GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

/' De vertiouding van de Ctiristelijke Politiek / tot de wereldsche, door A. Janse. Uitgave: N. V. „De Graafschap" te Aalten.

Een zeer belangwekkend geschrift, getuigend van des schrijvers zeer groote belezenheid.

Terwijl ook aan den vorm der uitgave en de nauwkeurige correctie (zij het ook zeer royaal van hoofdletters voorzien!) een woord van lof niet mag worden onthouden.

En voor wie systematisch een juisten kijk heeft op de principiëele verhoudingen, speciaal van onze Antirevolutionaire partij tot de Kerstengroep; is het een werk, waarin een schat van gegevens te vinden is, tot staving van zijn standpunt. Zelfs ügt m.i. hierin hel hoofdmoment van dit boek, waarin op meesterlijke wijze de doorwerking van het anabaptisme in ons volk wordt besproken en aangetoond.

Wie echter uit dit werkje zich te dien aanzien voor het eerst een meening wil vormen, zal, ondanks het feit dat de schrijver in een voorwoord een schema van zijn betoog deed voorafgaan, daaruit niet gemakkelijk bereiken, datgene, wat noodig is, om niet maar eenige bezwaren tegen die strooming in te zien, doch zich een duidelijk belijnd standpunt te vormen.

Zulks niet alleen, omdat het werkje zelf niet geheel aan het voorwoord beantwoordt, doch óók, omdat de overvloed van gegevens voor den op dit terrein niet georiënteerde het gevaar oplevert, dat vanwege de boomen het bosch niet wordt waargenomen. Daar komt bij, dat men zich hier en daar aan den indruk niet kan onttrekken, dat onder een bepaald systeem gebracht worden feiten, die daarin niet thuis behooren. Zoo wordt b.v. Daniël, de onderdaan, in den antieken staat van den heidenschen absoluten monarch Nebukadnezar, wien, als regeerend bij de graüe Gods, Daniël tot de van God gestelde grens moest gehoorzamen, als voorbeeld van politieke samenwerking genoemd.

Voorts is niet bevorderlijk, dat niet steeds het zelfde begrip door hetzelfde woord gedekt wordt; gelijk b.v. de termen „christelijke politiek" en „christelijke overheid" in meerdere beteekenissen worden aangetroffen. Zoo heet, om een voorbeeld te nemen, op bladzijde 2 „christelijke overheid": die overheid, die Christus als den koning der koningen erkent. Vijf bladzijden verder echter wordt met den naam „christen-overheid" gesierd, de überale overheid, die de afgescheidenen vervolgde. Terwijl toch ook de schrijver dit optreden uitteraard niet als uitvloeisel wil rekenen van een „hartelijke begeerte om naar de schriftuurlijke beginselen te regeeren".

Zoo noemt de schrijver christelijke politiek: Christus erkennen als den souverein over alle politiek. Elders wordt als christelijke politiek aangediend: het optreden der stadsoverheden, die de plakkaten niet scherp doorvoerden, doch dezelve door de aangeklaagden tijdig te waarschuwen, saboteerden.

In het bovengenoemde schema van des schrijvers uiteenzetting in zijn voorwoord geboden, wordt betoogd, dat de antithese niet moet gesteld tusschen christelijke en wereldsche politiek, doch tusschen de christelijke politiek en de afgoderij in de wereldsche.

Deze tegenstelling kan en móét in haar consequentie, naar het cns voorkomt, leiden tot een negatieve critiek. Laat de wereldsche politiek haar gang gaan tot de christelijke criticus du haut de sa grandeur daarin afgoderij ontdekt, maar zoo raakt onze positieve taak in de verdrukking.

De schrijver brengt de volgende twee schriftuurlijke gegevens naar voren:

a. de absolute eisch van Gods Verbond voor Zijn volk om den Heere te dienen met alle krachten en op elk terrein des levens, dus ook in de politiek; b. de ruime waardeering, die de Heilige Schrift heeft voor het volkerenleven buiten Israël, voor den vreemdeling die geen Pascha mocht vieren, en voor de politieke macht van menschen als Nebukadnezar, Cyrus, Darius — en in het nieuwe testament voor overheden als Pilatus, Nero, Claudius Lysias, Gallio e.a.

Hierin is zeer zeker een juist, zij het geenszins nieuw, verband gelegd tusschen gemeene gratie en particuliere genade. Wie het licht der particuliere genade heeft, moet op het terrein der gemeene gratie van dat licht gebruik maken. Doch wanneer vervolgens de opgemelde antithese wordt gesteld, wordt over het hoofd gezien, dat werkelijke wereldsche politiek op — om des schrijvers terminologie te bezigen — „afgoderij" is gegrond. Ook de wereldsche politiek is principiëele politiek; wanneer men althans daaronder niet — gelijk toch ook de schrijver niet bedoelt — verstaat de politieke vrijbuiterij van een Braat en een Bruinsma.

Of — wil men de zaak van de andere zijde bezien — waar these en antithese met elkaar in verband moeten worden beschouwd —: christelijke politiek wordt in des schrijvers systeem identiek met wereldsche politiek, ontsmet van afgodische excessen.

Van een dergelijke opvatting moet noodwendig het gevolg zijn: beperking van de taak der c h r i s t e 1 ij k e politiek.

De schrijver leidt een en ander af uit de geschiedenis 1. van Israël en 2. van de Kerk, waaruit hij zijne conclusies voor het staatkundig leven gaat trekken. Terwijl toch, wat de eerste bron betreft, Israels positie als theocratie, en Israël als volk een isolement hebbend^ voor vaste conclusies, een gevaarlijk uitgangspunt is.

En terwijl voorts in het licht der historie beschouwd, ook met de kerkgeschiedenis zeer voorzichtig moet worden gemanoeuvreerd.. Immers aanvankelijk betoonde zich de kerk, strijdend tegen het vergoddelijkt gezag van den Romeinchen keizer, in zekeren zin staatsfeindlich, waaroor de positie niet zuiver werd. En zoodra Contantijn de Groote zich als beschermheer opwerpt, orden de rollen omgekeerd, en neemt de kerk tellig een verkeerde positie in, als zij de staatsacht ter vervolging van de ketters accepteert: ederom geen zuivere positie.

Zoo komt de schrijver tot de conclusie, dat christelijke politiek tot taak heeft: neerwerping der afgoden op het terrein der politiek, voorzoover God daartoe roept en de macht geeft.

Slechts wanneer men aanvaardt de — volkomen onaanvaardbare — stelling, dat de „afgoden" in de wereldsche politiek niet zijn essentieel aan die politiek, doch slechts accidenteel aanwezig; en wanneer men dan nog bovendien uit deze stelling de machtskwesüe elimineert; kan deze conclusie worden aangenomen. Onze taak wordt niet door de machtskwesüe bepaald: wèl speelt de volksconsciënüe een belangrijke rol, en is daarom niet de taak van den christen op politiek gebied in elke samenleving dezelfde. Principieel staat de zaak zóó, dat slechts twee vragen beslissend zijn: ligt iets op het terrein der poUtiek; en: roept God in casu tot de taak in kwestie.

De juiste principiëele positie is, dat „wereldsche politiek" in zich zelf „afgoderij", is, omdat zij niet aanvaardt als uitgangspunt de absolute souyereiniteit van God Drieëenig. • .»---'-—' -

Daarom moet er zijn „christelijke politiek" en moet die van het absoluut tegengestelde principe uitgaan.

Die „christelijke politiek" vindt tegenover „afgodische" verschijnselen in het openbare burgerlijke leven steeds een taak; een taak tot getuigen; een taak ook tot handelen als de volksgeest zoodanig den invloed der christelijke wereldbeschouwing heeft ondergaan, dat bepaalde maatregelen met de volksconsciëntie in overeenstemming zijn.

Daarom brengt christelijke politiek mee een ander optreden in het rijk in Europa dan in de koloniën in oost en west; een ander optreden in Friesland dan in Brabant; een ander optreden in Amsterdam dan in Aalten.

Op de antithese-gedachte komt de schrijver o.a. terug op blz. 69, waar hij volkomen juist opmerkt, dat de antithese niet ügt tusschen Christus en het natuurlijke leven; maar tusschen Christus en de zonde in het natuurlijk leven.

Volkomen terecht spreekt de schrijver hier van zon d e en niet van zon den. Gelijk echter de aandachtige lezer opmerkt, is hier een tegenstelUag, (overeenkomend met ons boven ontwikkeld bezwaar) met het woord vooraf, waar de antithese wordt gesteld tusschen Christus (de christelijke politiek) en ds afgoderij en — niet de afgoderij — (der wereldsche poütiek).

Hieraan wordt dan een betoog verbonden over samenwerking op politiek terrein, waarin de huidige politieke samenwerking als verdedigingsobject den schrijver voor oogen schijnt te staan; en een eeuheidsfront tegen communisten en fascisten wordt beoogd.

Al of niet samenwerking op politiek gebied moet, volgens den schrijver, afhankelijk worden gesteld van de mate van „afgoderij", en van de kwantiteit en kwaliteit der „afgoden", die de candidaat voor samenwerking op zijn debet heeft staan

Eerstens schijnt dit moeilijk uit te maken. Maar bovendien: het meer of minder links georiënteerd zijn moet hier niet den doorslag geven. Zoo was b.v. wellicht de politieke samenwerking van 1894 niet juist, doch zeker kan deze critiek niel gegrond zijn hierop, dat de radicalen meer linksch waren dan de liberalen.

De kwestie van samenwerking is eene van reëele olitiek.

Niet om zich zelf wordt samenwerking gezocht, doch slechts om het te bereiken doel. De doelstelling in een bepaalden tijd is hier beslissend.

De vraag moet eerst gesteld: wat is thans DE

politieke kwestie. En is die vraag beantwoord, dan blijft de eenige wijze van oplossing der samenwerkingskwestie gelegen in den weg door Groen aan-«egeven: dat men op eigen standpunt staan blijvende, zich zoover mogelijk overbuigt om elk de hand te reiken, die tot het doel wil medewerken.

Niet de persoon van den medewerker en diens lioedanigheden, maar het doel is beslissend. En snders dan de schrijver doet^ meenen wij dan ook niemand te mogen uitschakelen; grijpt de fascist aaar de macht, dan mag wat ons betreft de sociaaldemocraat meehelpen om dat gevaar te keeren; en wil de communist de zegeningen van het Marxisme over ons brengen, dan wordt ook Musserts hulp niet afgewezen.

Dit standpunt is, naar het ons voorkomt, ook in vorige dagen bij de coalitie ingenomen; toen de naaste doelstelling, de strijd o.a. voor het Christelijk onderwijs, ons op de samenwerking aanwees met de andere rechtsche groepen.

En dit standpunt aanvaardt ook in de gegeven omstandigheden en het eerste nu te stellen doel de samenstelling van het huidige kal)inet als de meest juiste oplossing.

De doelstelling van neerwerping der afgoden van wereldsche pohtiek, zoowel als het ter staving daarvan als voorbeelden wijzen op een taak van schriftuurlijke politiek onder den antieken heidenschen staat (zonder het groote verschil te realiseeren), zou echter in dezen tijd de laak van christelijke politiek tot beperkte proporties terugdringen.

En zoo zou de mogelijkheid dreigen, dat vrees voor het inderdaad niet te onderschatten gevaar voor communisme en fascisme, zou leiden tot het loslaten zoowel van isolement als van samenwerking, zooals Groen die wenschte.

En met welk resultaat?

Men gaat zoo achter de feiten aankomen; en het zeer lofwaardige neerslaan van communistische en fascistische afgoden zou gaan geschieden ten koste van onze positieve taak.

Hetgeen uitteraard niet des schrijvers bedoeling is.

Maar toch een gevaar bij consequente toepassing van des schrijvers antithese niet denkbeeldig.

Intusschen lelde men uit deze beschouwingen niet af een tekort aan waardeering voor des schrijvers zeer verdienstelijk werk; een verdienste die gelijk wij in den aanvang van onze bespreking opmerkten, bijzonderlijk is gelegen in de voortreffelijke wijze waarop de schrijver aantoont de doorwerking, sinds een lange reeks van jaren van anabaptisme en valsche mystiek in ons volk; overtuigend bewijst de heer Janse het groote gevaar, dat voor het pohtieke leven in ons vaderland hierin gelegen is, waar onder nieuwen vorm telkens diezelfde beginselen hun verwarrenden en vervalschenden invloed in het staatkundig leven doen gelden.

Wij kennen geen werk, waarin dat duidelijker, vollediger en meer gedocumenteerd geschiedt in zoo beknoplen vorm als in dit werkje.

Een schat van gegevens aan principieel materiaal; zoowél voor wie verdere beginselstudie wil maken, als wie in zijn omgeving practisch den strijd te voeren heeft met de doorwerking dier opvattingen, waarvan door zekere groepen misbruik gemaakt wordt; is hier te vinden.

En naast de werken, die als bronnen door jongeUngsvereenigingen en A.R.J.A. dienen te worden doorgewerkt, komt in de bibliotheken dier instellingen zeker aan dit boek een plaats toe.

Ten slotte zij opgemerkt, dat de toevoeging aan dit boekje van het gravamen over art. 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis, met het daaromtrent uitgebrachte advies, het rapport aan de synode en de beslissingen der synode een zeer verdienstelijke daad is, die aan de vergetelheid ontrukt een aantal documenten, welke zeker een beter lot verdienen dan in een vergeten hoekje van de archieven onzer kerken te verblijven.

Gorinchem.

Mr E. J. E. G. VONKENBERG.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1934

De Reformatie | 8 Pagina's