GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De geestelijk'zedelijke 2ljde van het Werkloozenvraagstuk.

IV.

De taak der Kerk.

De Kerk heeft hier ongetwijfeld een groote taak. Allereerst om al haar leden in bewogenheid over dezen nood te doen medeleven.

Vele Christenen peilen immers lang niet diep genoeg den geestelijken en moreelen noodtoestand van hun zwaar-getroffen broeders en zusters. Zij leven veel te gerust voort. Zij hooren alleen telkens van den nood der diaconieën, en dat er weer een extra-collecte is, maar worden te weinig op de dreigende geestelijke gevaren gewezen.

Men hoort velen altoos nog maar alleen spreken over die hooge bedragen, die voor steun uitgegeven moeten worden, om dan te eindigen met de verzuchting: dat kan men niet aldoor blijven betalen.

Of men hoort hen den nood constateeren, om dan zuchtend te zeggen: wij moeten allemaal omlaag. En niet: wij moeten meer één vvorden en de zwaarst-getroffenen helpen.

Zeker, de Kerk doet veel, en, al gaat het soms zuchtend, wij offeren veel voor onze diaconie, maar wij zijn veel te weinig bewogen over den geestelijken nood. Wij worstelen en bidden te weinig met de bezochten mee.

Als ge de bedragen leest, waarmede met name onze Gereformeerde Kerken de behoeftigen steun bieden, dan is het om verwonderd van dankbaarheid te zijn. En tegelijk hebben toch vele werkloozen 't besef, dat te weinig hun ziele-worsteling wordt verstaan en zij, met hun moeilijkheden, niet door onze liefde gedragen worden.

De .Kerk moet allereerst meer ontrust worden over zooveel zielen in nood, die aan haar geestelijke zorgen zijn toevertrouwd.

Dan kan zij ook de geestelijke krachten wijzen, die in dit alles steun en troost kunnen bieden.

De economische vragen kan de Kerk niet oplossen. , Dit is ook haar taak niet.

Haar eenige taak is het Evangelie te verkondigen. Maar dan het Evangelie nu, hier, in dezen tijd en op deze plaats aan de menschen van vandaag met de speciale nooden en behoeften van dit oogenblik.

Daarom heeft zij over deze speciale nooden te spreken en den werkloozen arbeider den weg tot steun en kracht te wijzen: Jezus Christus.

Dus , heeft de Kerk te prediken, dat dit leven ook zin heeft, al heeft men geen arbeid. De mensch zal ook van arbeid alleen niet leven, maar van alle woord, dat van Gods mond uitgaat. Ook de arbeid heeft geen doel in zichzelf. Wij arbeiden niet om te leven, maar wij leven ook niet alleen om te arbeiden. Wij leven alleen om Gods doel te dienen. En dit doel blijft, ook al valt de arbeid weg.

Wij kunnen het vraagstuk der werkloosheid niet oplossen, maar wij moeten uit het geloof leven, dat ook in werkloosheid Gods Evangelie een kracht tot zaligheid is een ieder die gelooft.

Dan durven en kunnen wij zeggen: zilver of goud heb ik niet, een oplossing weet ik niet, maar wat ik heb, dat geef ik u: in den naam van Jezus Christus, sta op en wandel.

Zóó heeft de Kerk de menschen van dezen tijd het Evangelie te brengen.

Zij kan het, omdat zij nooit in dit heden zich vastzet. Zij ziet dit heden in het licht van het verleden en de toekomst, immers in het licht van Jezus Christus. Zij heeft het heil, dat eenmaal geschied is, in Christus' vleeschwording en kruis

en opstanding te prediken als een levende liracht nu op dit oo^enblik voor dezen menscti, die gelooft. En zij heeft dit oogenblik te zien^ als gen punt op den weg naar de voleindiging.

Dit vooral kan den werklooze tot troost en steun zijn. Deze tijd heeft nooit het leven uit zichzelf en heeft ook nooit doel in zichzelf.

Dat kan ook den werklooze als blijde boodschap opbeuren, dat hij geroepen wordt te gelooven, dat deze tijd niet op zichzelf staat, niet in zichzelf rust, maar doorgangsphase is naar de toekomst van Jezus Christus. Als hij maar weet door Christus gegrepen te zijn, dan werkt God ook voor hem door zijn werkloosheid heen naar zijn eeuwige toekomst toe.

In dat licht van die toekomst leert hij zich alleen ook in dezen nood aan God overgeven. Zijn werkloos leven van vandaag zou zinloos zijn, als het niet tot die toekomst mede werkte.

Wij kunnen hem geen hoop geven voor 't leven van vandaag of morgen. Wij kunnen hem alleen troosten door te leven uit de gedachte, neen uit de werkelijkheid, van den komenden Christus.

Het trof mij zoo, hoe de heer Tabak van het Ned. Jongelingsverbond een groep werklooze jongeren toesprak: „Christus zegt, de Vader werkt tot nu toe en Tk werk ook. Uw werkloosheid behoort ook tot dat goddelijk werken. Hij werkt aan uw welzijn, dat uw geloof en hoop temeer werkzaam zouden zijn.'"

Het is niet gemakkelijk zóó tot hen te spreken. Het is héél moeilijk bovenal voor henzelf het zóó te verstaan. Daarom pogen wij vaak hen op andere manier te troosten, hun hoop voor de toekomst bij te brengen. God kan je toch weer werk geven, zeggen we dan. Zeker, Ilij kan het. Maar dit zou maar één op de duizend zijn, die uitgeholpen was.

Wij moeten m.i, veel meer durven zeggen, dat elke ledigheid, óók deze, alleen kan aangevuld worden door God Zelf en 't geloof in Zijn toekomst.

Als ze dit immers zien en zoeken en vindea zijn ze getroost in alle vertwijfeling. Zooals één schreef na zoo'n week in een werkkamp: „bij die avondsluiting (bedoeld is een bijbelbespreking aan den avond van den dag) verstonden wij opnieuw, dat God Zijn doel heeft met elk van ons en dat wij niet voor niets op deze wereld zijn."

Dit is de taal van 't geloof-alleen, en hier is het minderwaardigheids-besef overwonnen door 't geloof in het werk Gods in Christus in deze wereld aan Zijn kinderen.

Laat ons vooral veel aan hen denken in de prediking en het gebed. Niet altoos door hen met name te noemen (zij worden ook in de kerk niet graag altoos aan. hun werkloosheid herinnerd), maar door te spreken en te bidden over den laatsten en eenigen troost ook voor vertwijfelden aan het leven en de levenstoekomst.

En vergeet het persoonlijk gesprek met ze niet. Weten wij ais dominees wel, hoe groot het getal werkloozen in onze gemeente of wijk precies is? En bezoeken wij hen, zooals wij immers de door ziekte bezochten geregeld opzoeken, omdat zij voor de vragen van levea en toekomst zoo open liggen, en zooveel troost behoeven?

De Kerk heeft ook in haar ambtsdragers hier zulk een groote en dankbare taak.

Heeft de Kerk voor die buiten zijn in dezen tijd ook verdubbeld-groote kansen?

Op die vraag is 't antwoord niet gemakkelijk te geven.

Als men zegt, dat „de werklooze dichter bij het Koninkrijk Gods is, dan de werkende^ omdat zijn leven leeger, armer is", dan schijnt mij dit toch onjuist. God Zelf gaf ons immers den arbeid mede als een middel tot afweer van de zonde. Al te groote moeite en nood drijft vaak meer van God af, dan naar Hem toe.

Maar aan de andere zijde zijn bij de z.g. bewuste arbeiders veel zekerheden ingestort, en is daarmee de weg meer geëffend voor het Evangelie.

Wat bleef er b.v. van den overmoed, die uit deze woorden spreekt: „sterke menschen hebben geen gebed iioodig, 'tis niets voor mannen". Of uit deze. van den Oostenrijkschen socialist Otto Bauer: „al heeft dè wetenschap het geloof verstoord, waarin honderden generaties in uren van vrees en nood troost hebben gezocht, zij heeft ons het vertrouwen daarvoor in de plaats gegeven, dat door de bestudeering van de natuurwetten en de practische toepassing daarvan in de geneeskunde en de techniek, de werkelijke macht van den mensch over de vijandige natuurmachten steeds meer kan worden uitgebreid."

Eenzelfde gedachte beheerschte de breede schare van arbeiders. De evolutie-leer greep deze menschen nog. Men leefde bij de gedachte, dat elke machine en elk systeem maar een bepaalden tijd mee kon, en dan aan kant moet worden gezet om plaats te maken voor het nieuwe, al betere, ... dus was hel Christendom wel hopeloos verouderd.

De nood van onzen tijd doet deze zekerheden wel heel sterk wankelen en instorten.

Zoo heeft de Kerk toch ook wel weer groote kansen.

Maar de vraag is daarbij, of zij haar eigen werklooze arbeiders voor moedeloosheid en inzinking te bewaren weten zal. Of allereerst tot haar eigen leden, die mee in dezen nood begrepen zijn, de kracht des Evangelies zal uitgaan.

Dan kan zij hen doordringen van 't roepingsbesef, dat zij allereerst hun mede-werkloozen geestelijk te helpen en te steunen hebben.

Werkloozen kunnen door werkloozen niet voldoende geholpen en opgebeurd worden, hebben wij op grond van de ervaringen betoogd. Maar wèl, als de ééne werklooze als Christen de kracht van het Evangelie geloovig ontvangen heeft, en nu een taak ziet te midden van de massa der stempelaars.

Dat zal maar een heel enkele zijn, die dan als het ware werk gevonden heeft, geestelijk werk om met eenige mede-geloovigen de kernen te vormen, die de demoralisatie der massa bevechten en open baan voor het Evangelie trachten te maken.

Maar dat zijn dan ook helden des geloofs, die vooraan in den geestelijken strijd staan, en moeten weten, dat achter hen een mee-strijdende, meebiddende gemeente van Christus staat.

Ik vrees soms, dat dit nog te weinig het geval is.

Laat ons toch niet vergeten: het gaat om een groote groep van ons volksleven. Meer dan één tiende gedeelte van ons volk zucht immers onder dezen nood en komt in al grooter levensangst.

En — het gaat om de geestelijke kracht van de Kerk van Christus Zal zij troost en hulp kunnen bieden aan een geslacht, dat in nood is, en daai-in den Naam van haar Heer verhoogen, of zal zij tekort schieten en daarin Zijn Naam gesmaad

worden?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's