GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rome en andeisdenkenden.

; > 'In „Het Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur" komt een ingezonden stuk voor, geschreven .ttoor den heer P. Cornet te Oostende, 102 Stuiversstraat. slje schrijver is tegen het anti-papisme, bedoelt dus ook i|iet dit in de hand te werken, maar meent, dat het yoor een goede beoordeeling van Rome dienstig is, alle factoren in rekening te brengen, ook de volgende:

I Toen ik, in 1923, mijn eerste huisbezoek deed in ''S Roeselaere, maakte ik kennis met een Belg, R.-K., I die geen huis kon krijgen, omdat hij getrouwd was • f met een Protestantsche vrouw. Ik heb een teekening f. gezien van een 16-jarigen leerling van een priester- I college. Die teekening stelde een grafsteen voor, overal schaduwd door 'n treurwilg. Het onderschrift luidde: -i-ï; „Hier rust Prinses Astrid". Dat was in 1927. Prinses : "||Astrid was toen pas getrouwd met Leopold en nog ^1 niet Roomsch geworden.

-§? : Eens gaf ik een heer en een dame, die ik vroeger '1*3 nimmer ontmoet had, een evangelieblad met de woor- |i den: als 't u blieft. Toen de heer begreep, welke lectuur SS'hij ontvangen had, zeide hij: „Degene, die jou de . * hersenen inslaat, doet een goed werk".

Mijn zoontje, van 10 jaar, is leerling van een openbare lagere school. Hij is door een pastoor op die school lichamelijk getuchtigd, omdat hij de Roomsche "godsdienst-lessen niet wilde bijwonen.

Een klein meisje, R.K., werd eens door de nononderwijzeres ernstig bestraft, omdat het kind mij op straat een hand had gegeven. Dat mocht nooit meer gebeuren. Een mede-leerlinge had de zaak verklapt.

Een Belgische Protestant, die op het platte land woont, kon van den pastoor geen draagbaar krijgen, zelfs niet voor geld, om daarmee zijn overleden dochtertje naar het kerkhof te laten vervoeren. De man heeft toen, van kisten, zelf een draagbaartje •- getimmerd.

Zooals de heer v. d. Pol van zijn recht gebruik . maakt, om Rome te leeren kennen, zoo maakte een .; jenge vrouw, in een naburige plaats, van haar recht •jj gebruik, om het Protestantisme te leeren kennen, : ; met het gevolg, dat ze Evangelisch werd. Haar moe- /f der, door de pastoors opgezet, joeg haar weg. De v; | logementhouder, die haar een kamer verhuurde en I haar persoonlijk graag mocht, was verplicht, op aanï; dringen der geestelijkheid, haar de deur te wijzen, v| De R. Kerk heeft alles gedaan, wat ze kon, om deze ij vrouw het leven onmogelijk te maken. Ze heeft zelfs ; ! getracht, haar in een krankzinnigen-gesticht te laten S; .opsluiten.

j|^jDit streven der R. Kerk, om uit te bannen, wat " 'laar niet welgevallig is, richt zich zoowel tegen Joden : ; -|^n Protestanten, als tegen de eigen zonen en dochteren, ff die er een afwijkende meening op na durven houden. Dit is een vaste taktiek, een parool, waaraan de kerk altijd trouw blijft en waardoor weer andere verschijnselen in het leven worden geroepen, zooals dat in overwegend Roomsche landen duidelijk te zien is, n.l. vrees, zucht tot veinzen, gebrek aan zelfstandigheid, spionnage, verklikkerij, enz.

Rome is niet overal zichzelf gelijk; maar voor het Jl^erstaan van de machtige beweging is het goed, dergejijke berichten te controleeren en na de controle met ille werkelijkheid te rekenen.

^ Zuiverhouding van het ras.

in „Omhoog", Vrijzinnig-godsdienstig orgaan, komt in Ele rubriek „Rarekiek" het volgende voor:

Het tweede beeld: het is =fc 450 vóór Christus. Ezra, de hoogepriester der Joden, beveelt, dat de gemengde huwelijken ontbonden moeten worden en de niet- Joodsche vrouwen verdreven (zie Ezra IX en X). Dit moest geschieden terwille van de zuiverheid van het joodsche ras. Uitverkoren is het Jodendom, alles wat niet-joodsch is, komt in de zooveelste plaats. — Het is 1935 na Christus. Adolf Hitler, dictator van het Duitsche Rijk, beveelt, dat huwelijken tusschen „ariërs" en hen, die joodsch bloed in de aderen hebben, verboden zijn. Dit moet geschieden terwille van de zuiverheid van het „arische" ras. Uitverkoren zijn de „Ariërs", alles wat niet „arisch" is, komt in de zooveelste plaats. — Deze bijna gelijkluidende zinnen behoeven geen toelichting. Ik kan er alleen maar op laten volgen, dat ik vroeger, lang geleden, op de Zondagsschool een versje geleerd heb, dat u ook wel kent. Het begint met de woorden: Kind'ren van één i Vader, reikt elkaar de hand. En het eindigt: Kind'ren B van één Vader zijn wij allemaal. Ja, allemaal!

^ M.i. vergeet de schrijver, dat het bij Ezra niet ging om zuiverhouding van het „bloed", doch om bewaring van den „geest". Het Israëlietische volk heeft ïich onder Ezra niet als „volk", niet als „bloedgemeenschap", doch als kerk willen zuiver houden. Daarom past de parallel in het minst niet, omdat de zuiver- Siouding van de kerk den bloedband aan de gemeenschap van 'Woord en Geest ondergeschikt maakt, terwijl vat vandaag onder de „Ariërs" gebeurt, niet verder komt dan „bloed" en „bodem".

Psalmberijming Ds Gnnst.

Ziehier de bewerking van Psalm 9, gelijk Ds Gunst ze weer publiceert in „Leidsche Kerkbode":

1. Ik loof U, Heer, met heel mijn hart, Gij overmoogt wie Sion tart; 'kWil al Uw wonderen vertellen. Die 'k op Uw weg U zag verzeilen.

2. Verheugen wil ik mij in U, Zoodat ik stem aan snaren huw, Om, Allerhoogste, luid mijn psalmen Uw Naam tot eer te doen weergalmen.

3. Mijn vijand. Heer, week achteruit, Gij hebt zijn aanval plots gestuit; Hij struikelde bij al zijn pogen. Zoo kwam hij om van voor Uw oogen.

•4. Als rechter zittend op Uw troon, Gaaft Gij den heidenen hun loon; Al wandelden zij lang op rozen. Gij wischtet uit den naam dier boozen.

5. Gij hebt den vijand neergeveld. En hem tot spot en hoon gesteld; Zijn nagedacht'nis ligt vertreden. Ruïne werd hij, met zijn steden.

fl. Zie, eeuwig zetelt God de Heer Op 't troongestoelt'. Hij zoekt zijn eer. Hij zal, naar recht, het aardrijk richten. Hij vonnist volken, dat zij zwichten.

7. Den onderdrukten wil God zijn Een rotsburcht, hoe 't verloren schijn'; Hij, die U kent zal op U bouwen. Die nooit verlaat, die U betrouwen.

8. Psalmzingt Hem, die in Sion woont. Verhaalt, wat groote daan Hij toont; Hij zal 't vergoten bloed gedenken, Aan neergeboog'nen aandacht schenken,

9. God was genadig in mijn druk. Bevrijdde mij van 's haters juk; Hij kwam mij krachtig opwaarts heffen, Toen doodsgevaar mij stond te treffen.

10. Gij wilt. Heer, dat ik ongestoord Uw lof vertel in Sions poort. Dat in Uw heil ik mij verblijde. Uw Naam verhoog ten allen tijde.

11. De heid'nen legden 't leven af In het door hen gedolven graf; Ook in door hen verborgen netten Deedt Gij, Heer, hen de voeten zetten,

12. De Heere maakte bij het end Zich als een rechter hun bekend; De vijand is verstrikt in banden. Vervaardigd door zijn eigen handen.

13. Den goddelooze jaagt God voort Naar 't doodenrijk, waar hij behoort; De heidenen, die God vergeten. Zal Hij naar al hun werken meten.

14. 't Is schijn, dat God geen armen helpt, Met tal van zorgen overstelpt: Hij kent hen allen bij hun namen. Hij zal hun hope niet beschamen.

15. Sta op. Heer, stel Gij paal en perk Den mensch, hij worde geenszins sterk; Laat heid'nen tot hun schrik ervaren. Dat zij slechts stervelingen waren.

De veel misbmilite telist van Christusverlcondiging „onder een delisel".

Ds W. Tom schrijft in „Ons Kerkblad" (uitgave Sappemeer) volgende zeer behartigenswaardige woorden:

Dit is een van de Schrift-woorden, die veel misverstaan en misbruikt worden. Men beroept zich dan op dit woord om daarmede te betoogen, dat we toch niet al te streng aan den eisch van de zuiverheid der prediking moeten vasthouden. Immers, Paulus verblijdde er zich in, wanneer Christus „onder een deksel" verkondigd werd. En dat verstaat men dan als een onzuivere of halve Christusprediking. Wie echter even denkt aan dat andere woord van den apostel Paulus: „Doch al ware het ook dat wij, of een engel uit den hemel u een evangelie verkondigde buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt" (Gal. 1:8), die zal begrijpen, dat dezelfde Paulus zich moeilijk in een onzuivere Christus-prediking verblijden kon.

Dat „deksel" uit Fil. 1 : 18 moet heel anders verstaan worden. Dit is een van de teksten, die doen zien, dat een nieuwe bijbelvertaling tot recht verstaan van de Schrift veel kan bijdragen. Prof. Greijdanus geeft in de „Korte verklaring" deze vertaling van vers 18: , J)och wat (is het)? Anders dan dat op alle wijs, hetzij ten voorwendsel, hetzij in waarheid Christus verkondigd wordt. En daarin verblijd ik mij".

Zie, er bestond in Paulus' dagen „jalousie de métier", ambtsnaijver. Er waren predikers dien het niet om de prediking van het Evangelie en om de redding van zondaars te doen was, maar om eigen grootheid en eer, en die het daarom niet velen konden, dat Paulus de man was en in zoo hoog aanzien stond. Maar nu zit Paulus gevangen (1 : 13), en nu zullen z ij aan den gang gaan. Nu zullen zij die gelegenheid benutten om met hun prediking opgang te maken. Zoo verkondigen zij Christus uit nijd en twist (vers 15), niet zuiver (vers 16), dat is: niet met een heilig doel (nieuwe vertaling). „Hij bedoelt daarmede niet, dat hunne Evangelie-prediking zelve gebrekkig, onzuiver, verkeerd zou zijn, doch dat hun drijfveer tot die prediking niet rein en heilig was. Dat blijkt genoegzaam uit dit gansche verband, en ook uit wat volgt: daar zij meenen verdrukking op te wekken voor mij n banden. Door die Evangelieprediking en haar gevolg, wilden zij den apostel afgunstig maken, omdat hun aanhang groeide, de zijne niet". (Prof. Greijdanus in Korte verklaring). De prediking was hun slechts middel tot bejaging van eigen grootheid, en benauwing van den apostel. „Hier is dus geen sprake van onzuivere, kettersche, halve, verkeerde Christusprediking" (Greijdanus t.a.p.) De fout ligt niet in den inhoud der prediking, doch alleen in de drangrede waaruit, en het doel waarmede deze zuivere Evangelieverkondiging geschiedt.

Wat we met dit woord practisch dan moeten? Eenerzijds: Wij mogen geen vrede sluiten en geen verdraagzaamheid koesteren ten koste van Christus. Dat deed Paulus ook niet. Geen valsche ireniek. De liefde voor Christus — ja juist zij — eischt Zijn ware en volle gestalte.

Maar anderzijds: diezelfde liefde brenge deze houding mee, wanneer Christus naar waarheid gebracht wordt — wadr, of wanneer, of door wie, of uit welk oogmerk, of in welken kring, al zou het geschieden uit tegenstand tegen onze eigen kerken, om zichzelf aanhang te gewinnen — dat wij in de liefde voor Christus zóó overwinnend hoog staan, dat we ons verblijden om Zijnentwil.

Men mag wel eens over deze dingen nadenken, want met het motief van „prediking onder een deksel" wordt nog altijd veel misverstand gepropageerd.

Charlie Chaplin bijna herkstichter.

„De Groene Amsterdammer" schrijft over den bekenden filmacteur Charlie Chaplin het volgende:

Het is de gewoonte van Chaplin, iedere rol in een scène geheel te acteeren voor zij gedraaid wordt. Hij toont den opnemers precies hoe hij het verlangt, ledere handeling wordt tot in de kleinste onderdeden uitgewerkt. Ook zijn motto is: tien percent inspiratie en 90 percent transpiratie.

Hoe de verhouding tusschen inspiratie en transpiratie bij den predikant is, weet ik niet. In elk geval zou geen van beide - aties aan Charlie ontbroken moeten hebben, wanneer hij inplaats van filmheld kanselredenaar geworden was. En dat dit bijna het geval geweest is, leert het volgende citaat:

Toen Charlie voor de eerste maal met Kamo's „A Night in a Music Hall" naar Amerika kwam, reisde hij met het Engelsche vaudeville-gezelschap door het gansche land. Hij was een succesnummer, doch zijn hart was er niet bij. Charlie voelde zich geroepen predikant te. worden. Vijf jaar lang verborg hij onder zijn tooneelbagage een aantal dikke boeken over theologie, philosofie en cultuurgeschiedenis. Zoo grondig bestudeerde hij die werken, dat hij het idee ontwikkelde een eigen godsdienstige gemeente te stichten. Hij had reeds zijn ontslag bij den vaudevilleondernemer aangekondigd, toen hij Mack Sennett ontmoette, die in de filmwereld werkzaam was en Charlie een positie aanbood. Na lang weifelen en aarzelen stemde hij toe... en de rest is een overbekende geschiedenis.

Overigens bedenke men wel, dat Charlie een amerik a a n s c h „godsdienstig" voorganger geworden zou

zijn. Parafrase van Galaten 3 : 15—18.

Ds Vonk vervolgt zijn reeks in „Schiedamsch Kerkblad". Uit oorzaak van plaatsruimte geef ik thans een gedeelte. Later komt het vervolg nog wel. Hier volgt hoofdstuk 3 : 15—18:

(15) Broeders, er zijn er in uw midden, die het niet voldoende achten te vertrouwen op het Evangelie, m.a.w. (zie vs. 8) op de belofte, waarop ook Abraham onvoorwaardelijk vertrouwd heeft; neen, daar moet nog wat b ij van óns als voorwaarde tot gerechtigheid voor God, n.m.l. de „stipte" naleving van de wet, d.w.z. van den dienst der schaduwen, welken God door Mozes in de woestijn aan Israël heeft gegeven.

Zij durven Evangelie en wet te stellen naast, neen eigenlijk tegenover elkaar.

Want ik zal u de verhouding tusschen die twee verklaren.

Ik bedien mij eens van een zeer menschelijk ding: van een testament. Natuurlijk kan men eigenlijk niet spreken van een testament bij den Heere onzen God, Die alleen onsterfelijkheid heeft. Maar onder óns, ménschen, is het reeds zoo, nietwaar? dat men iemands testament, dat in 't verleden rechtskracht ontving, jaren later niet voor ongeldig verklaart of er achteraf clausules aan toevoegt.

(16) Uw verleiders meenen dat nu wél te mogen doen, maar 't feit is toch geschied, dat God aan Abraham en diens zaad Zijn beloften gaf. (Even tusschen haakjes: let wel, de Schrift gebruikt het enkelvoud. Zaad, niet zaden. God heeft dus niet het oog gehad op allen, die maar op de een of andere manier van Abrahams bloed zouden zijn. Want dat zijn er heel wat, hetzij door Sara, door Ketura of door Hagar. Neen, daar ging 't niet om. In tegenstelling met wat uw dwaalleeraars beweren, zien we, dat ook toen al bloed en vleeschelijke afstamming niet beslisten. Toen de Heere sprak: „en in uw zaad zullen alle volken worden gezegend", gebruikte Hij het enkelvoud — zaad — en bedoelde Hij met dat woord: Christus. In Christus worden alle volken gezegend.)

(17) Nu bedoel ik dit: God de Heere had tevoren aan Abraham Zijn belofte. Zijn wilsbeslissing, bekend gemaakt en die met een eed bekrachtigd.

Later, 430 jaar later, komt de wet, de schaduwendienst in de woestijn. Heeft het tweede nu het eerste vernietigd?

Heeft de latere schaduwendienst de voorèfgaande belofte opgeheven? Heeft de wet nu Gods-eehs-gegeven-Woord voor on-

24 geldig verklaard? Heeft God Zijn Woord ingetrokken? (18) U vindt me oneerbiedig? Neen, maar nu moet u de consequentie aanvaarden! Want als vi/ij de erfenis, dat groote goed, hetwelk God aan Abraham beloofd heeft, verwerven moeten door ónze nauwgezette betrachting van "de later-bij-gekomen wetsbepalingen, dan is de erfenis niet uit belofte, uit Gods-eens-gegeven woord. Dus dan is 't me het testament wel. Foei, waar de leugen al niet toe voert! Ze zou God tot een woordbreker maken! Een testamentverkrachter! Maar gij weet de waarheid: God heeft aan Abraham de erfenis beloofd als een geschenk, uit genade!

Ten derde male: de Bloemendaalsche preekcoupure.

In „Gereformeerd Kerkblad Hoek van Holland etc", schrijft Arie van Maaswijk nog eens over hetgeen wij opmerkten in verband met de bekende preekcoupure van Ds Brussaard. Omdat wij het niet goedvinden dat ontevredenheid onnoodig blijft doorwerken, willen wij nogmaals aandacht er aan geven. De schrijver zegt dan ten aanzien van Ds Brussaard:

In den jare 1935 is het zoover gekomen, dat deze zijn standpunt nog eens nader verklaart en geen stap terugkeert op de baan.

Thans is voor zulk een vernieuwde verklaring het sein en het terrein veilig genoeg.

Daarmede wordt de zwakheid der Gereformeerde Kerken in feite duidelijk gesignaleerd.

Hierop antwoord ik: a. de prediker verklaart zijn standpunt m.i. niet, maar vertelde zijn standpunt-van-tóen;

b. hij is op den weg zeer ver teruggegaan; c. geen enkele seinwachter, die het sein voor hem op veilig stelt, is mij bekend;

d. in het licht van het onder b opgemerkte, mag men niet spreken van een vernieuwde verklaring, doch een terugzien op een vroegere periode;

e. daarom vervalt m.i. de conclusie van de derde alinea, die ik hierboven van Arie van Maaswijk citeerde. Al kan ik de uitlating zelf van bedoelde preek allerminst toejuichen, en al vind ik het jammer, dat er niet meer gezegd is, toch mogen wij m.i. uit niemands woorden meer halen dan er in zit. Dat is een eenvoudige rechtsregel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's