GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het eeuwfeest der Afscheiding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het eeuwfeest der Afscheiding.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

Wijl het gerucht was uitgegaan van de schorsing van Ulrums predikant en velen in den lande heel goed begrepen dat dit een gevolg was niet vanwege ordeverstoring of uit hoofde van lastering tegen twee geziene predikanten, doch veeleer wijl men dezen kampioen voor de gereformeerde waarheid het zwijgen wilde opleggen, ontving hij van alle kanten sympathiebetuigingen, ook van de zijde van mannen, aie straks niet tot afscheiding zullen komen, doch die den moed van dezen rondborsligen strijder prijzen. De Cock zelf zit niet stil. Zijn handen zijn niet slap geworden. Zijn oog is niet dof en mat. Hij wendt zich tot alle diegenen op wie hij hoopt dat met hem strijden zullen tot herstel der kerk en zich willen scharen rondom de opgerichte banier der waarheid. Wat weten zij er toch weinig van, die laten voorkomen in hun geschriften en spreken, alsof daar hoog in het Noorden een eenling, een ruwe kwant, geïsoleerd zich krachtig roert, doch dal er voorts weinig van vernomen wordt in het land. Weet men dan niet dat De Cock in intieme correspondentie geraakt met een graaf Dirk van Hogendorp, met baron C. P. van Zuylen van Nyevelt, met Kohlbrügge, met freule Verschuur, met tientallen van eenvoudigen en ook met meer invloedrijke personen; dat hij bij Ds Callenbach logeert; dat de aanzienlijke houtkoopman Ridderinkhof zijn gastheer is; dat Schröter hem gaarne weer ontmoet; dat Capadose hem schrijft? Waarom toch deze dingen genegeerd en gesclireven alsof De Cocks persoon en wijze van slrijdvoeren oorzaak waren van zijn vermeenden zeer geringen invloed naar buiten? Hoe verklaart men dan dat de meest genoemde liberale predikanten van het Noorden zich in den strijd mengen, eerst gemaskerd, later met open vizier; dat politie en justitie zich paraat houden op de eerste wenk van hoogerhand gegeven toe te lasten? Vanwaar, dat er binnen een klein getal jaren alleen in het Noorden des lands een kleine honderd geschriltjes voor of tegen De Cock verschijnen? Hoe was hel dan dat de zwaarden zoo scherp werden gewei en alsof dat nog niet genoeg was, deze werden gedoopt in gif? Men zij toch voorzichtiger en schrijve niet gelijk dezer dagen geschiedde in het Hervormd Zondagsblad voor de provincie Friesland. Laat ik het even afschrijven, omdat het een voorbeeld geeft van hoe van die zijde reeds een eeuw is gedacht, gesproken en geschreven: „Hoe had echter alles anders kunnen loopen als Hendrik de Cock niet was geweest bij al zijn goede eigenschappen, de hoekige, markante, schier onhandelbare persoon, die hij zich in schier heel de beweging van die dagen betoond heeft. Tegen het handhaven der belijdenis kon wel geen bezwaar worden ingebracht, maar het steeds doordrijven van zijn meening was iets bij hem, dat zelfs zijn vrienden aanstoot gaf. Als hij een strijdbijl ophief tegen iets of iemand, dan hakte hij er op los, als ware alleen de roeping van de dienstknechten des konings om uit te houwen en niet ook te planten. Zoo bijv. trad hij op als tegenstander van de gezangen, die^, gelijk men weet, in dien lijd verplicht gesteld waren voor de godsdienstoefeningen der gemeente. Bij velen was er verzet tegen deze verplichting, wat vaak uitkwam in het uitzoeken van het kleinst mogelijke versjsj den loon, waarop het werd voorgelezen en de wijze waarop men na de voorlezing het gezangboek dichtsloeg. Maar als De Cock in 't geweer kwam tegen de gezangen was in elk opzicht opvallend. (De zin loopt niet. K.) Van een waardige bestrijding was geen sprake. Hij schreef een voorrede op een geschrift van een zekeren Jacobus Klok, koopman te Delfzijl (verver. K.), waarin een aanval zonder wederga werd gedaan op de gezangen in de Herv. Kerk. Dat ze „strijdig met Gods Woord" genoemd werden, was nog daaraan toe, als die strijdigheid op waardig schriftuurlijke wijze werd aangetoond, maar inplaats van tot waardige bestrijding ging de felle tegenstander De Cock zijn toevlucht nemen tot grove scheldwoorden, met andere woorden: hij verbitterde, maar verbeterde niet".

We liebben meer dergelijke beschouwingen gelezen. Het is hel oude zeurige liedje. Telkens weersproken, nimmer tot zwijgen gebracht. Men vange dan aan met graaf Van Hogendorps oordeel te lezen over Kloks schrijven; zette de lectuur voort met De Cocks eigen werkjes over de Gezangen te lezen; twee in getal; leze ook eens wat hij daarover schrijft in zijn memorie ingediend bij de Synode. Zeker, zijn protest was scherp, doch ijzer scherpt men met ijzer. Om een harde noest uit te houwen moet de bijl scherp zijn. De Cocks taal was niet harder dan die van Calvijn en van den als goedmoedig geprezen Luther. Ten slotte, was hel ook niet rondborstiger kras te getuigen tegen den Gezangendwang, dan op de manier waarop de tegenzin werd getoond naar wat de eindredac-

teur van 't geciteerde Zondagsblad schreef? Echter onjuist en onwaar is de bewering dat De Cock een schier onhandelbaar persoon is; met zoo te schrijven bezondigt men zich schromelijk aan het negende gebod. Hij was eer te veel toegevend; dat is bij het Zwolsche schisma wel gebleken. Hij hakte er maar niet op los, maar wel hakte hij met krachtigen bijlslag als de noest hard bleek te zijn. 'Heeft De Cock eer verbitterd dan verbeterd; waar "kwam de verbetering aan het licht op het getuigen van een Brummelkamp en een Gezelle Meerburg, toen deze beide mannen, geen tegenstanders van Gezangen, achterwege lieten een of meer Gezangen op te geven? Ook Van "Velzen kan men, wat de gezangenkwestie betreft, niet naast De Cock stellen; waarom verbeterden zich de Friesche collega's niet op diens voorbeeld, opwekking en roepen? Men late toch af op deze wijze de Afscheiding te bestrijden, dan neen, wil men dit botte tuig steeds weer te voorschijn halen, dan neme men ons niet kwalijk daaruit het besluit te trekken, dat er heel weinig bruikbaar wapentuig schijnt geborgen in het arsenaal der bestrijders van de Afscheiding, waarbij de strijd wel met stompe en verroeste wapens moet worden gestreden, doordat er te veel gebruik van gemaakt is tegen personen, en wijl het niet dienstig schijnt geacht te worden tegen de zaak zelf, doordeze personen gediend.

G. KEIZER.

("Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's

Het eeuwfeest der Afscheiding.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's