GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds J. E. Vonkenberg.

Met personalia is ons blad niet kwistig. Maar we zouden ons schamen, als we voorbij gingen aan het jubileum van Ds J. E. Vonkenberg, aan wiens initiatief, moed, beslistheid en volharding ons Gereformeerde volk zoo onnoemelijk veel te danken heeft. Daarom nemen we over uit „Geref. Kb. Delft" wat Ds T. J. Hagen schrijft:

A.S. Zondag hoopt deze oud-strijder z'n veertigjarig jubileum als predikant te vieren. Helaas moest hij om gezondheidsredenen eenigen tijd geleden emeritaat nemen, zoodat hij vroeger dan vele anderen buiten den vollen strijd van het leven, die hem zoo lief was, geplaatst is.

Eigenlijk staat hij daar al jaren buiten. Door allerlei onaangename verwikkelingen moest hij enkele jaren geleden aftreden als Directeur en Voorzitter van den Bond van Geref. J. V., en sedert dien tijd was z'n groote kracht gebroken, al arbeidde hij nog met lust en ijver In Huizens Kerk.

Onze kerken hebben zeer veel aan Ds Vonkenberg te danken. Hij heeft de jongelingen, het zaad des Verbonds, georganiseerd en met vaste hand geleid in bet Calvinistische spoor. De geschiedenis van onze kerken zou een heel ander beeld vertoond hebben, indien deze man niet gestaan had aan het hoofd van de Geref. Jongelingschap.

Want niet alleen dat hij zelf door en door Gereformeerd was en volbloed Antirevolutionair, een van de beste volgelingen van Dr Kuyper, maar hij had ook groote gaven om anderen te bezielen en aan de Geref. banier te verbinden.

Zijn ijver brandde om onze jonge menschen altijd maar weer te doen buigen voor Gods Woord en hen te binden aan onze heerlijke belijdenis. En het is hem onder Gods zegen schitterend gelukt.

Ook in de politiek stond hij altijd in de voorste gelederen. Met onvermoeide kracht streed hij in Kuypers leger. En God gaf hem menige overwinning.

Hij moge, nu zijn kracht gebroken is, de vertroosting van zijn hemelschen Vader genieten.

Ook ons blad brengt Ds Vonkenberg zijn eerbiedigen groet en gelukwensch.

„Onder Eigen Vaandel” ovez de Kerk.

Dr Kraan heeft reeds bizonder veel geschreven tegen het Afscheidingsnummer van „Onder Eigen Vaandel", een tijdschrift, dat in onze kringen nog lang niet genoeg doorzien wordt in zijn ongereformeerde, oncalvinistische tendenzen. Thans citeeren we wat Dr Kraan schrijft over de uitlatingen, dat het bedoelde nr gaf inzake de kerk:

Ds Groenenberg heeft het in zijn bijdrage voor het Afscheidingsnummer van „Onder Eigen Vaandel" ook over het wezen en de taak der Kerk. „En vragend naar haar wezen, naar haar karakter belijden we, dat ze moet zijn het lichaam van Christus en dat haar taak is: naar binnen en naar buiten den Naam des Heeren te belijden", (blz. 175).

Ik laat het nu maar glippen, dat voor Ds Groenenberg „wezen" en karakter" blijkbaar hetzelfde beteekenen. Maar wel leg ik ook naast deze uitspraak de officiëele belijdenis der Kerk. Daar lees ik: „De merkteekenen, om de ware Kerk te kennen, zijn deze: zoo de Kerk de reine predikatie des Evangelies oefent; indien zij gebruikt de reine bediening der Sacramenten gelijk ze Christus ingesteld heeft; zoo de kerkelijke tucht gebruikt wordt om de zonde te straffen. Kortelijks, zoo men zich aanstelt naar het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen, die daar tegen zijn, houdende Jezus Christus voor het eenige Hoofd", (art. 29.)

Volgens de Nederlandsche Geloofsbelijdenis bestaat de taak der Kerk dus vooral hierin, dat zij het Woord predikt, de sacramenten bedient en de tucht oefent. Maar Ds Groenenberg drukt het anders uit en spreekt van het belijden van den Naam des Heeren. Waarom hij de formulieren van de belijdenis door deze vervangt? Ik weet het niet. Maar onwillekeurig zoeken wij verband tusschen deze handelwijze en wat hij enkele bladzijden verder schrijft: „Natuurlijk, we gaan niet uit de Kerk, zoolang het mogelijk is, binnen haar Christus te belijden", (blz. 180.)

Niet, dat het nu alles logisch verloopt. Eerst heet het — in afwijking van de omschrijving der belijdenis — dat het de taak der Kerk is den Naam des Heeren te belijden. Dan wordt — zeer onlogisch — deze omschrijving door een andere kwestie vervangen, n.l. niet of de Kerk nog werkelijk den Naam des Heeren belijdt, maar of het mij, als individueel Christen, mogelijk is, binnen de Kerk nog Christus te belijden. En dan wordt uit deze onlogische redeneering de schijnbaar juiste conclusie getrokken, dat indien dit 't geval is, ik persoonlijk de Kerk nog niet te verlaten behoef. Heel de kerkelijke kwestie is eigenlijk uit het oog verdwenen en vervangen door de andere, van mijn persoonlijk lidmaatschap.

Het doet mij oprecht leed, dat Ds Groenenberg zulke ernstige fouten maakt; eerst de fout om de roeping der Kerk anders te omschrijven dan de belijdenis doet; en dan de fout, dat hij van de taak der Kerk naar de mogelijkheid van het individueels lidmaatschap overspringt; en dat hij aldus van te voren reeds den eisch uitschakelt, dat het in de Hervormde Kerk wel eens tot een breuk zou moeten komen.

„Onder Eigen Vaande” tegen „reformatie”.

Herhaaldelijk wees ik op het ongereformeerde standpunt, dat „Onder Eigen Vaandel", blijkbaar op instigatie van Prof. Haitjema, inneemt met betrekking tot „menschenwerk". We citeeren nog Dr Kraan:

Het is waar, aan 't slot van zijn artikel spreekt Ds Groenenberg er ook wel over, wat thans met de Hervormde Kerk gedaan moet worden. En deze roeping kan volgens hem aldus saamgevat: wel reorganisatie (wegneming van de organisatie van 1816), maar geen reformatie. En dit laatste hierom niet, omdat zij het werk Gods en niet dat der menschen is. Of, om Ds Groenenberg zelf aan 't woord te laten: „Sommigen zien minachtend neer op ons zoeken van reorganisatie. Het is zoo klein werk. Alsof het daarvan komen moet! Een organisatie beteekent zoo weinig, wekt geen leven. Inderdaad. Maar ze doodt wel leven. Reorganisatie is maar bescheiden werk. Maar noodzakelijk werk... Maar we vragen, of we ook hier God niet in den weg kunnen staan. We mogen alleen maar bidden om geestelijke vernieuwing, als we eerlijk durven vragen: Is er soms iets, dat u in den weg staat, o God? En dan zien we, dat de organisatie in den weg staat, dat de Kerk door haar organisatie verlamd wordt... Reorganisatie is niet het middel van een kwakzalver, die zijn middel aanprijst als een middel tegen alle kwalen. Glimlachend loopt ieder voorbij. Maar het is de eerste bescheiden stap op den weg naar reformatie. Het is ons niet begonnen om reorganisatie maar om reformatie. We willen reformatie door reorganisatie... Reorganisatie is het bescheiden werk, wachtende daarop dat God het grootere zal doen; de reformatie. En zij, die op Gods Zegen wachten, wachten nooit te vergeefs. Want ze wachten op de vervulling van Zijn beloften. Het ontbreekt ons altijd weer aan geloof", (blz. 180—181.)

Dit klinkt alles zeer ootmoedig. Het klinkt zelfs afhankelijk. Het lijkt wonderveel op de taal van — laat ik zeggen — de lijdelijkheidskringen, niet wij kunnen het doen, maar God moet het doen; en wij kunnen slechts wachten op de vervulling van Zijn beloften en de komst van Zijn Zegen.

Maar wie scherper toeluistert, merkt hier toch ook nog andere dingen op.

Hier wordt allereerst een valsche scheiding tusschen reorganisatie en reformatie gemaakt. Ds Groenenberg laat er zich niet verder over uit, maar het is te vreezen, dat hierachter een beschouwing over de Kerk en haar instituut schuilt, welke niet die van Schrift en belijdenis is.

Hier wordt voorts niet duidelijk, waarom het eerste, n.l. de reorganisatie wèl, en het tweede, n.1. de reformatie, niet tot onze roeping behoort Ik meende, dat de Schrift ons haast op iedere bladzijde oproept tot bekeering, en steeds voortgaande bekeering. En wat is deze bekeering anders dan de reformatie, die Ds Groenenberg bedoelt?

Hier wordt ook Gods werk en ons werk in valsch dualisme tegenover elkander gezet, en niet in behooi> lijk schriftuurlijk, organisch verband gebracht. De gezonde, schriftuurlijke afhankelijkheid en erkenning van eigen onvermogen wordt hier door een andere vervangen.

Even later:

Zelfs gaat mijn werk voorop en schijnt zelfs voorwaarde te zijn, dat God het Zijne kan verrichten. Ik breek eerst de hindernissen — en in dit geval de organisatie van 1816 — weg; ik maak den weg vrij voor God en de werking van Zijn Geest; en dan hoop ik, dat Gods Geest langs dien door mij gebaanden weg weer komen zal en de reformatie brengen. Hier wordt dus, helaas, het bijbelsche standpunt der ootmoedigheid verlaten. Want echte verootmoedigheid en afhankelijkheid is tegelijk absolute gehoorzaamheid. Dan wordt gevraagd: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? En als wij dan de roeping Gods gehoord hebben, en verstaan, hoe Hij wil, dat het ook in Zijn Kerk zal wezen, dan gaan we niet marchandeeren met God. Dan deelen wij het werk niet met Hem. Dan zeggen wij niet tot Hem: ik zal het eene, n.l. de reorganisatie doen, en doe Gij dan het andere. Maar dan aanvaarden wij de v o 11 e roeping, ook de reformatie. En ligt het volbrengen van deze roeping verre buiten ons vermogen, welnu, dan is dit onze afhankelijkheid, dat wij onze knieën buigen en op grond van Zijn beloften van Hem afbidden de kracht en de genade en den geest, om onze gansche roeping te volbrengen, zoowel tot reorganisatie als tot reformatie en veel meer nog waarop God bij ons rechten heeft.

„Onder Eigen Vaandel” over „het geheel”.

Het is nog Dr Kraan, die spreekt:

Nog op één uitspraak stootte ik bizonder bij Ds Groenenberg. Het is de volgende:

„Kuyper was tevreden met een deel. Hoedemaker slechts met het geheel", (blz. 180.) En ik stootte hierop niet alleen bij hem, maar ook bij andere schrijvers in dit Afscheidings-nummer. Vooral bij Dr Kromsigt. Hij zegt van Scheiding en Doleantie: „Deze pogingen hebben dan ook slechts tot dit resultaat kunnen leiden, dat een deel der belijders werd uitgeleid om in een feitelijk „afgescheiden Kerk" in zekeren zin buiten het historische volksleven voort te leven, terwijl het overgroote deel der belijders en der gedoopten in 's Heeren Naam in de historische Kerk achterbleef om daar onder dubbel moeilijke omstandigheden zijne roeping voor het volk als volk te vervullen", (blz. 102.)

Het is uit den treure hetzelfde liedje: Gij Gereformeerden, hebt u van 't geheel afgescheiden. Gij zijt maar een afgescheiden kerkje. Gij stelt u slechts met een deel tevreden. Maar wij zijn de volkskerk. Wij zijn pas met het geheel tevreden. Wij begeeren het volk als volk in z'n geheel.

En ook „Onder Eigen Vaandel" komt nu weer met deze leus van Hoedemaker aan. Hoedemaker zelf werd intusschen „afgescheiden" gedoopt, en zijn ouders leefden kerkelijk geheel mee mèt en stonden vooraan in de gemeente van dienzelfden Ds H. P. Scholte, die in ditzelfde Afscheidings-nummer als de verwekker van de „revolutionaire beweging" der Afscheiding wordt gebrandmerkt. Wil nu „Onder Eigen Vaandel" desondanks de Hoedemakeriaansche leus opheffen en propageeren, dan ligt dit natuurlijk geheel voor zijn verantwoording. Maar dan was het toch wel goed, dat er eindelijk eens klaarheid werd gebracht, wat er eigenlijk met deze leus wordt bedoeld.

Bedoelt men haar in qualitatieven zin, verstaat men er dus onder, dat de Kerk zoo algemeen of katholiek behoort te wezen, dat zij alle soorten van menschen, menschen uit alle rangen en klassen en kringen van het volk binnen haar muren vergadert — nu, dan is er tegen deze leus geen bezwaar. Maar — dan hebben wij. Gereformeerden ook een volkskerk. De Hervormde broeders moeten 's Zondags onze kerkgebouwen maar eens langs gaan en dan zullen zij er heusch alle mogelijke soorten menschen vinden: overheidspersonen, zooals ministers, commissarissen der Koningin, burgemeesters, wethouders en ook gewone burgers; professoren en leeraren in verschillende vakken van wetenschap en ongeletterden; boeren en stedelingen; middenstanders en arbeiders, industriëelen en handelslui.

En neen, ik zeg niet, dat wij voor God ooit ten deze genoeg gedaan hebben in betrekking tot ons volk. Ik maak ook liever niet de vergelijking met andere groepen van Christenen. Maar als „Onder Eigen Vaandel" zoo hoog van zichzelf opgeeft, dat zij het geheel vasthouden, dan behoort het ook eens aan te toonen, wat dan toch b.v. de confessioneelen in de Herv. Kerk voor ons volk méér dan anderen en meer dan de Gereformeerde Kerken hebben gedaan.

Men kan echter die uitdrukking ook quantitatief bedoelen-Men kan er mee bedoelen heel het volk in den zin van: alle leden VBJI het volk. Men kan er dus mee willen, dat de grens van volk en Kerk ongeveer samenvalt. En dan aanvaarden wij de volkskerk niet. En wij doen het daarom niet, omdat op deze wijze de uitverkiezing geloochend wordt. De Schrift geeft ons nergens te gelooven, dat alle menschen zalig worden en ook leden der Kerk zijn. En laten dan ook zij, die in dezen geest van volkskerk spreken zoo eerlijk zijn om te erkennen, dat zij in Gods uitverkiezing niet meer gelooven. En laten zulken ook vrij alle pogingen tot kerkreorganisatie of kerkherstel of wat ook staken. Want zij zijn dubbel ongehoorzaam. Want vooreerst weigeren zij onder Gods verkiezing ootmoedig te buigen en daarmee ernstig te rekenen, ook bij hun kerk-idealen en kerk-beschouwing. En ten tweede geven zij hun tijd en kracht en verdere gaven wel voor een kerk-ideaal, dat beslist onschriftuurlijk is, maar onttrekken zich aan de roeping, die, ook bij erkenning van de uitverkiezing, heden kan worden volbracht.

En als ik nu nog eens overdenk, dat in dit zelfde Afscheidings-nummer van „Onder Eigen Vaandel" herhaaldelijk aan de Afscheiding verweten wordt, dat zij uit de uitverkiezing ten koste van het verbond geleefd heeft, dan rijst er een andere mogelijkheid voor mij op. Ik acht het niet onmogelijk, dat niet bij alle, maar toch bij enkele van deze schrijvers, het bezwaar niet is de z.g. individualistische opvatting van de uitverkiezing bij de afscheiding, maar dat zij zelf de heele praedestinatie, in den zin van bijbel en belijdenis niet aanvaarden en leeren.

Dr Kraan doet een goed werk, als hij laat zien, waar dit onder ons al te gemakkelijk aanbevolen tijdschrift van Prof. Haitjema heen voert. Het doet hetzelfde als deze redacteur: ons gereformeerd leven afbreken en Calvijn verloochenen. Wie dat niet ziet, geeft zelf het gereformeerde leven geen leiding.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's