GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoedemakei: en tocli niet Hoeclemakei.

Dr van Lonfchuigzen schreef een brochure : „De Christelijike staat en de geestelijke en zedelijite ontaarding onder ons volk". Zij is ons persoonlijk nog niet onder de oogen geikomen. Ons Wad zal er wel op terugkomen. „De Nederlander" heeft reeds beweerd, dat de brochure loopt „in de lijn van Ds Hoedemaker". Op zichzelf is dit nog niet een aanleiding voor ons, om dit oordeel hier te vermelden. Het treft ons echter, dat in hetzelfde nummer van „De Wekker" twee schrijvers op dit punt elkaar tegenspreken. Wij geven eerst het woord aan den Ghr. Oeref. Ds H. Janssen, die aldus sohrijft :

En thans heb ik juist de lezing beëindigd van een brochure, uitgegeven bij den uitgever Kok te Kampen, over : „De Gliristelyke Staat en de geestelijike en zedelijke ontaarding van ons Volk", door Dr J. van Lonkhuijzen, die iedereen moet trachten te lezen, want daarin gaat Dr van Lonkhuijzen, die 'beslist Anti-revolutionair is, op de lijn van Dr Hoedemaker over. Wij komen zelf daar later op terug. Maar vermelden hier het oordeel reeds van 'het Christ. Hist. Dagblad „De Nederlander", dan kan ieder lezen, boe de redactie over deze brochure oordeelt.

En —• gelijk wij reeds opmerkten — in 'hetzelfde nummer komt een recensie van deze broöhure voor van de hand van den redacteur (J. J. v. d.) - SCchuit) die, precies andersom concludeerende, constateert:

Men merkt hier aanstonds, dat anti-revolutionaire staatkunde zoo geheel andere beginselen voorstaat dan het Hoedemakeriaansche ideaal.

Hier wordt 'het begrip Ghristelijke'staat-toegelicht in zijn doorwerking voor onze staatkunde, en wat jjij Hoedemaker veel te weinig uitkomt, dat het begrip „staat" uit de gratia communis stamt, wordt hier duidelijk en tlaar gehandhaafd.

Het is wel treffend, dat zoo geoordeeld wordt. Het lijkt ons een gevolg, eenerzijds van het feit, dat aan Hoedemaker allerlei legenden worden vastgeknoopt, en voorts van de omstandigbeid, dat 'hetzelfde gebeurt ten aanzien van de A.R.-partij van heden.

Zenuwachiigheid.

Het „Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur" plaatst een volgend ingezonden stuk (onder den titel „1886—1936"):

Naar de dag'Maden'meldden, worden reeds maatregelen voorbereid om in 1936 de „doleantie" van 1886 te herdenken. Met gegronde vrees zien degenen, die zich dien schrifckelijken tijd herinneren, terwijl zü bleven „onder het synodale juk" (zooals het heette), deze gedachtenisviering tegemoet. Ongetwijfeld zal op velerlei wijze God worden geprezen en gedankt door voorgangers en leden der „Gereformeerde Kerken" om •hetgeen „Hij" toen heeft gedaan. En een feestrede van 'Z.Ex. Colijn zal niet uitblijven. Er wordt een gedenkboek samengesteld en het is niet twjjfelatfhtig in welken

geest idit boek zal gestfhrevea zijn. Dr Abr. Kuyper heeft bij zijn tegenstanders den indruik nagelaten van •een onovertrefbaar meesterschap om de kromste dingen •zóó voor te stellen, dat zij zijnen volgelingen recht schenen, en zijn invloed is krachtig blijven doorweiifcen.

Hoe ware het te wensohen, dat de bedoelde „gedachtenisviering" achterwege bleve en niet de dingen, die vóór 50 jaar zoo onnoemelijk veel scbade aan godsdienst en geestelijk leven in ons vaderland hebben gedaan, weer voor den geest werden gebracht! Maar nu 't geschieden zal, terwijl de leiders der „Gereformeerde Kerken" niet de minste neiging toonen om tot verbroedering met Eindere Ker'ken (behalve dan de oude Afgesöheidenen) te 'komen, zal het noodig zijn, dat tegenover hun gedachtenisviering op waardige wijze een waar getuigenis daartegenover gesteld worde, door bekwame pennen. Want de jongeren, die niet dien tijd hebben meegemaakt, mogen niet eenzijdig worden ingelicht. Zoowel in het arcihief als in de bibliotheek van de Synode der Neierlandsche Hervormde Kerk is een overvloed van officieel en niet officieel materiaal.

Wat is de mentaliteit toeh wonderlijk. Indien ©r verbroedering komen moet, zal zij kunnen en móeten •geschieden door de behandeling van de kwesties. Niet door het laten liggen daarvan. Nu is er bij ons, naar het blijkt, de geneigdheid, de kwesties te behandelen. En is dat nu voor hervormde menschen het bewijs, dat er „niet de minste neiging bestaat tot verbroedering? " Of is soms de vaste overtuiging, welke zich hier bij dezen inzender uitspreekt, dat n.l. de voorlichting van gereformeerde zijde eenzijdig zal zijn, zélf al het bewijs, dat men vaak van hervormde zijde de broederlijkheid zeer ver uit den gezichtskring laat ?

Een Quaker-school.

In het „Algemeen WeeH> lad voor Christendom en Cultuur" wordt, geteekend J. Lieftinck, iets verteld over de Quaker-school, „Eerde" te Ommen. Wij' lezen daar :

Sedert verleden jaar Paschen is er op kasteel „Eerde" bij Ommen een internationale school gevestigd, welke gebaseerd is op de grondbeginselen der Quakers. De opzet is internationaal, de onmiddellijke aanleiding tot de stiöhting der school waren de omstandigheden waaronder kinderen in Duitschland sinds Maart 1933 van staatswege worden opgevoed, en waaraan de ouders, indien zij met de opvattingen van het nationaal-socialisme niet instemmen, hun kinderen niet vermogen te onttrekken. De aanleiding was dus de urgente nood. In Mei 1933 heeft het Genootschap der Vrienden in Nederland, Duitschland en Engeland het vraagstuk van de stichting eener internationale school in den geest der écoles nouvelles of Landschulheime onder oogen genomen en na uitvoerige besprekingen kon zij met Psischen 1934 worden geopend.

Wat de technische zijde betreft, de school staat .onder de Nederlandsche onderwijswetten en is een instituut voor lager en voortgezet onderwijs. In het internationaal curatoriimi heeft mede zitting Dr G. Bolkestein, inspecteur van het middelbaar onderwijs.

Even later lezen wy :

Ofschoon er eiken dag aanvragen uit Duitschland •" komen, ligt het tooh in de bedoeling van meet af aam m«er naar internationalisatie te streven, waardoor geregeld o.a. Nederlandsche, Duitsohe, Engelsche en Fransche kinderen omgang met elkaar hebben.

Dat de school een Quaker-instelling is, komt hierin tot uiting, dat het opvoedkundig streven gericht is op onderlinge erkenning en eerbiediging van ieders eigenaard, in positief Ghristelijken geest. Initiatief en opzet 'zijn Quakersöh, de verwerkelijking er van is overwegend door niet-Quakers ter hand genomen, en onder de kinderen is er slechts een enkel uit Quaker-kring.

Het schijnt, dat de school min of meer herinnert aan enkele Montessori-gedachten. Wij lezen althans:

De individu, die ondergaat in de massa, gaat onder. Individualisme is wellicht een der moeilijkste, maar ook een der waardevolste eigenschappen van den Hollander. Wat waardevol is, wordt in tijden van spanning licht ter zijde gesteld en s c h ij n t aan waarde te verliezen. Het zal toch wel altijd waardevol Wijven een karakter te bezitten; en dat beteekent individualiteit. Naar opvoeding tot karakter wordt naast vruchtbare kennis op Eerde in de eerste plaats gestreefd.

En ©ven later :

In aanmerking genomen het naar verhouding kleine aantal kinderen en de uiteenloopende leeftijden (jongens en meisjes van ca. 7 tot ca. 17 jaar) is het duidelijk, dat het onderwijs niet klassikaal wordt gegeven, doch groepsgewijze, terwijl zooveel mogelijk naar zelfwerkzaamheid wordt gestreefd. De wijze van lesgeven is zoo in elk opzicht hoogst vruchtbaar en de verwerking der leerstof heeft een uiterst vlot verloop. Verschillende lessen, welke ik bijwoonde, hebben den indruk bij mij gevestigd, dat er minder spreike is van lesgeven, dan van samen de betreffende leerstof bespreken, wat natuurlijk bij het kleine aantal leerlingen per „groep" een zeldzame mogelijkheid is. De latente of niet-latente zelfwerkzaamheid der leerlingen wordt op deze wijze onontkoombaar vanzelfsprekend opgewekt en aangekweekt. Er heerscht een geest van groote animo en ambitie; zeer verkwikkend. De verhouding leeraar-leerling, vroeger zoo berucht, doch die tegenwoordig gelukkig al veel van haar scherpte heeft verloren, is op „Eerde" zonder uitzondering een van vriend tot vriend.

Veel aandacht wordt er geschonken aan de lichaamscultuur.

Met dit al hebben wij nog niets gelezen van de grondslagen. Men heeft een bepaalden naam (dien der Quakers) gebruikt, maar de vraag, in hoeverre men het recht daartoe heeft, is niet ibeantwoord, althans niet uit wat hier medegedeeld wordt. Het feit ook, dat de verwerkelijking van de plannen uigegaan is van in meerderheid niet-Quakers, spreekt in gelijken geest.

Het is goed, op deze dingen te letten, wijl er uit blijkt, dat de ziekte van onzen tijd, n.l. het niet meer vragen naar, of niet meer eerbiedigen van, een grondslag, vrijwel epidemisch is. En dat daarom temeer degenen, die, krachtens hun belijdenis en hun opvatting van de openbaring, daartegen medicijn kunnen aandienen, temeer voorzichtig moeten zijn, om niet aan dezelfde ziekte onder te gaan, Het is maar een klein symptoom daar in Ommen, maar intusschen vraagt het de aandacht, — gelijk andere dingen die in Ommen vertoond worden.

Gauw tevreden.

Verleden week hadden wij het over Dr v. Es, en over d© wijze waarop hij een „laatste woord" met een nöglater woord aanvulde. Wij constateerden, dat er drie punten waren, en gingen op het tweede in. Thans moeten wij, ter typeering van den „strijd" nog even opmerken, dat inzake punt 1 Dr v. Es verklaart, dat hem een vraag op de lippen zweeft, die hij toch maar niet doen zal. En bij punt 3 (in het oog loopende ! ! oriënteering naar Barth) teekent hij aan :

Bij de derde verblijden we ons zeer, juist omdat we het uit den mond van Dr Schilder hooren; hoewel hij misschien daarbij aan wat anders daoht dan wij hadden bedoeld.

Het doet ons zeer veel genoegen, dat Dr v. Es nu ineens zoo blij is, als wij iets verklaren.

Maar het moet ons toch van het hart, dat wij deze, zijne blijdschap, allesbehalve mannelijk vinden. Vooral, wanneer wij er aan denken, dat hij omstandig verklaarde, dat dit nu eens een punt was, waarover hij nog heel wat op zijn hart had. Nu wij hem blijkbaar de kans gegeven hebbe*n, zich nader te verklaren, trekt hij zich terug in dergelijke nietszeggende tirades.

Waarom wordt er niet ferm gediscussieerd ?

Wanneer wel en wanneer niet de wapens gebrniken.

In Leeuwarder Kerkbode spreekt de heer H. Algra over „Kerk en Vrede". Hij merkt op :

De organisatie, weiarvan dit blad de tolk is, staat op het standpunt, dat onze regeering geen geweldenaars, die van buiten ons land binnendringen, met geweld mag keeren. Zij acht verdediging van het vaderland zonde.

Zelfs al zou een communistische roofstaat probeeren ons volk te overweldigen, dan mag volgens deze organisatie de regeering daartegen geen geweer laten aischieten.

Maar als er nu in ons land oproer komt ? Mag de regeerinig dan tegen de oproerlingen gewelij gebruiken?

.D.a.l-w eet , K.erk.en V re de", niet. , _ —

Daarover studeert zij dezen winter. _, Het staat in den lOden jaargang, nummer 7. De ''hoofdredacteur. Ds J. J. Busk es, heeft het eerlijk bekend. En het eert hem, dat hij het zoo onomwonden erkent : Wij hebben op deze vraag geen antwoord.

Hij schrijft: „Op onze laatste jaarvergadering zaten wij toch allen wel met het probleem van den burgeroorlog". Enkele dagen na die jaarvergadering kwam er oproer in Amsterdam. Daardoor werd de kwestie acuut. En daarom : „het vraagstuk van den burgeroorlog vraagt onder ons om bezinning en oplossing. We zullen ons in de komende maanden met dit vraagstuk moeten bezighouden."

Het is droevig.

Allereerst, omdat een van de meest elementaire plichten van de overheid hier tot een probleem wordt gemaakt, waar de hoeren de eerstvolgende maanden over gaan studeeren. Maar ook, omdat menschen, die met zulk een pathos getuigen over het onchristelijke van wapengeweld, blijkbaar over een van de eenvoudigste conseejuenties van hun standpunt nog moeten gaan studeeren.

Zonder heen te willen loopen over de moeilijkheden, die er zijn, willen wij toch constateeren, dat door deze vereeniging blijkens dit recente feit toch metterdaad over veel moeilijkheden heengeloopen IS. Want de bezwaren tegen het oorlogvoeren in het algemeen zijn in haar orgaan dikwijls op zulke gronden ontwikkeld, dat daarmee ook elke verdediging tegen ontketenaars van een burger-oorlog veroordeeld zou zijn. En toch is men op dit punt (van den burger-oorlog) nog niet klaar ? Maar dan zijn d© argumenten te haastig, te ondoordacht geweest. En zal men na rijpere overweging het wapengeweld in een burgeroorlog wèl toestaan, dan zal in principe daarmee óók het oorlogvoeren naar buiten weer zijn toegelaten. Inderdaad, men is hier al te haastig.

Toon.

Ds Boeijinga heeft in „Het Kerkblad van Haarlem" geschreven over een uitlating in een kerkbode, die, hoewel in het algemeen het polemiseeren soms noodzakelijk achtende, meende, dat in sommige gevallen de toon, waarop gediscussieerd werd, niet altijd juist is. D's Boeijinga merkt tegenover dezen kerkbode-schrijver op:

Van mijn kant betwijfel ik of de toon het voornaamste is. Vanzelfsprekend moet deze fatsoenlijk en christelijk zijn. Daarover zijn we allen het wel eens.

Doch hoe dikwijls lees ik in onze christelijke, ook onze kerkelijke pers dingen, waarbij de toon wel gaat, soms zelfs erg christelijk klinkt, doch die tegelijk met een stalen gezicht de waarheid weerstaan, herhaald weerlegde uitspraken uit den treure repeteeren en in een vrome pen een heel scherpe angel, waarin venijn zit, uitsteken.

Dat is een stiekeme scherpte, die te hekelen is. En verwondert het u dan, dat strijders als K. S. die in de voorste linie, dikwijls geheel alleen, de strijd voeren voor de waarheid van Gods Woord, wel eens tureluursch worden en in vurig temperament hun geschut verzwaren om alle leugen-kazematten ineen te beuken?

Als dat in liefde voor de waarheid en in toom tegen allerlei mooie leugens gedaan wordt, wie zal dit dan durven laken?

Heeft Christus Zelf in Zijn pleit voor de waarheid, tegenover haar verdraaiers en verkrachters niet gestaan met de scherpe vlammentongen van Zijn: „Wee u, wee u!"

Hij kon en mocht daarbij heel persoonlijk worden.

Als het onder ons, ook in de pers, maar zooveel mogelijk z a k e 1 ij k blijft.

Dan kan de pen wel eens scherp zijn.

Omdat de waarheid scherp is.

Wij danken Ds Boeijinga zeer voor dit woord. Onlangs lazen wij ook hetzelfde stukje, maar dachten daarbij aan iemand, die de gelegenheid heeft gehad in officieel© vergaderingen te handelen met een auteur, die wel eens een enkelen keer polemiseert, en dan naar binnen toe dezelfde meeningen volhoudt, die hij ook naar buiten heeft gehandhaafd. Uit het offioieele lichaam, dat dezen „iemand" daartoe de kans gaf, was deze echter op een goeden dag zonder opgaaf van reden vertrokken. Na dit toon-looze afscheid kwam later uit zijn pen een kerkbode-klacht over den toon der kerkelijke polemiek....

Voorts is er ook nog een toon in gesprekken, die niet te controleeren zijn. Meestal wordt er meer bedorven door den loon, die binnen vier muren blijft, dan door den toon van wie weet in den luidspreker te komen. Een luidspreker trouwens, dien ieder desverlangd afstellen kan.

Heel vaak wordt geklaagd over den toon, als te „scherp", door menschen, die het woord „scherp" eigenlijk vervangen moesten door: „concreet". Anderen zijn er, soms ook 2ijn het weer' dezelfden, die met genoegen toeluisteren, wanneer de beginselen worden verdedigd naar buiten, maar die plotseling over den „toon" gaan klagen, als dezelfde beginselen zich óók keeren naar binnen. En tegenover zulke klagers denk ik ook, evenals Ds Boeijinga, aan den strijd van Christus, die nog wel in meer dingen ons voorbeeld moet zijn, dan onze soms eclectisch te werk gaande theorieën over Christus-als-ons-voorbee'ld zelf wel willen weten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's