GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het land „Nood", door Gustav Schroër, uitgegeven bij de N.V. H. A. van Bottenburg, Amsterdam.

Het land „Nood".

Het aantal auteurs, dat de „sociale noodtoestanden als gevolgen van de economische crisis" aanvat als onderwerp voor een roman, stijgt. En dat is geen wonder. De schrijver die leeft als een kind van zijn tijd, wordt door dien tijd aangegrepen. En hij kan het als een roeping, een taak gaan gevoelen om zijn geestesldnd de wereld in te zenden, als een kreet over den hangen nood der tijden.

Het land „Nood" wordt niet speciaal gevonden over onze Oostelijke grens. Het ligt overal, waar de mensch in bange worsteling tracht om, met of zonder God in 't hart, een stuk brood te verdienen. Waar ligt het land „Nood" eigenlijk niét?

Dit boek verschijnt als het tweede deel van den 16en jaargang der V. C. V.-bibliotheek. Al meerdere iDoeken van Gustav Schroër zijn bij den uitgever van Bottenburg verschenen. We noemen slechts „De kleinzoon van den boer".

„Het land „Nood"" is geen specifieke boerenroman. In het dorp Berghuizen, dat in het bazaltgebergte ligt, lijden zoowel de boeren als de mijnwerkers onder den zwaren druk der tijden. Herbert Winter, de groot-grondbezitter, deelt in hetzelfde lot als boer Unger.

Berghuizen is vroeger een welvarend dorp geweest. Op de groote hofsteden was plaats ..en-.werk genoeg voor vele arbeiders. Maar de kolenmijnen zijn in exploitatie gekomen, en hebben de arbeiders, verlokt door het goede loon, het landwerk doen vaarwel zeggen.

Na den grooten oorlog komt een tijd van sociale ontreddering. Heel het maatschappelijke leven wordt uit zijn voegen geslagen. Socialisme en communisme krijgen een prachtige kans.

Steeds minder wordt het werk in de Berghuizer mijn. Steeds oproeriger wordt de geest onder de mijnwerkers. En als tenslotte het werk geheel wordt stilgelegd, laait het smeulende vuur op in een explosie, die alles en iedereen vernietigen wil. Men ziet, hier is een gegeven, waarvan genoeg valt te maken. En het is jammer, dat juist de conceptie van dit boek z'n zwakste zijde is geworden. Er is in de conceptie van dit boek iets, wat den lezer voor een raadsel plaatst. Op wie wil de auteur eigenlijk het meeste licht doen vallen, welken persoon of welke groep wil hij als het middelpunt laten fungeeren? Soms meenen we, dat het Herbert Winter is, de landeigenaar, die met de hulp van zijn flinke vrouw het oude landgoed productief tracht te maken. Maar de schrijver laat ze ons daarvoor veel te schetsmatig zien. Een bijna even groote plaats wordt gegeven aan Dr Hennig, aan Ds Menzel, aan Walter Berend. Het heeft iets van een tooneelstuk met louter hoofdrollen, of van oen teekening, waarin men de wetten van de perspectief heeft verwaarloosd.

Het gevolg is, dat eigenlijk geen der personen behoorlijk „uit de grondverf" komt. D'e figuur van Dr Hennig wordt ons nog het meest duidelijk gemaakt, hoewel ook hij bij lange na niet ten voeten uit getoond wordt.

Ik herhaal dat dit jammer is, want Gustav Schroër verstaat de kunst om te schrijven. Hij heeft een duidelijken, mannelijken stijl, zonder overbodigheden. Maar in zijn verteltrant is, evenals in de conceptie, een eigenaardig gemis aan begrip voor proporties. Hij vertelt dingen, die onbelangrijk zijn, en laat dingen weg, die noodzakelijk waren. Eén voorbeeld moge ter verduidelijking dienen. Ds Menzel, bewogen door den nood der rnijnwerkers, neemt zich voor, enkele dagen lang denzelfden tocht met hen mee te maken, dien zij dagelijks naar hun vergelegen mijn moeten ondernemen. Als het kan wil hij ook mee in de mijn afdalen. We lezen van zijn reis daarheen. Maar de schrijver zwijgt er over of het Ds Menzel gelukte ook met de maimen in de mijn te gaan, en wat daar zijn ervaringen waren. Dergelijke dingen komen meer voor. En dat maakt, , dat we bij de lectuur van .jjHet land „Nood"" voortdurend een gevoel van lichte onbevredigdheid hebben.

Men zou hier tegen kunnen aanvoeren: is het wellicht niet juist de bedoeling van den auteur geweest, om door hier en daar een greep te doen, ons als het ware een reeks fotografische opnamen te geven? Het is mogelijk. Maar dan heeft hij toch niet bereikt, wat zijn doel was. Elk der opnamen is (dan te onafgewerkt om een sluitende reeks te vormen.

Als Gustav Schroër den nood beschrijft van de mijnwerkers, is hij op zijn best. Wanneer de Berghuizer mijn gesloten wordt, wordt een deel der mijnwerkers nog tijdelijk te werk gesteld in de mijn Ie Marberg. De verbinding tusschen die beide plaatsen is slecht. De mannen moeten 's nachts om drie uur al op weg, om hun werk op tijd te kunnen bereiken. Over den rotsigen, hardbe^Toren berggrond, door het donkere woud, maken ze dagelijks den urenlangen tocht naar het station.

„De spoorwagens waren klein en slecht verwarmd. Er hing een verroeste petroleumlamp. Dicht op elkaar gepakt zaten de mannen daai', slapend, rookend, of lezend. Sommigen kaartten. Eén ding hadden allen gemeen, de wrok. Die woekerde hier voort".

's Avonds om elf uur komen de mannen weer thuis. Dat leven is niet uit te houden. De haat tegen de regeering, die niet ingrijpt, groeit. De inmenging van Ds Menzel wordt argwanend aangezien, en ook het pleidooi van Dr Hennig werkt niets uit bij de hooge heeren.

Intusschen zwoegen de boeren om in het leven te blijven. Maar de oogst, die zoo prachtig beloofde te worden, ligt na tien dagen gudsenden regen weggespoeld op de akkers. De boeren weten niet, of ze het koren nog zullen weghalen, of het maai' op het veld zullen laten verrotten. De regeeringssteun is klein, en brengt mieer onderlinge afgunst dan daadwerkelijke hulp. En slechts zeer weinigen in het land Nood zoeken den weg terug: tot God. De massa keert zich af. De één zoekt zijn heil bij een partij, de ander bij een dictator, de derde bij een revolutie die alles vernietigen zal. Ze hebben God de gehoorzaamheid opgezegd. En klein is het getal van hen, die met den ouden vader Külz zeggen: „De oorzaak van onzen nood is de afval van God". Vader Külz ziet boven de verwoeste vlakten uit naai- een land, waarboven geschreven staat: „Die den Heere verwachten, zullen de kracht vernieuwen".

Hij is overigens een eenzame figuur in het boek. En we worden van zijn Godsvertrouwen meer overtuigd dan van de eenigszins raadselachtige houding van Ds Menzel en zijn vrienden. Als apotheose laat de schrijver aan het einde van zijn boek de boeren houden. een massa-betoogiugB Bn

„De straten dreunen, geen woord wordt er sproken, geen vloek gehoord, maar over de marcheer enden zweeft een onverbiddelijke wil. Zwarte vlaggen wapperen. En daar — zie toch, ziet - ~a( daar waait een vlag met • het ' • boerenembleem. ' " De " 1 duizenden komen samen, als vele stroomen mon­ 1 [ den in de zee. 2e strekken hun handen om t«j zweren, en de eed klinkt als een doffe golfslag, aanrollend op den eenen, in wien de wil detSI veertigduizend samenkomt^ en die hun gekozen^ leider is". '1

Dat riekt naar Duitschland, en naar een bepaald il soort import, uit Duitschland afkomstig! En hel si verbaast ons van een schrijver, die blijkens ander« ? j| uitlatingen in zijn boek toch weten kan, dat de • ' uitweg uit het land Nood op een andere wijze : vonden wordt. sf

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's