GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Calvinistenbond.

Dr W. A. V. Es schrijft in „Leeuwarder Kerkblad":

Om saambinding te zoeken hebben mannen van verschillende kerkelijke richting een Calvinistenbond gesticht. Daartegen wordt bezwaar gemaakt, omdat onder de nam^en der leden ook gevonden worden bijv. die het met de beslissingen van Assen niet eens zijn.

Ik veroorloof mij de opmerking, dat „saambinding zoeken" niet het eenige doel was. Dat was óók: leiding geven, studieclubs oprichten, brochures geven, enzoovoort. Men mag dit laatste niet vergeten, wijl het de zaak in een ander licht plaatst.

Dr van Es vervolgt:

Wij zijn geen lid van dezen bond. Reeds de afgelegenheid van Friesland maakt het moeilijk om aan al zulke bewegingen deel te nemen. Daarom gaat ons de kwestie niet rechtstreeks aan. Toch rijst bij ons de vraag: is een bond van Calvinisten hetzelfde als een Gereformeerde Kerk, zoodat aan het lidmaatschap van beide zoowat dezelfde eischen moeten worden gesteld? Dit zou er toe leiden, dat alleen leden van de Gereformeerde Kerken lid van zulk een bond zouden kunnen zijn, en bond en kerk in elkaar moesten opgaan.

De vraag, die bij Dr van Es gerezen is, kwam bij mij nog nimmer op. Bij niemand ook van die ik ken, en las. Ik zou niet graag een bond hebben, die hetzelfde was als een Gereformeerde Kerk, en heb dat ook duidelijk uitgesproken. Ik weet ook niemand, die gewild heeft, dat de bond zou lijken op een Gereformeerde Kerk, laat staan: hetzelfde zou zijn.

We lezen verder:

Het gebruik van den naam „Calvinist" is in den laatsten tijd onder ons vrij algemeen geworden. Oude Gereformeerden wilden van zulk een benaming niets weten, en protesteerden er zelfs tegen. Vergissen we ons niet, dan ging de benaming meer van onze tegenstanders uit, en met name van het Engelsche methodisme, dat de leer der predestinatie als „Calvinistisch" bestreed.

Zoo lezen we bijv. bij Petrus de Witte in zijn „Catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus" — een boekje destijds op onze colleges krachtig door niemand minder dan Dr A. Kuyper aanbevolen: e druk, dien wij bezitten is van 1690, en het was de , 31ste druk — in een aanhangsel bij de uitlegging van den naam Christus (bl. 247): Mag men niet naar den naam van eenige menschen genaamd worden"? En dan is zijn antwoord: Neen, te weten in het geestelijke. Het is tegen de Schriftuur (1 Cor. 1:12, 13, 3 : 4) daar is maar één Heer, Ef. 4:5. 't Is sectarissen en scheurmakers eigen". En later (bl. 248): Willen we wel Calvinisten geheeten worden? " En het antwoord luidt dan: Geenszins. Want wij kunnen Calvinum niet erkennen voor ons hoofd, wij hebben in zijn woorden niet gezworen. Hij was een gezegend instrument, van God gebruikt in de Reformatie, doch , een mensch die feilen kon". En dan weer: Wel, hebt ; gij uw leer niet van Calvijn, en gevoelt gij u niet met hem? " Antwoord: Wij hebben onze leer uit Gods Woord, en hoewel wij gevoelen, gelijk hij, doch naar Gods Woord, daarom moeten we naar zijn naam niet ; genaamd zijn. Wij gevoelen met Paulus, maar mogen daarom niet Paulinen of Paulisten worden genaamd (1 Cor. 1:12)". Zoo sprak Petrus de Witte. Wij zijn , dan ook geen Calvinisten-, of Calvinistische, maar i Gereformeerde Kerken. In Engeland heeft men „Calvinistische" kerken. Zoo had er ook een haar afgevaardigden op de Synode te Middelburg.

In een „bond" van „Calvinisten" mogen dan ook o.i. echter geheel andere eischen voor het lidmaatschap gesteld worden dan voor het lidmaatschap of zelfs predikambt van en in een Gereformeerde Kerk. Dit hangt af van het doel, dat men met zulk een bond beoogt, en wat men onder „Calvinisten" verstaat.

Wij zijn het hiermee volmaakt eens, en zijn het ook altijd daarmee eens geweest; en hebben het ook gezegd.

Voorts: ' .

Zou men werkelijk als Gereformeerde Kerken het I in alles met die „Calvinistische" methodisten-kerk, 1 die op de Synode te Middelburg als zusterkerk werd 1 begroet, eens zijn, ook zelfs wat de Schrift-leer be-1 treft? We hopen het; doch dat we er zoo zeker van I zijn, zouden we toch niet durven zeggen. En zoo ook I met al die andere bijv. Schotsche kerken, waarmede 1 we zelfs als kerken correspondentie oefenen? 1

Alles volkomen juist. Het slaat evenwel niet op de I door ons uitgebrachte critiek; wij hebben trouwens in I Nederland geen bond, die met kerken zich verbonden 1 heeft, en hadden dus zoo'n ding evenmin te bestrijden I als op het punt van aanbeveelbaarheid te onderzoeken. I

Eindelijk: I

We meenen, dat we in dit opzicht voorzichtig moeten I zijn, en men het goede, dat in saambinding schuilt, I niet licht in verdenking behoort te brengen, door on-I nadenkend overbrengen op een bond, die geen bepaald I k e r k e 1 ij k doel nastreeft, van datgene, dat op I k e r k e 1 ij k terrein thuis behoort. |

Wij meenen dat ook. I

We zouden de booswichten evenwel wel eens willen I lïèn, die dóór zulk „onnadenkend" „overbrengen" op I

een „bond" van „datgene, wat op kerkelijk terrein thuis behoort", iets goeds „in verdenking brengen".

Zoodra wij ze ontmoeten, zullen wij ze gaarne helpen bestraffen.

Maar, als gezegd, tot nu toe hebben wij er niet één ontdekt.

Noch in „De Reformatie", noch daarbuiten. Wij zouden tegen zulk een overbrengen onze stem onmiddellijk verheffen.

Want „overbrengen" van dingen van het ééne terrein op het andere, — dat is: „ombrengen".

Het troost ons dus, dat onze critiek tot nu toe niet werd bestreden, ook hier niet.

Tenzij men meenen mocht, dat dit geschiedt in onder-: staand ingezonden stuk van Prof. Hepp, opgenomen in „De Heraut":

•Hooggeachte Redactie,

Naar aanleiding van de jongste bestuursvergadering van den Bond van Gereformeerden (Calvinisten) in Nederland is op dien Bond wederom critiek geoefend. Het ligt niet in mijn bedoeling den Bond tegen deze critiek uitvoerig te verdedigen. De ervaring leerde mij, dat polemiek daarover vrij onvruchtbaar moet worden geacht. •

Gaarne zou ik echter een paar opmerkingen maken. 1. Een lid van het bestuur, dat tijdens de laatste vergadei'ing bedankte, achtte het oorbaar aan wat daar werd besproken publiciteit te geven. Zijn voorlichting in de pers is echter uiterst subjectief en daardoor hoogst eenzijdig, zoodat zij te weinig betrouwbaar is, dan dat anderen daaruit conclusies zouden kunnen trekken.

2. Zijn mededeeling, dat Ds J. C. Aalders, Dr J. van Lonkhuijzen en Dr J. G. Ubbink geen deel meer uitmaken van den Bond, is juist, gelijk trouwens uit een binnenkort te verwachten officiëele publicatie zal blijken.

3. Het voorstel om de formuleering van den grondslag van den Bond in de Statuten te vrtjzigen, moest m.i. worden afgewezen, omdat deze formuleering als voldoende moet worden beschouwd. Art. 2 luidt: „Deze vereeniging aanvaardt als haar grondslag de Heilige Schrift en mitsdien de Nederlandsche Geloofsbelijdenis, den Heidelbergschen Catechismus en de vijf artikelen tegen de Remonstranten, enz". Voor de Gereformeerde Kerken boden de Schrift en de Drie Formulieren van Eenigheid genoegzamen grond om op haar Synodes dwalingen als van Dr J. G. Geelkerken en Dr J. G. Ubbink te veroordeelen. Zou zulk een grondslag voor een niet-kerkelijke vereeniging als de Bond van Gereformeerden (Calvinisten) immers is, dan te ruim zijn om haar Gereformeerd karakter te kunnen handhaven?

4. Wat mijn persoonlijk standpunt betreft: de leidende beginselen, waarvan ik sinds 1922 bij mijn propaganda voor een Nationale en een Internationale Culvindstische organisatie uitging zijn tot op den huldigen dag ingeen enkel opzichtveranderd. Ondanks de veranderde omstandigheden is er in den tegenwoordigen Bond van Gereformeerden (Calvinisten) niets, wat de toepassing van die beginselen in den weg staat.

Met zeer vriendelijken dank voor de plaatsing.

Hoogachtend,

Amsterdam, 14 Oct. 1933.

Uw dnr V. HEPP.

Wij spreken thans niet meer hierover. Onze lezers moeten er maar eens een week over nadenken. Volgende week geef ik dan zelf mijn meening.

De schildpad in de N.C.RV.

Onder het opschrift „De schildpad steekt de kop uit", schrijft de heer H. Algra in „Leeuwarder Kerkbode":

Het is al uitgekomen, zooals ik gedacht had: dominee Karres van Apeldoorn heeft het bestuur van de Christelijke Radiovereeniging met een kluitje in het riet gestuurd. Het ging bij het Apeldoornsche comité om heel wat anders dan om planken, te eenzijdig door Gereformeerden geleverd. Het comité is nu voor het voetlicht gekomen; heeft zijn grieven en wenschen aan het bestuur van de N.C.R.V. toegezonden en meteen in de liberale „N.R.C." gepubliceerd. En onze grief, dat het comité anonieme berichtjes in de kranten zette, zonder openlijk voor den dag te komen, is dus nu vervallen. We weten nu eindelijk na maanden wachtens toch wie het zijn en wat de heeren willen.

In de publicatie staan ware dingen. Er staat b.v. in, dat er duizenden Hervormden lid zijn van de A.V.R.O., terwijl ze eigenlijk bij de N.C.R.V. behoorden. Dat was trouwens wel bekend. Zware orthodoxe dominees uit Amsterdam hebben op protestvergaderingen van de A.V.R.O. wel redevoeringen gehouden tegen het zendtij denbesluit, waarbij de N.C.R.V. het deel kreeg, dat haar toekwam. Die heeren ijverden toen voor een verdeeling, waarbij de A.V.R.O., de „neutrale" vereeniging, de geheele week den besten zender tot haar beschikking zou hebben, terwijl de andere omroepvereenigingen dan den minder goeden zender maar onder zich moesten verdeelen.

Waarom zijn deze orthodoxe menschen lid van de A.V.R.O. en niet van de Christelijke vereeniging? Dat is de schuld van de Gereformeerden. Natuurlijk! Er zitten teveel Gereformeerden in het dagelij ksche bestuur. De heele leiding is te Gereformeerd.

En hoe moeten die Avro-menschen nu lid gemaakt worden van de N.C.R.V.? Het comité in Apeldoorn, dat werkt met moreelen steun van den Hervormden kerkeraad aldaar, weet den weg.

Zij verzoekt n.l.:

Het karakter der vereeniging, door wijziging van haar statuten en het huishoudelijk reglement en door haar uitzendingen (met name van de kerkdiensten) zoodanig te willen veranderen, - dat de vaderlandsche kerk in vertegenwoordiging en rechten niet gelijkgesteld worde met de Gereformeerde Kerken, of welke Kerk ook, doch haar de positie te willen verleenen, die haar krachtens haar historisch verleden en de getalsterkte harer belijders, die met den grondslag der N.C.R.V., omschreven in artikel 2 der statuten, geacht kunnen worden in te stemmen, toekomt.

Practisch komt dit verzoek hierop neer: de Gereformeerden moeten hun plaatsen ontruimen; de vereeniging moet een overheerschend Hervormd karakter dragen, en dan zal men trachten, die orthodoxe A.V.R.O.-leden te hekeeren van de dwaling huns wegs. Of die duizenden dan komen, dat moet men afwachten. Dat kan het Apeldoomsch comité ook niet belooven. Maar Apeldoorn redeneert zoo: als die duizenden orthodoxen, die in de neutrale vereeniging zitten, ook lid waren van de N.C.R.V., wat waren de Hervormden dan numeriek sterk in de N.C.R.V.! Nu zijn ze numeriek nog niet zoo sterk, maar als de Gereformeerden eerst maar eens terug gezet worden, misschien komt dat dan wel zoo. En daarom: wijzigt het karakter van de N.C.R.V.!

Er staan echter veel dwazer dingen in dit epistel. De vaderlandsche kerk mag in vertegenwoordiging en rechten niet gelijk worden gesteld met de Gereformeerde Kerk. Dat is pure onzin. De Hervormde Kerk heeft in de N.C.R.V. geen rechten en de Gereformeerde Kerken ook niet. Alleen de leden der vereeniging hebben rechten, onverschillig tot welke Kerk zij.' bïehooren. Alleen hebben Gereformeerde Kerken de^uïaten benoemd voor de radiokerkdiensten en die deputaten hebben van de N.C.R.V. ongeveer om de twee weken gelegenheid gekregen om over haar zender een kerkdienst uit te zenden. En de onkosten, die de N.C.R.V. deswege had, zijn althans tot de Synode van Middelburg toe, altijd tot den laatsten cent toe betaald. En als dan zoo'n uitzending had plaats gehad, verzoekt de omroeper, de blauwe busjes wel te bedenken, die mede dienden, om de uitzending van kerkdiensten te bekostigen. Nooit heeft hij gezegd: „om andere dan Gereformeerde kerkdiensten te bekostigen".

Met deputaten van de „vaderlandsche" kerk had de N.C.R.V. niet zulk een regeling. Want deze kerk heeft geen deputaten voor zulke uitzendingen benoemd. En om nu te voorkomen, dat de leden van de vaderlandsche kerk nooit een preek van hun dominees door de radio zouden hooren, is er een commissie benoemd, die daarvoor zorgde. Maar dit ging geheel buiten de vaderlandsche kerk als zoodanig om. Nu wil het Apeldoomsch comité, dat aan de Herv. Kerk een bevoorrechte positie zal worden verleend. Maar hoe moet dat geschieden? Moet de Synode leden benoemen in het bestuur? En aanvrijzen, welke dominees voor de radio zullen preeken? Dominee Boers, de conmiunist van Roordahuizen b.v., of Dr Snethlage of de Hervormde dominee, die de anti-militairistische propaganda in ons land leidt? Zij allen hooren tot de „vaderlandsche" kerk!

Ik geloof, dat, als men de Hervormde Kerk zulk een machtspositie zou verleenen in de N.C.R.V., de uitzendingen dan spoedig een. even onstichtelijk en ergerlijk beeld zouden geven als de chaotische toestand in de kerkengemeenschap, waar de eene dominee den, Christus der Schriften verkondigt en de ander even vrij en ongehinderd zijn liefde tot het communisme belijdt

Misschien denkt iemand, dat de lieden van Apeldoorn het een beetje anders hebben bedoeld. Dat zij alleen maar bedoelen, dat men reglementair tweeërlei leden zal onderscheiden, n.l. zij, die behooren tot de Hervormde Kerk, en die het in de vereeniging voor het zeggen moeten hebben, en andere leden, die hun contributie mogen betalen, en verder afwachten, wat voor aandeel in de rechten er voor hen nog overschiet?

Als ze dat bedoelen, dan hebben ze het erg onnoozel gezegd, hoewel ze er maanden over gestudeerd hebben. Want er staat duidelijk: aan de vaderlandsche kerk (dus niet: aan de leden van de vaderlandsche kerk) moet een positie worden verleend, o.a. ook in overeenstemming met het aantal Hervormden, die lid van de N.C.R.V. zouden kunnen zijn, als ze niet bij duizenden waren aangesloten bij de A.V.R.O. Wij zijn eenigszins uitvoerig op dit dwaze drijven ingegaan, omdat het een vervelende geschiedenis begint te worden in ons land: de Gereformeerden mogen wel een zaak mee op touw zetten, in de zware jaren in den strijd voorop gaan, maar dan moeten ze wijken voor de Hervormden, ook voor de duizenden, die tot nu toe de zaak hebben bestreden. En daar bedanken vnj voor.

Deze auteur zegt geen woord te veel.

Het is daar een wonderlijke mentaliteit in Apeldoorn; en herinnert zich nog wel het dwaze geval met den erkeraad, die een ouderling lastig viel, die het gewaagd ad op Dr Colijn te stemmen, en vooraf te publiceeren, dat hij het van plan was.

Moge de N.C.R.V. zich door dezen geest, die, gelukkig, ele Hervormden zelf tegen zich heeft, niet laten vereiden.

Lnther over bijbelvertalen.

In het „Algemeen Weekblad" geeft T. v. Buul een rtikel: „Luther als Vertaler". Daarin lezen we, hoe oeilijk het is, goed te vertalen, en dan vervolgens:

Ook Luther heeft dit ondervonden. En nu is het de moeite waard, te lezen, wat hij over deze moeilijkheid van het vertalen heeft gezegd in zijn „Sendschreiben vom Dolmetschen". Hij schrijft daar eerst:

„Ik heb mij beijverd, zuiver en duidelijk Duitsch te geven. Het is ons wel gebeurd, dat wij veertien dagen, ja drie, vier weken, naar een of ander woord zochten en vraagden, en het dan soms nog niet vonden. In 't boek Job werkten wij zoo, M. Philipp, Aurogallus en ik, dat wij in vier dagen nauwelijks drie regels konden klaar krijgen. Nu het verduitscht is en gereed, kan een ieder het lezen en bevitten; nu doorloopt iemand met één oogopslag drie of vier bladen zonder één keer te blijven steken; hij wordt echter niet gewaar, wat een steenen en struikelblokken er hebben gelegen, waar hij nu overheen glijdt, als over 'n gladgeschaafde plank, terwijl wij moesten zweeten en ons aftobben, eer wij die steenen en struikelblokken uit den weg konden ruimen, opdat men gemakkelijk zou kunnen voortgaan. Het is goed ploegen, als de akker gereinigd is; maar het bosch en de boomstronken uitroeien en den akker toebereiden, daar wil niemand aan."

En dan gaat hij verder:

„Men moet niet aan de letters in de Latijnsche taal vragen, hoe men Duitsch moet spreken, maar men moet het de moeder in huis, den kinderen op straat, den gemeenen man op de markt vragen; naen moet aan hun mond zien, hoe zij spreken, en daarnaar vertalen; dan zullen ze het verstaan en bemerken, dat men Duitsch spreekt. Bijvoorbeeld: het Latijnsche Ex abundantia cordis os loquitur is, op zijn Duitsch gezegd, niet: „Uit den overvloed des harten spreekt de mond". Welk Duitscher begrijpt zoo iets? Wat voor Duitsch is „overvloed des harten"? Dat zou geen enkel Duitscher zeggen, of hij moest bedoelen, dat iemand een al te groot hart had, of te veel hart had; hoewel ook dat nog niet juist zou z; ijn. Want „overvloed des harten" is geen Duitsch, evenmin als: overvloed des huizes, overvloed des kachels, overvloed der bank. Neen, de huismoeder en de man uit het volk zeggen: „Waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over". Dat is goed Duitsch gesproken; dat is het Duitsch, waar ik naar heb gestreefd, en dat ik, helaas, niet overal heb bereikt of getroffen, want de Latijnsche letters belemmeren iemand uitermate in zijn streven om goed Duitsch te spreken."

Ook de taal van Calvijn is altijd frisch en krachtig en uiterst „modem". Wie weiarlijk de geschriften der kerkhervormers kent, die constateert met verbazing, dat wie tegenwoordig de „vaderen" boven andere schepselen zeggen te volgen, reeds door hun wonderbaarlijk taai-gebruik zich mijlen ver van hen verwijderen. Hun taal kent geen band aan het „levende heden"; alzoo stond het met de „vaderen" niet.

Snoepgodsdiens.

„Die Kerkblad" bevat een preek van Ds P. G. W. Snyman over „Christus se eis vir die ware dissipelskap"; tekst is: uk. 14 : 25—35. We lezen daarin iets over „snoepliefde" en „snoepgodsdiens":

1. Haat — omdat daar onder die skare is wat hulle self uit 'n onrein hart en ongodvrugtig so intens lief het en hulle self só soek, dat hulle die Here Jesus volg net om daaruit vir huUeself persoonlike voordeel te trek; ornaat hulle meen dat hulle, deur die Her» Jesus te volg, tenminste nie materiële skade sal IT nie en tydelik geseën sal wees. Dis hierdie klas mens wat homself BO Jesus Christus lief het en nou net uitwendig aan Hom MEER liefde wil betoon. ST soek homself en nie die Here nie. So leef menige Christen ook vandag Christelik-godsdienstig net om nie gestraf of besoek te word nie, net om voorspoedig te wees en die seënbeloftes van die Skrif te soek. Hulle volg Christus nie omdat hulle Hom lief het bo hulself nie, maar omdat hulle hulself lief het bo Hom — omdat hulle hulself hierin nie haat nie. Dis hierdie soort Christen wat vir die Here net snoepliefde het. Eintlik het hy net homself lief, maar as hy daar voordeel by kan kry om aan die Here liefde te betoon, dan sal hy van sy selfliefde snoep en dit vir sy Heiland gee. En die Here Jesus is nie net waaragtig mens nie maar waaragtig God geopenbaar in die vlees. Jy kan, jy mag Hom nie liefhê met 'n skepselliefde soos wat jy jouself lief hel nie. Jy mag God nie liefhê met die tweede groot Gebod nie. Hoeveelteminder dan mag jy Hom naloop met af treklief de, met selfsugtige snoepliefde! Nee jy moet Hom liefhê met Skeppersliefde, liefde vir die Herskepper, wat nie jou nie en geen skepsel nie, as Hom alleen toekom. Dis di» liefde na die eerste en groot Gebod, met jou hele hart, met jou hele siel en met jou hele verstand en met al jou kragte. En hiervan mag jy nie vir jou self steel of vir 'n skepsel gee nie.

En daarom eis die Here Jesus onverbiddelik, haat jouself hierin. Haat die gestoelde liefde by jouself wat jy My ontroof het; haat die snoepliefde wat jy soos roofgoed krampagtig vaskleef.

Even later over „snoepeer":

Hulle volg Christus nie omdat hulle Hóm eer nie, maar omdat hulle self eer bo Hom — omdathuUe hulself hierin nie haat nie. Dis hierdie klas mens wat die Here eer met 'n snoepeer. Kan hy meer eer kry deur die Here te eer dan sal hy van sy eer snoep en die Here daarmee uitwendig vereer.

So is daar ook menige Christen wat hom ook onder die gemeente tel, terwyl hy al die tyd krampagtig sy eie leer en sy eie beskouings daarop nahou, sonder om hom van Christus te laat leer en lei. Dit moet draai om s y leer en sy beskouings, nie om Christus s'n nie! Dis 'n gierige onderwerping en 'n selfsugtige gehoorsaamheid wat alle ware dissipelskap onwaardig is.

Daarom eis die Here Jesus onverbiddelik, haat jouself hierin. Haat die gesteelde eer wat jy Hom ontroof het; haat die snoep-eer wat jy soos 'n roof eersiek vashou! — Het u Heiland Hom ooit self vereer?

Zulke dingen hooren we ook bij ons. Maar misschien zal meer dan één het teekenende woord, vooral nu hij het Afrikaansch moet spellen, makkelijker onthouden, en den zin ervan bewaren, dan wanneer hij gelijke gedachten, leest in preekstoel-hollandsch.

OoisMet-godsdiens.

Dezelfde schrijver zegt in dezelfde preek:

Haat! — omdat daar bale is wat die Here Jesus wou volg net omdat sy pa of ma of broer of suster of vrou of Hnd, die Here Jesus gevolg het; omdat bulle meer liefde het vir, en huUe meer onderworpe gevoel aaa pa of ma, broer of suster. Nie om Jesus Christus se ontwil nie, maar meer om die ontwil van vaders en moeders en broers en susters, vrou en kind!

Ks oorskiet-liefde, oorskiet-eer en oorskiet-gehoorsaamheid. So is daar vandag menige wat net uit hulle liefde vir hulle ouers, net om pappie en mammie nie seer te maak of swaar aan te doen nie, kerk-toe gaan of belydenis doen. Dis walglike oorskiet-liefde wat niemand vaa 'n mens eers wil ontvang nie — hoeveel minder ons heilige God. Oorskiet-kos gee jy vir jou hond; en baie wil oorskiet-liefde vir die Here gee. Dis walglike minagting.

Men lette op het woord „omdat", en make er niet iets anders van. Want een preek tegen de traditie, en tegen pappie en mammie, en het volgen van hèn in de navolging van Christus, heeft de schrijver natuurlijk niét bedoeld.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's