Correspondentie van de Redactie.

J. te W. U is erkentelijk er voor, dat in „De Reformatie" telkens weer, ook door vroegere en nieuwere medewerkers, een poging ondernomen wordt, om de heilsgeschiedenis christologisch te zien en te behandelen. En U wenscht, dat stelselmatig onderwerpen uit de openbaringsgeschiedenis in dezen geest zullen worden behandeld, opdat wij verlost worden van allegorieën e.d., die b.v., gelijk U zegt, een heuschen storm op een heusche zee dadelijk in een levensstorm laten „verdampen". U hebt groot gelijk. Wanneer b.v. het beeld in het dal van Dura (Nebukadnezar, Daniël) minder „vergeestelijkt" was, en dus in de lucht gezet, en meer concreet gezien was als een uiting van heidensch staats-absolutisme, dan zou de vraag, die ik in het hoofdartikel van heden opwerp, waarschijnlijk directer en positiever beantwoording krijgen: de vraag n.l., of men niet weigeren moet, een exponent der staatsalmacht als God te eeren, en daartegenover stellen moet (inplaats van 't zuchten onder een „opgelegd" juk): de concrete verbondsgehoorzaamheid, ongeacht de gevolgen (een brandende oven). In hoeverre in de toekomst ons blad hieraan verder zijn aandacht geven kan, zal afhangen van den tijd van redactie en medewerkers. Vriendelijk dank voor Uw brief. De namen hebben de aandacht.

.T. te L. U. vraagt mij naar G e n. 2 ; 2 0. Prof. Dr G. Ch. Aalders heeft (Korte Verklaring, Kampen, Kok), in den tekst: „Voor den mensch vond Hij geene hulp die bij hem paste", het woord „Hij" met een hoofdletter geschreven. Dit valt U op, omdat blijkens die hoofdletter dan aan God gedacht is, terwijl U meende, blijkens het tekstverband, dat hier van Adam zelf gesproken was. In de verklaring op blz. 124 vindt U deze hoofdletter niet verduidelijkt. Integendeel, er wordt gezegd, dat de mensch ontwaart, dat hem iets ontbreekt, dat de dieren bezitten, t.w. het gemeenschapsleven. U vermoedt, dat die hoofdletter ook een drukfout kan zijn. Natuurlijk kan ik hierover niet oordeelen; en tot ons aller leedwezen is de hooggeachte schrijver ziek. Wel kan ik er op wijzen, dat zijn groote werk „De Goddelijke openbaring in de eerste drie hoofdstukken van Genesis", blz. 310, dezelfde opvatting geeft over Adam's komen tot de ontdekking, dat hem, den meerdere van de dieren, iets ontbrak wat juist deze bezaten: het gemeenschapsleven. Gunkel denkt bij vers 18 wel aan een overlegging van God, maar in vers 20 toch aan een ontdekking van den mensch. Evenzoo König. Een middenstandpunt wordt ingenomen door Skinner: Tu. al. take God as subj.; but it may be pass, expressed by indef. subj. (G—K. § 144d, e) = „there was not found". De Leidsche vertaling ook heeft de kleine „h", de kantteekenaren dito. Evenzoo Keil, Bleeker, Knobel, enz.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen