GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Haagsche adres.

Niet alleen wijzelf stonden bij het Haagsche manifest voor „raadselen". Er zijn ook anderen. Ds Boeijinga schrijft in „Haarlemsch Kerkblad":

Het is zeker moeilijk, om voor zulk een verklaarbaren wensch het juiste adres te vinden.

Ik betwijfel echter ten sterkste of de classis 's-Gravenhage op de juiste deur heeft geklopt.

Want, ten eerste, vallen nu alle anderen dan Theol. Hoogleeraren van Kampen en Amsterdam buiten het schot van beschuldiging. Terwijl ik me toch o.a. een breedvoerig schrijven van een dorpspastor herinner, waarvan ik den toon allerminst bewonderen kon.

Doch, ten tweede, kan ik me indenken, dat meer dan een der hoogleeraren, ook al wordt hij op de allervriendelijkste manier tot de orde geroepen, zal antwoorden: wijs u mij eerst maar eens aan, waarin ik mij lieb schuldig gemaakt aan onchristelijke polemiek.

En, ten derde, is het onmogelijk, dat alle bedoelde professoren, lichtelijk ontstemd, tot hun berlspers zeggen: waarmee bemoeit u zich eigenlijk? , strekt het gezag van curatoren zich ook uit tot perswerk? en hebben deputaten ook nog een andere bevoegdheid dan het toezien op de zuiverheid van onderwijs?

Het slot kon zoo nog wel eens erger worden dan het begin, en deze goedbedoelde poging een allerminst bedoeld gevolg hebben.

Wel zou ik kunnen toejuichen een verzoek, regelrecht gericht aan de redacties onzer groote pers, om eens een samenspreking te houden met elkaar, over allerlei publicaties, die thans veler ziel ontstichten.

Zoo daardoor de polemiek maar niet heusch gestaakt worde. Want deze acht ik, zoo ze slechts christelijk en populair gevoerd wordt, een belangrijke en belangwekkende zaak voor alle belangstellende lezers. Is ook een ridderlijk steekspel, waarbij de koningen van het denken met elkaar kampen, mits daarbij p e r- s o o n 1 ij k e schendingen vermeden worden, niet een schoon gezicht, dat het meedenken en meeleven bevordert?

De „classis", staat hier. Maar deze heeft men niet er in gemengd.

Twee „Wachter"-redacteuren, Ds Feenstra en Ds Rietberg, schrijven:

Eerst moet gezien worden het t ij d s t i p, waarop dit schrijven door den Kerkeraad verzonden en gepubliceerd werd. Onwillekeurig rijst de vraag: waarom wordt dit juist NU gedaan? Is daarvoor een bijzondere reden? Er is op het oogenblik een persdebat gaande, waarin ook ons blad zich ev^n gemengd heelt om te zeggen, dat het toch niet aangaat iemand zoo maar publiek van verdachtmaking te beschuldigen. Maar er zijn meer scherpe debatten gevoerd. Wij herinneren slechts aan de toch heusch niet malsche artikelen, die in de „Kerkbode van 's-Gravenhage" verschenen zijn over de Buchmannbeweging, over het Gereformeerden-congres, over de brochure van Ds Both. Is toen ook door den Kerkeraad van Den Haag-West zulk een brief verzonden en gepubliceerd? Niemand zal kunnen tegenspreken, dat toen evengoed zulk een brief had kunnen worden opgesteld. Ook toen had geschreven kunnen worden, dat we zulk een polemiek toch niet moeten hebben. W ij zouden dit niet geschreven hebben, omdat wij het met genoemde artikelen geheel eens zijn. Maar menschen, die zoo gemakkelijk zeggen: och, wat zijn ze toch weer scherp! hadden toen ook wel zulk een brief kunnen opstellen en publiceeren.

Hoe komt het dan, dat het nu wel geschiedt? Is het te verwonderen, dat men naar de reden zoekt en dat allerlei „verklaringen" gegeven en vermoedens geuit worden?

Grooter bezwaren hebben wij tegen de adressen waaraan dit schrijven gericht is.

Die adressen zijn: de Deputaten onzer Kerken voor de oefening van het verband met de Theol. Faculteit van de V. U. te Amsterdam en de Curatoren van onze Theol. School te Kampen.

Dit doet wel wat wonderlijk aan. Want dit zijn de verkeerde adressen.

We willen dit nader aantoonen.

Als er menschen zijn, die in de pers zich schuldig maken aan onchristelijke polemiek, zoodat een kerkeraad zich geroepen acht hiertegen een getuigenis te laten uitgaan — dan weet die kerkeraad heel goed, welke menschen dat zijn. Dan moet een kerkeraad maar niet in het algemeen wat praten over de polemiek in de kerkelijke bladen, maar dan is het zijn roeping om met de betrokkenen te handelen. Dan moeten daarbij niet anderen te hulp geroepen worden en tot dezen gezegd: och, spreekt gij eens met die menschen en wendt al uw invloed aan, dat ze zich in de pers toch beter gedragen! Neen, dan moet de kerkeraad, die zich over den gang van zaken bezwaard gevoelt, zelf optreden. Niet door een brief aan anderen te schrijven en dien brief dan te publiceeren, maar dan heeft de kerkeraad de roeping zich tot de betrokkenen zelf te wenden, en hun te wijzen op hetgeen de kerkeraad in hun optreden verkeerd acht.

Datishetjuisteadres!

Nu zegt de Kerkeraad van Den Haag-West in zijn brief wel, dat hij „als plaatselijke kerk" met de betrokkenen „geen rechtstreeksch verband heeft", maar dit is slechts tot op zekere hoogte waar. Niet rechtstreeks, als tenminste geen van de betrokkenen onder dezen Kerkeraad ressorteert; maar in zooverre toch wel weer rechtstreeks, als er een rechtstreeksch verband is tusschen lederen kerkeraad en ieder lid van elk der Gereformeerde Kerken in Nederland.

" Dé • Kerkeraad' had zich dus rechtstreeks moeten

wenden tot degenen, tegen wier polemiseeren hij bezwaar heeft. De Kerkeraad kan dat doen door een deputatie of ook door een brief; maar dan natuurlijk niet beginnen met den brief te publiceeren, omdat het een zaak is tusschen den Kerkeraad en die broeders. De Kerkeraad heeft volkomen het recht zich te wenden tot hen, tegen wie hij bezwaren heeft. Al waren het ook al de redacteuren van alle Kerkbodes, van „De Heraut", „De Reformatie", „De Bazuin" en „De Wachter". De kerkeraad, die bezwaard is, is verplicht zich tot de betrokkenen zelf te wenden, en mag niet het juiste adres voorbij gaan, om zich te wenden tot anderen.

En als het dan niet baat, wanneer de kerkeraad zich tot iemand persoonlijk wendt, dan is toch de gewone en geordende weg, dat de kerkeraad zich dan wendt tot de(n) Kerkera(a)d(en) waaronder de betrokkenen ressorteeren. Dan moet de Kerkeraad bij die(n) Kerkera(a)d(en) komen met een welomschreven aanklacht, waarin concrete feiten genoemd wórden en niet maar iets in het algemeen gezegd wordt. Dit is de geordende weg, dien elke kerkeraad aan de leden zijner gemeente aanwijst.

Ds Meynen in „Dordtsche Kerkbode":

Mocht evenwel de. Kerkeraad van Den Haag-West van meening zijn, dat de aan de orde gestelde kwesties niet, ook voor ons volk, van beteekenis zijn, dan zijn wij 't daar niet meê eens.

Zoo meenen wij, dat b.v. een debat over de pluriformiteit der kerk zeer leerrijk kan zijn, en dat het waarschuwen tegen „verflauwing der grenzen" nuttig, ja ook noodig is.

Wij zouden hierover wel bewijzen kunnen aanvoeren, maar wij zullen dat niet doen.

Onvermoeid heeft Dr Kuyper zich in „De Heraut" gesteld tegen allerlei leer, die met de gereformeerde waarheid in strijd was. En waar ook in onzen tijd de dwalingen vele zijn en menschen zich gereformeerd noemen, die de gereformeerde beginselen niet belijden, daar schijnt ons grensbepaling noodzakelijk.

Evenwel, daarbij dient de toon zóó te zijn, dat duidelijk uitkomt, dat 't niet om personen, maar om de zaak gaat.

Ds H. A. Wiersinga in „Leidsche Kerkbode":

Te hopen, dat Curatoren en Deputaten vermogen, wat schijnbaar anderen mislukt is. Er zal wel heel wat wijsheid en kloekheid (ja, vooral ook kloekheid) voor noodig zijn.

Het eerste zinnetje berust op fantasie en op niets anders. En het tweede op een o.i. onjuist begrip van „kloekheid".

Ds H. J. Heida in „Geref. Kb. Vlaardingen" etc:

Zulk een bericht uit een der kerken van Den Haag is wel geschikt om indruk te maken.

Op het eerste gezicht zullen velen zeggen: als het zóó erg gesteld is met de polemiek in de Kerkelijke Pers der Gereformeerden, verdient zulk een Kerkeraad niets anders dan lof, dat hij uit den hoek komt.

Bovendien is de toon, is de woordkeus ernstig en zeer bezwarend voor... ja, voor wie?

Ieder kijkt naar een bepaalden kant; in de richting van het IJselmeer; doch waar moet hij wezen; linksch of rechtsch bedoeld?

„Weet je dat niet? Natuurlijk; dat betreft die nieuwe, die een ongewone taal gebruikt!" zal de één zeggen. „Weineen, dat ziet op die andere, die psychologische onderwerpen aan de orde stelt, waarbij je ziel sterfelijk wordt verklaard", meent een ander.

„Wat? meen je dat? Daarmee wordt bedoeld al dat geschrijf over dat slappe Calvinistencongres, Gereformeerd in de derde verdunning", werpt een derde er door.

„Nou dan mogen ze ook wel eens praten over de leer van anderen, die nota bene ziel en lichaam, stof en geest voor een onscheidbare eenheid verklaren, wat een deel der jongeren maar gewoonweg slikt als zoete koek", betoogt nummer vier, „en dat nog wel dwars tegen de geheele belijdenis in, zonder dat er één gravamen tegen is ingediend; als dat geen leervrijheid is, wat is het dan? "

„Maar", zoo zal ook iemand kunnen zeggen, „zijn dat dan stukken, die, nu ze aan de orde gesteld zijn, in klein Comité moeten behandeld worden? Dat zijn dingen, die toch ook in de belijdenis der kerken Vorden genoemd, soms uiteengezet."

Zóó ongeveer stellen wij ons bespreking en kritiek op dat stuk voor.

Is dit schrijven, waarin over niet minder gesproken wordt dan over „oneer voor den Christennaam en een smaad voor den Koning der Kerk" dan zóó billijk, zóó wijs, zóó hoogstaand aJs het naar de woordkeus

lijkt? Laat ons enkele bezwaren noemen.

Ie. Het is gepubliceerd; en wel in de politieke dagpers. Was daarvoor noodzakelijkheid? O.i. allerminst.

2e. Het is blijkbaar onvolledig weergegeven. Als men eenmaal in zijn conscientie zich verplicht gevoelde te publiceeren, waarom dan niet geheel, alles ten voeten uit weergegeven?

Of het volle licht voor het oog der wereld óf het alleen adresseeren aan de" z.g. „instanties"; dat was de weg.

Nu weet de wereld veel; en die er het meeste belang bij hebben weten toch ook weer zoo goed als niets; precies als met de bekeering van Minister Marchant waarschijnlijk zijn partijgenooten zullen zeggen: „over Jubbega en Egmond naar Rome!", maar wat er eigenlijk precies aan de hand is, weten zij nog niet.

3e. Het stuk is zwevend en daardoor denkt ieder er het zijne bij; man en paard behoorden, o Gereformeerde Kerk van de Residentie, nu genoemd te wezen; eenmaal tot publiceering overgaande, hadt gij de zaken, vi'aarover het gaat in uw conscientiekreet en de man of mannen, wie het betreft, moeten noemen; „anderszins" zoo hadt gij moeten zwijgen.

4e. Wijl hem thans geen beter adres dan dit dubbele bekend is. Hoe hebben wij het'nu? Geldt bij u dan niet meer Matth. 18 : 15—17? Gij schrijft vele beschuldigingen neer; gij spreekt van Hooggeleerden; maar „wie? ", maar „wat? " En dan: die broeders hebben toch ook een adres; nu gij komt met dingen, zwaar van kaliber, hadt gij u allereerst tot hen moeten wenden, die gij bedoelt, maar niet... noemt, over wie gij ons laat raden.

5e. Diepe dingen moeten het wel wezen, want gij spreekt van „diepbedroefd" niet alleen; maar zelfs, dat die Hooggeleerde broeders de diepten Gods onderzoeken. Zou het — dat zij met alle bescheidenheid gezegd — soms ook daaraan mede liggen, dat er verwarring komt in de sprake binnen het Gereformeerde kamp?

Ons komt voor, dat dit is het in Gods Woord genoemde werk des Heiligen Geestes en dat ook die Hooggeleerde broeders zich hebben te houden aan de diepten der openbaring Gods.

Maar misschien dat ik er, hoewel ik een paar jaar Theologie studeerde, ook al niet bij kan en dat de toekomstige conferentie dit punt wel uitmaakt of de zoete vrucht ons doet toekomen.

Ik houd anders maar van open deur bij de open zaak, als eenmaal de gordijnen toch zijn weggeschoven.

Papa.

Dr Kaajan schrijft in terugslag op wat wij opmerkten (gelijk anderen):

Maar wat men niet ontkennen kan is dit, dat Prof. Antal, de schoonzoon van Prof. Opzoomer van Utrecht, een modern georiënteerd theoloog was.

Wat baat het een Theologische School met gronds 1 ag te zijn, indien men dien grondslag practisch niet handhaaft!

Wat zegt het, dat Prof. Antal in 1924 bisschop werd! Dit zou hoogstens pleiten tegen de Gereformeerde Kerk in Hongarije!

Antwoord:

a. Dr K. had gezegd, dat Prof. Antal hoogleeraar te Papa was. Maar hij was dat in 1931 niet;

b. Dr K. laat weg, wat ik zeide omtrent de eigenlijke kwestie. D.w.z. wat irenisch werken kon, laat hij weg. En zoo blijft de polemiek.

Den Filistijn op de schouders vliegen.

Dr Kaajan en Ds C. v. d. Woude houden vast — terecht — aan den eisch, dat men gemeenschappelijk den Filistijn op de schouders zal vliegen.

Maar één der punten der polemiek was: hoe kan dat, als wat filistijnsch heet, wordt aangediend als israëlietisch (in ruimeren zin)?

Dr Colifn en een Hervormde preekstoel.

De heer H. Algra schrijft in „Leeuwarder Kerkbode" het volgende:

Het is al weer enkele jaren geleden, dat we in de Groote Kerk te Leeuwarden een Uniedag hielden. Er waren twee sprekers. De eene, een dominee, mocht op den preekstoel; de andere. Dr Colijn, mocht er niet op. Dat wilden de Hervormde Kerkvoogden niet hebben. Die waren blijkbaar weer, zooals zoo vaak in die kringen voorkomt, niet geheel vrij van den Roomschen zuurdeesem. De preekstoel is een heilig ding, waarop alleen een geestelijke mag komen.

Dr Colijn sprak daarom voor het voorlezersbordje. We konden hem toch wel verstaan. En ik althans weet nu nog meer van wat achter het bordje werd gezegd dan van wat vanaf den preekstoel tot ons kwam.

Hervormden en schoolconcentratie.

In hetzelfde orgaan schrijft de heer Algra iets over de concentratie bij het onderwijs, gevolg van de bezuiniging. Wij lezen:

Zooals we den vorigen keer schreven, een school met minder dan 60 leerlingen kan voortaan slechts bij de gratie van de overheid blijven bestaan. Het is de bedoeling, om sommige van zulke scholen inderdaad te vergunnen, nog verder in het leven te blijven.

De bepaling schijnt immers vooral te bedoelen, die schoolbesturen, die niet willen concentreeren, te dwingen. Stel, er zijn twee kleine scholen dicht bij elkaar. De eene heeft getoond, tot concentratie bereid te zijn en de andere wilde er niets van weten. Dan wordt deze laatste het slachtoffer van de nieuwe bepaling: zij krijgt verder geen subsidie.

Voor de Hervormde scholen wordt dit een flinke stok achter de deur. Vooral toen het niet veel offers meer kostte, hebben de Hervormden heel wat scholen gesticht. Zij kunnen niet ontkennen, dat zij op dit gebied wat laat waren. Nu de concentratie aan de orde kwam, heeft het bestuur van de Hervormde organisatie het wachtwoord uitgegeven: nooit samensmelten met een andere school, tenzij die ook exclusief Hervormd is. Op alle kleine Friesche dorpjes, waar dus een Hervormde en een Gereformeerde school zijn, hebben de Hervormden bij voorbaat de samensmelting van deze beide scholen onaanvaardbaar verklaard. Het zal me benieuwen, of de regeering, mocht haar bezuinigingsontwerp worden aangenomen, nu ook dergelijke besturen de hand boven het hoofd zal houden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's