GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Reformatie in de Classis Neder-Veluwe 1529-1620.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Reformatie in de Classis Neder-Veluwe 1529-1620.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Onwillige pastoors. Na 1592 traden allengs verschillende kerspels tot de Reformatie toe, doch tevens stuitte een vlotte voortgang op daadwerkelijken tegenstand of lijdelijk verzet van de Pastoors en koster-schoolmeesters, die Roomsch wenschten te blijven, en ook zijn het niet minder de Schouten geweest, die den voortgang der Reformatie niet weinig hebben vertraagd. Maar met dit alles bewoog zich het geheele kerspel eigenlijk om den Pastoor. De Classis had besloten de onwillige Pastoors niet meer op te roepen, doch kort daarop gevoelde men dat de zaak daarmee toch niet was afgedaan. Derhalve besloot men in 1594 het Hof aan te schrijven, dat zoo niet alle, dan toch de „schadelickste" dienden afgezet te worden, te weten die van Putten en Elspeet, waarbij ook nog per request aan het Hof door Ds Joh. Fontanus van Arnhem gevoegd worden die van Oene en Epe. De verzending van dit request staat in de Acta vermeld met de opmerking: scriptum sed nihil effectum, (wel geschreven maar zonder uitwerking).

Na twee jaren transigeeren werden de Pastoors van Oene en Putten ter Class, vergadering opgeroepen, doch lieten taal noch teeken van zich hooren, waarop de zaak naar de Synode werd verwezen. In 1598 verklaarde de Pastoor van Epe dat hij tot de Reformatie niet kon overgaan, daar hij met zijn Graaf niet in conflict wenschte te komen. De Classis droeg hem tot afzetting voor met behoud van een jaarwedde. Die van Scherpenzeel stoorde zich aan geen enkel besluit, doch beklom evengoed als te voren den kansel die hem verboden was. Die van Vaassen hield de zaak sleepende. Hij had beloofd te Apeldoorn door het gebruik van 's Heeren Avondmaal „sich der gemeinte Gods in te lijven", doch deed het niet. Herhaaldelijk was hij vermaand om zijn bijzit te trouwen, doch zag daar voorloopig vanaf, omdat hij dan de R. K. Ambtsjonkers die hem tegen het Gereformeerd kerkelijk gezag handhaafden, tegen zich kreeg. De belijdenis wilde hij wel onderteekenen, zoodra hij weer schrijven kon, maar ZOO' lang hij „een lamme en gichtig man sy", kon hij dat niet doen. Die van Ermelo ging in 1592 met de Reformatie mee, kwam tot 1596 ter vergadering, doch viel daarna wederom af, doopte en trouwde op R. K. wijze en wenschte de Pastorie niet te ruimen. Die van Putten was een strijdbaar man in volle wapenrusting, en heeft tot 1618 verzet gepleegd, door de naburige dorpen af te reizen en overal op te treden, te trouwen en te doopen in de huizen. Maar het eind van de geschiedenis is dan toch, dat zij allen verwijderd zijn, daar de Overheid langzaam maar zeker doortastte, en b.v ook in 1596 in kerken en langs de wegen alle overblijfselen van den Roomschen godsdienst verwijderde, door afbraak van wijwatervaten, kruisen en sacramentshuisjes.

Onwillige kosters. De rechterhand van den Pastoor was de koster-schoolmeester, die het lot van zijn heer deelde. Ook deze functionarissen pleegden daadwerkelijk of lijdelijk verzet. Die van Nunspeet lasterde de gereformeerde leer, schold de kerkgangers uit, en bleef als die van Voorthuizen, zich met waarzeggerij ophouden. Die van Oene weigerde doopwater aan te brengen, gesteund als hij werd door de R. K. ambtsjonkers, en die van Elspeet moest de jeugd onderwijzen, terwijl hij zelf niet goed lezen en schrijven kon.

Het o n d e r w ij s. De Classis vroeg aan de Overheid voor de meest bevolkte dorpen om een school, opdat het volk niet verder in duisternis zou verzinken, en droeg de predikanten op om de aanwezige scholen in „gude ordinantie te bringen". Ook moesten goede boeken geleerd worden, opdat de kinderen „in de ware religie werden opgetrocken" en de schoolmeester mocht de „paepsche boecken" die sommige ouders den kinderen meegaven niet toelaten. De koster-schoolmeester van Oldebroek kreeg de vermaning dat hij de kinderen wat vlijtiger den Catechismus leeren moest en zelf het H. Avondmaal niet langer mocht verzuimen. Te Voorthuizen was een „toverische Custer" en zoo is het te begrijpen dat de dominé zelf den schooldienst waarnam, maar toen hij vertrok, kreeg hij op zijn attestatie een aanteekening, dat hij zulks zonder classicale goedkeuring niet meer behoorde te doen.

D oop sb e diening. De H. Doop werd zeer spoedig bediend, en mocht niet apart even plaats hebben, doch er moest bij gepreekt worden. Ook mocht men door de week laten doopen, liefst op Vrijdag, zijnde de sterfdag des Heeren. Werd een kind des Zondags geboren, dan werd het dienzelfden dag nog gedoopt. Hier spreekt de historie sterker dan de gereformeerde leer, want het heeft tientallen van jaren geduurd voor en aleer de vaders bij de doopsbediening wilden tegenwoordig zijn, „om tegenover den doop haerder kynderen to staen", en op de vragen te antwoorden. De Classis maande de predikanten tot de grootst mogelijke lankmoedigheid aan.

G. VAN DER ZEE, Herv. pred.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

De Reformatie in de Classis Neder-Veluwe 1529-1620.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's