oorspronkelijk. Naar haar wezen zijn zij una eademque res, een en dezelfde zaak, maar doorleefd van twee verschillende zijden. In

het erotische beleven vervult zich eerst de zin der sexualiteit. ^)

Dit is dan metaphysisch beschouwd. Maar „entwicklung-psychologisch" staat de zaak anders. Dan scheiden zich erotiek en sexualiteit. D'an hebben wij aan de eene zijde het zuivere erotische, dat niet alleen niets weet van het sexueele; , maar daarvan zich angstig verre houdt in oneindige schuw en schaamte, omdat 't den hoogsten zin niet vervullen kan. Op dezen trap vinden wij dan jeugdige. Het erotische is dus geen functie van het sexueele, het sexueelo geen functie van het erotische. Echter behooren beide toch naar haar wezen tot één ervaringsgeheel. Zij gaan een tijdlang gescheiden om zich in het hoogtepunt van het tot bloei gekomen levend wezen te vereenigen. Zonder Eros is de vereeniginig tusschen twee menschen „seelènlos"; is zij zelfwegwerping en dwaling. Met den Eros is zij het hoogste, dat de mensch te geven heeft: de , „brautlicbe Umarmung" van twee „geistig-leiblicihen Formen".

Kan nu gesproken worden van een sexueelen nood der jeugdigen? Spranger schetst de toestanden, waaronder de jeugd in onzen tijd leeft, de verhoudingen, waaronder zij werkt, de omstandigheden, die op haar inwerlrén, ons welbekend, samengevat onder den naam „jeugdcultuur". Is daar de sexueele nood? Neen, zegt Spranger: hier bij deze jeugdigen kan van een subjectieven sexueelen nood in het geheel geen sprake zijn. Deze jeugd bevindt zich in dezen toestand heel wel. Dezen nood ondervindt meer de toeschouwer, als hij zich het toekomstige leven dezer jeugdigen, dat uit zulk een wortel moet opbloeien, voorstelt. Hier bereidt zich voor j, den Untergang des Abendlandes".s) Toch is er een werkelijke sexueele nood der jeugdigen. En wel hierin bestaande, dat de problema-

tiscbo verhoudingen der tegenwoordige kuituur vooral, in verband met het verhoogde „Triebleben", den psychischen weerstand zeer verzwakt hebben. Er is geen plaats meer voor frissche idealen^ voor een doelbewust arbeiden, voor een levensgeloof hetzij in het , jDaesseits", hetzij in het „Jenseits", Deze sexueele crisis staat dus in verband met de algemeene „Gemuts-und Seelenkrisis". En het gevolg daarvan is een onderliggen in den Strijd.

Wat tot sterking i n d e z en b an gen s t r ij d te doen? Men beveelt sport-en 1 i c h a a m s-cultuur aan als gezonde ontspanning. Dit middel helpt alleen niets. Dat zal, zegt Spranger, ieder moeten toegeven. Is het moderne sportleven niet doortrokken van allerlei sexueel gekleurde opwindingsmomenten? Men beveelt een vroeg huwelijk aan. Maar voor het huwelijk moet men niet alleen corporeel, maar ook naar de ziel rijp zijn. Neen, alleen door groote dingen, die de ziel geheel vullen, kan den sexueelen nood tegenstand geboden worden. En ideze vindt de ziel in d © ©cht© Erotiek, die voor een zinken in het vuile en gemeene behoedt. Het gansch© zieleleven van den mensch behoeft „Eurhythmie" en „Harmonie". Aan den opbouw van de gansche ziel moet gearbeid worden, aan den oj)bouw van het ideaaü en van het erotische in zich. Dat is geen , jSatz" uit de ethiek, maar ©en zuiver psychologisch© fixeering. *)

W. Stern stelt, dat erotiek en sexualiteit wel en ongeveer gelijktijdig bij den jeugdige ontwaken, maar dan als tegenovergestelde polen zijner persoonlijkheid. Zij doorloopen ten deele een g©h©©] gescheiden ontwikkeling en streven slechts langzaam en onder velerlei hindernissen naar elkander toe. 6)

Schlemner sluit zich aan bij een uitspraak van Spranger, dat eerst in den erotischen toestand der ziel, die immers een phantasiebeweging is, het

sexueele zijn zinledigheid verliest, zijn wezenlijke beteekenis en „Durchleuchtung" verkrijgt."«)

Het is opmerkelijk, dat in onzen tjd zoo de nadruk'gelegd wordt op het erotische. Eenerzijds kan men dit als een verblijdend V e r s c h ij n s e 1 aanmerken. Men heeft genoeg van hgt platte Materialisme, van het grof-zinnelijke. Men heeft geanalyseerd, den mensch in stukken gesneden. Dit alles heeft niet bevredigd. De mensch heeft ook een psychische zijde. De mensch kan niet in het stoffelijke, het corporeele, alleen zijn bevrediging vinden. Zijn geest vraagt' iets noogers. Dit hoogere wordt nu in de moderne psychologie in het erotische gesteld. Dat geeft de wijding. Dat geeft de hoogere eenheid, waarin de mensch als geestehjk-zinnelijk wezen zich pas geheel kan uitleven. Wij kunnen over dezen ommekeer der gedachten dankbaar zijn.

Maar anderzijds liggen hier ook groote gevaren. Niet zonder oorzaak plaatst F. W. Foerster boven een zijner hoofdstukken van zijn werk j, Sexualethik und Sexualpadagogik" het opschrift: „Der übertriebene Kultus des Erotisch en" (De overdreven cultus van het erotische").') Er is hier iets zwoels! 'De verwekking van kinderen moet steeds in een maximum van erotisch© spanning geschieden. Het is een misverstand bij de moderne sexueel-naturalisten, alsof de hoogste sexueele vervulling ook gelijk van inhoud is met de hoogste uitleving van menschelijke kracht. Is niet de bewaarde, beheerschte, en op andere terreinen van het zieleteven overgeleide erotische kracht ongetwijfeld een verreweg machtiger en invloedrijker levensverschijnsel, niet alleen voor den enkelen persoon, maar ook VOOT het geslacht? De erotische kracht heeft voorzeker haar grocte beteekenis en zegen en zonder werkelijke liefde zal ook het sexueele niet bevredigen, maar dezse kracht moet steeds in verbinding staan met de andere krachten der ziel, gegeven in verstand, gevoel en wil. De erotische kracht, en wij zijn het daarin met Foerster eens, moet niet zoo eenzijdig in het middelpunt van het leven geplaatst worden als tegenwoordig geschiedt. Daardoor wordt onvrillekeurig de voorstelling gewekt, alsof de andere nog hoogere krachten en goederen, welke God aan den mensch gegeven heeft, moeten wijken voor de dictatuur van het erotische en daaraan ondergeordend zijn. En dit moet vroesger of later onafwijsbaar leiden tot de degeneratie van den Eros. Daarom kunnen de jeugdigen alleen hierin troost en hulp vinden, een juiste levenshouding, wanneer hun bijgebracht wordt, dat de erotische bevrediging niet als de levensbeslissende gebeurtenis mag opgevat worden, maar moet hun blik veelmeer op de overwegende beteekenis van andere levenswaarden gericht worden. De sexueele sfeer staat ook nog onder andere wetten, heeft ook nog anderen inhoud, bezit ook nog een ander levensideaal. En dit hoogere is niet aan het leven toegekomen door het Humanisme, hetzij in den vorm, die het oude Grioktenland, hetzij in den vorm, die de moderne wijsbegeerte daaraan heeft gegeven.

De oude Christelijke Ethiek bemoeit zich daarom niet alleen met de belangen van het gemeenschapsleven en met het heil der ziel, maar waar zij het erotische en het sexueele stelt onder de wet 'des Heeren, geeft zij daarbij aan beide ook het onontbeerlijke fundament. Hier toont de Christehjke liefde, de caritas, al haar kracht. Deze caritas existeert in God. En voor den jongen en het meisje, voor den man en de vrouw bestaat zij in de „Nachbildung" der liefde, die haar paradigma, haar voorbeeld heeft in Christus en Zijn gemeente, s)

Dan zien we ook, 'en we sluiten ons hierbij aan^ bij wat D: r J. Water ink aan het slot van het hoofdstuk: „Erotiek en Sexualiteit" in zijn boek: „De opvoeding tot het huwelijk" zegt 3), „dat d© in hoogeren zin ideale verhouding tusschen man en vrouw in het huwelijk ©en hechtere basis moet hebben dan het puur menschelijke", dat in de beschouwingen omtrent het erotische ©n het sexueele der modeme psychologen naar voren treedt Jong en oud, jongen ©n meisje moet gebonden worden aan de orde Gods. Liefde moet rusten in de orde Gods. En het erotische en het sexueele in haar onderscheiding en eenheid i") moeten daaraan onderworpen zijn. En het gebonden zijn aan die orde Gods is door het geloof. En daardoor leeft oofc de hoop. Maar de meeste is de liefde.


1) E. Spranger, „Psychologie des Jugendalters", pag. 134. Leipzig, 1928.

2) Idem, pag. 134.

3) Idem, pag. 137.

4) Zie het geheele hoofdstuk: „Der Zusammenhang von Erotiek und Sexualitat" in het genoemde boek van E. Spranger, pag. 128 v.v.

5) W. Stern in „Erziehungsprobleme der Reifezeit", pag. 59. Leipzig, 1925. Zie ook W. Stern, „De Puberteitsleeftijd", pag. 34 v.v. Wolters, Groningen, Den Haag, 1928.

") H. Schlemner, „Die Seele der jungen Menschen im Entwicklungsalter", pag. 39. Stuttgart, Heilbronn.

') Fr. W. Foerster, „Sexualethik und Sozialpadagogik", pag. 62—78. Kempten und München, 1919.

') Zie hierover de streng-logische studie van Dr H. Scholz, „Eros und Caritas", die platonische Liebe und die Liebe im sinne der Christentums. Halle (Saaie), 1929.

°) Dr J. Waterink, „De Opvoeding tot het huwelijk", pag. 125. Wageningen. Wij sluiten ons ook aan bij vrat door den auteur te dezen opzichte gezegd wordt over de verscheidenheid der sexen ten opzidhte van de erotisoh-sexueele eenheid, pag. 121 v.v.

") Men zie voor de critiek, die uitgebracht wordt op Spranger's scheiding tusschen erotiek en sexualiteit, waardoor de organische samenhang tusschen beide, zooals die in het leven voorkomt, uit het oog verloren wordt, o.a. R. Lagerborg, „Die platonische J-iebe", pag. 181 v.v., pag. 188 v.v. Leipzig, 1926.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Erotische.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1933

De Reformatie | 8 Pagina's