GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paschen in de prediking.

j^^ "moeilijkheden, die het preeken over „histori- ^^"« stoffen" meebrengt, zijn in ons blad reeds ïu^""*'*^" ter sprake gekomen. De eischen, die o.i. aan n Prediliing te stellen zijn, eveneens.

aan'^fi^^ ^*tien we lang geleden algemeene regelen, die ten" ''""liletische behandeling van historische „stof- ^.^ te stellen zijn, speciaal op de lijdenspredi- ^^^ S toegepast, en in enkele trekken aangegeven, ^oor deze lijdensprediking de consequenties moeten zijn uirhet aoor ons als Schriftuurlijk aangewezen standpunt.

Trachten we thans iets dergelijks te doen voor de prediking in de Paaschdagen, en daarna.

Voorop zij natuurlijk gesteld, dat het in de behandeling der historische stoffen niet te doen mag zijn om dat vermoeiende steeds maar weer aan de orde stellen van „religieus-psychologische" onderwerpen. Men moest den Heere Jezus Christus toch die oneere niet aandoen.

Die oneere?

Ja zeker.

Want het is voor den Levenden Koning der Eere een oneere, in Zijn levenstriumf zelf of verzwegen te worden, óf alleen maar als homiletische springplank dienst te doen voor den dominee, den onderwijzer, den essayist, den zondagsschoolonderwijzer, die het technisch kunststukje volbrengen wil van het steeds weer spreken over het religieuse subject. Waar halen we toch den moed vandaan, het altijd maar weer „naar aanleiding van" het Paaschevangelie te hebben over dit en dat, en niet te spreken over het Paaschevangelie zélf (de morgenbeurt van eersten Paaschdag dan zoo ongeveer uitgezonderd)? Als die dominee van daareven dood is, of die essayist van daar straks begraven wordt, en men vult het verslag van hun sterven of begrafenis op met allerlei bizonderheden, die men even goed kon behandelen in een verslag van hun bruiloft of ambtsaanvaarding of vacantiereisje, wat zou de familie ervan zeggen? Maar onze Paaschprediking doet toch meer dan eens den levenden Christus aan, wat we den d o o d e n redenaar of schrijver niet zouden durven laten overkomen: opmerkingen maken naar aanleiding van zijn herleven, die we ook ten beste konden geven, naar aanleiding van iets heel anders. O zeker, we hebben wèl jaarlijks zoo ongeveer tenminste de eerste morgenbeurt gereserveerd voor de verkondiging van „het eigenlijke Paaschfeit". Maar heeft dan daarmee de homiletische „Mohr" zijn „Schuldigkeit getan"? 't Lijkt soms wel zoo; want wie vindt nu eigenlijk niet, dat de dominee als prediker van het Paaschfeit verder wel kan heengaan? Hij mag wel terugkomen natuurlijk, want op Paschen behoort een mensch in de kerk. En op Hemelvaart ook. En op de tusschenliggende Zondagen eveneens. Maar op die Zon- en Feestdagen mag de dominee — zoo oordeelen de meesten — het gerust hebben over allerlei onderwerpen uit de „religieuse godsdienstpsychologie". Dat is een vreemd woord, düs is voor veler besef hiennee de steen der wijzen gevonden voor „cultureele" prediking (die haar tijd bijhoudt!) Zoo komt er een prediking, die 't oude volk liefheeft, dat oude lieve volk, dat zoo geen vreemde woorden kent, en geen Gunning, geen Fosdick, geen Korff, geen d' Aulén en zulke schrijvers leest. Maar zóó komt er ook een prediking, die enkele psychologisch bijgewerkte jongeren begeeren: zij lezen wèl Gunning, Fosdick, Korff, d' Aulén, en meer van die auteurs, die over heel veel dingen, maar nooit over de openbaringshistorie kunnen handelen. Dat. laatste is naar veler meening een passend vraagpunt voor een niet al te belangrijk hoofdstuk der theologische encyclopaedic, zooals b.v. ook de Lêpsiek van Kuyper Si- dat is, en voorts lijkt het hun een hobby van enkele gereformeerde rigoristen, van enkele van die ultra's, u weet wel, die groep, die me daar schijnt te verkondigen „dat je nu ook al geen toepassing meer maken mag".

Derhalve, de dominee van d i t psychologiseerende oude, benevens van dit in andere termen weer bepsychologiseerde jonge volk, is doorgaans voor wat de verlangens zijner hoorders betreft, met één Paaschpreek in ruwe omtrekken klaar. Hij mag dan dadelijk overstappen naar het terrein der religieuze godsdienstpsychologie. Onderwerpen naar keuze: Maria Magdalena's blijde en onverwachte zielsverrassing: de dominee (of essayist) laat haar b.v. den Heere Jezus zoo echt prachtig niet met de handen, maar des te meer met de oogen vasthouden. Als hij aan 't zevende of tiende gebod toe is, zal hij 't zeer klaarlijk ons aanzeggen, dat een mensch een onkuische, een echtbreker kan zijn met gebaren, maar ook met de oogen, dat de overtreder zich vergrijpen kan aan 't goed van een ander met de handen, maar ook met de oogen. Maar wie zegt nu op Paaschzondagavond, dat Maria Magdalena Christus, of eigenlijk bedoelen we Jezus, niet met de handen en dus ook niet met de oogen vasthouden mocht? Is het niet zeer „koud", zeer nuchter, zeer „voorwerpelijk", Jezus ook met de oogen niet meer vast te houden? Ja; en dus noemen wij dat irreligieus! En dus laat de psychologiseerende Paasch-verteller vooral den nadruk vallen op hetgeen Maria met ons gemeen heeft: psychische depressies, en dan weer psychische ontspanning, met feillooze werking van het religieuze medicijn. Gods kerk is immers een heerlijk rusthuis voor ouden van dagen? En ook op Paschen wordt dit rusthuis niet opgeschrikt.

Maria, — o wat is ze dierbaar in haar Jesu-latrie! En wat is die psychische spanning prachtig om na te voelen! En wat houden haar oogen Jezus vast, al houdt ze dan ook haar handen van hem af. En wat was het toch eigenlijk heerlijk en diep-geestelijk, dat ze toch zoo heelemaal niet graag Hem aan Zijn „anabasis" (zie „Uit de Schrift") wou laten beginnen! Wij willen 't immers ook niet, broeders en zusters? Zingen ook wij niet met vader Van Alphen: „Ach, was Jezus NOG^)

(Zie vervolg op blz. 236.)

op aarde, aanstonds vloog ik naar Hem heen"? Wij willen toch immers ook met Jezus zoo bij tijden en oogenblikken alleen zijn? En Zijn wereldkrijgstocht — nu ja, die is voor beroepssoldaten. En dat zijn van die ruwe klanten, let maar op: letterknechten, polemisten, nomisten, practicisten; daartoe geven zij van die rauwe geluiden uit hun keel.

Den psychologischen kant uit, derhalve. En dan is er stof genoeg, Ook die Emmaüsgangers hadden hun spanningsvolle uren! En dan die vergaderde discipelen! En o ja, die Thomas; complete karakterschets beschikbaar, even betrouwbaai', ais ware liij vanwege het Psychotechnisch Laboratorium zelf „getest", of als hadde het nieuwste Graphologisch Instituut zijn handschrift ter beschikking gehad, om het karakter er uit te lezen. En dan voorts: die verrassende vischvangst (ter keuze: een bizondere verkwikking, een tractatie van benauwde zielen, of een puike allegorie, met vergeestelijkende toepassing op de Zending!) En dan dat: „Vrede zij u- lieden", — hoe vertroostend is dat! Ge moet daarbij vooral niet denken aan Lucas 10, waar de zeventig uitgezondenen zich bij voorbaat óók de gelegenheid tot een ambtelijk afschudden-van-het-stof moeten scheppen door den ambtelijken groet: vrede zij dezen huize. Ge moet daarvan heusch niet denken; dat is te nuchter. „Vrede", — dat is toch zielerust? Ontspannenheid? Er zijn grenzen in de deugden, tenminste — in sommige; b.v. in het nuchter-zijn.

Preek nu maar voort, schrijf nu maar voort, dominee, essayist! Toon ons steeds weer dat spannende tooneel der eeuwenoude Worstelingen aller Zielen. Zorg voor een volledige verzameling van decors; en bedenk vooral, dat het bezit van alleen maar bloemhoven-decors uw reputatie grondig zal bederven. Maar voorts: toon ons het schouwspel aller Zielen; neem daarvoor bijbelsche figuren; zet ons, toeschouwers, in het donker, belicht fèl dat tooneel. En of nu de lampen, die het tooneel beschijnen, op Kerstfeest, dan wel op Paaschfeest aangebracht zijn, een Kerst-kleur, dan wel een Paasch-kleur werpen, dat is b ij z a a k. Hoofdzaak is het zieledrama, dat met die lampen niets uit te staan heeft.

* Maar we worden nu werkelijk bang, dat 't ontbreken van de ironie-letter ter drukkerij ons bij sommige lezers parten spelen zal, als we nu niet dadelijk ophouden met deze pijnlijke ironie. De lezer zal nu wel verstaan, dat naar onze stellige, reeds eerder breed gedocumenteerde meening, de steeds weer psychologische preekmotieven uit de historische stoffen purende preekmethode als PREEKmethode even verwerpelijk is, als de manier van doen zou wezen van b.v. den geograaf, die aardrijkskundige bizonderheden, of van den freudiaan, dié materiaal voor zijn sexueele pathologie uit de bijbelsche berichten afleiden zou. Wie Gods groote werken verkondigen wil op Paschen, moet het dan ook daarover hebben; en niet naar aanleiding daarvan iets vertellen, dat hèm nu speciaal interesseert, hem of zijn gehoor. Wie op Paschen „preekt" over de beste wijze van eten (Emmaüsgangers, zee van Tiberias) of van groeten (Emmaüsgangers, of opperzaal) of van binnenkomen of van afscheid nemen (opperzaal) of van welvoegelijkheidsbetoon (Petrus' opperkleed), die heeft Gods Woord niet bediend. Daar zijn we het allemaal al lang met elkaar over eens. We weten dat zelfs flink te vertellen, bij wijze van verwijt, aan de voormalige dominees van het rationalisme. Maar wij zelf dan? Wie op Paschen over „psychische spanningen" „preekt", die bedient Gods Woord evenmin. Slechts hij doet dit, die ons den opgestanen Levensvorst laat zien. Zijn ambt bedienende en opstijgende tot Zijn Vader. Den Middelaar in de „anabasis". Zóó één preekt niet „over" psychische spanningen, al brengt hij ons wel daar i n.

Wordt Christus zóó gezien en getoond in de Paaschprediking, dan is zij rijk en grootsch. Dan wordt de bijbelsche weg en niet die der vleeschelijke willekeur en eenzijdigheid (d.w.z. zelf handhaving) bewandeld, in het onder meer óók „vertroosting" ontvangen uit de Schriften.

Want we hebben dan Hem in Zijn ambtelijke, Messiaansche trouw gezien. Hij is dan weer onze „Basileus", d.w.z. onze Messias koning. De in het proces voor Kajafas en Pilatus optredende titel „Basileus" (koning) is immers een verkorte naam van den Messiaskoning. En deze over den dood en een Romeinsche wacht nu triumfeerende „Basileus", Hij moge dan d a d e- 1 ij k na Zijn opstanding spreken van Zijn „anabasis", toch „gaat" Hij niet „op" naar Jeruzalem — daar laat Hij andere uit den dood verrezenen verschijnen — en ook niet naar Rome, doch naar den hemel. En als leidsman ^ des g e 1 o o f s laat Hij wel dadelijk de boodschap doorgeven: Zie, Ik ga uvoor...; dat woord, waarop zoovele Joden reeds jaren lang gewacht hadden, begeerig, het te hooren uit den mond van een nationalen Führer met internationalen durf; doch hij vult dit: „Ik ga u voor" dan verder aan, niet met een: „...naar J u d e a " (de provincie, waar de politieke slagen vallen, de diplomatieke „zetten" gedaan worden) en ook niet met een: „...naar Italië (waar de antichrist zijn portret alvast laat bewonderen), doch met zijn: „...naar Galilea"; daar zal Hij Zijn instructies voor de kerkvergaderinghungeven. En zoo is Hij als knecht des Heeren bezig, vóór Zijn hemelvaart Zijn apostelen te instrueeren, opdat zij „wezen" en „orde" zouden leeren verstaan van dien staat, waarvan wij heden burgers zijn, en die zelf in den hemel is, ingrijpende óp alle wereldleven, maar niet daar uit opkomende, noch met één van zijn „zijden" (b.v. de religieuze) te vereenzelvigen.

Ja, Hij is nu de „Basileus", die het stille protest, dat Hiij enkelei dagen geleden (vóór zijin dood) tegen de vleeschelij'k-uitwendige koningsschaps-idee der nationalistische zeloten publiek had uitgesproken, nu ia een nader onderricht van veertig dagen aan Zijn kerkvergaderaars-apostelen gaat verklaren en inschoi-pen.

Welk protest? Dat van dat ezeisvculea, waarmee Hij zijn stad was binnengereden. Een jong roomsch auteur merkt op: „Wiji in ons land kennen den ezel eigenlijk niet. De wilde ezel leeft in het bergland .... Als bijl (zonder verband met de kudde) alleen is, en onraad vermoedt, staat hiji oogenblikkelijik stil, stokstijlf, als versteend; zoo kan hiji in de bergen nog het leven eraf brengen, daar waar het nerveuze paard, het dier der vlakke steppe, direct op hol zou slaan en in den afgrond storten.... Zulk een.... rij'dier.... zou in den strijid zijn berijlder een ziekeren, dood brengen"").

Ja, zóó was Christus als „Basileus" de stad binnengekomen: een koning, die niet van plan is in den strijid der vleeschelijke wapenen OP DIT WAPEN als het beslissende mee te doen; Hij doet wel mee, grijlpt zelfs op heel het strijdgewoel in, doch doet dit als Koning der gerechtigheid op een wijze, die onder menschen b e I a c h e 1 ij' k is (den Grieken een dwaasheid) en gevaarlijik, doodelijik (den Joden een ergernis).

En zie, nu komt daar die Basileus van dat ezelsdier van enkele dagen geleden zijin graf uit! StO'm-verbaasd ontdekken de leerlingen, dat Hij Jeruzalem en Rome kan verslaan. KAN verslaan. Maar Hij' doet het niet. Of ja, — Hiji doet het toch; maar op Zijln eigen onder Grieken „belachelijke" en onder Joden „gevaarlijfce" manier. „D' e kerk Onder het krui s", zeggen de paaschpreekers, als ze erg diep „komen af te d(w)alen". „Het Koninkrijik Gods op den e z e 1", dat is beter, wijll ruimer gezegd. Christus de Basileus-op-den-ezel, zet nu óók al de Zi^'nen ambtshalve op ezels. Met Zijn rijksgrooten (apostelen) begint Hiji. Eïi wie Zijn leven, zijn paaschleven, wel te verstaan, liefheeft, die móet op een ezel de toeziende kerk, de verslapte broederschare durven binnenrijlden.

En dat is nu rechtsreeks paaschpreek-motief. De opgestane Koning zet al zij'n apostelen op den ezel: Jeruzalem als openbaar worstelperk ontwijkt Hiji zelf, Hiji is er al doodgestoken op Zijïi ezel; de vijanden immers hadden flinke paarden. Hiji zelf is al dadelijk bezig met de „anabasis", de "hemelvaart. Maar Hij zal h è n straks wèl naar Jeruzalem zenden: een publieke intocht van de Christus-herauten-op-een-ezelsveulen. Goede herders, niet ongewapend, doch anders gewapend. Niet ongewapend: de militaire wacht is door hun Koning uiteengejaagd, van dat graf weggejaagd. Doch alleen met het wapen van den schrik des Heeren. En geen stiijidros was in de buurt op Zondagmorgen. Het komt ook niet in de buurt van de zijide der apostelen: daar zorgt Christus wel voor.

Goede herders — inderdaad; hen stelt Hiji na Zijln opstanding aan! Dus: toch weer de religieuze psychologie? Dewijl een herder een theoloog is? Die dan een secondant voor den secundairen dienst der barmhartigheid heeft, opdat de arme stakkers nog net genoeg krijgen om in de kerk te komen? Neen — het is veel meer, ent het is ook anders. Een herder is in den bijbel herder voor het geheele leven, voor alle belangstellings-sferen in dat leven. De farizeeërs waren dan ook niet daarom „dieven en roovers", omdat ze zich letterlijik met alle zaken van kerk, staat en maatsohappiji bemoeiden, doch, omdat ze zichzelf weidden en niet wettig geroepen waren; „ooid-strij'ders" zouden ze h.i. worden in den komenden messiaanschen staat, in afwachting waarvan ze Herodes den Groote een eed van trouw soms hadden durven weigeren! „Oud-strijders" krijgen bijl elke zich als messiaansch aandienende Führer-diotatuur ook vandaag nog de vette baantjes; zijl weiden zichzelf. Dat kunnen dominees doen, maar ook N.S.B.-propagandisten. En de farizeeërs waren heusch niet alleen-maar-theologisch geïnteresseerden. Ze waren voor alles geïnteresseerd. Tegenover hen nu komt de Paaschvorst Zijn herders-onder-Hem aanstellen. „Zie, Ik geef u macht". „Mijn vrede geef Ik u". „Wien gij zult binden, ontbinden, die zal in de hemelen gebonden, ontbonden zijn". Tucht, in de kerk? Alleen voor kerkelijk gebruik? O neen — 't gaat over herders! En die raken de wolven „op ALLE terrein des levens".

Daarom, worden dan ook na Pasohen die apostelen vergaderaars voor k e r k-è n-k o n i n k r ij' k-d e r-h e- melen. Niet maar een gereformeerde kerk, doch óók een politieke partjjl, óók een sociale kring, óók een universiteit zal daarom door den Paaschvorst a a n g e- wezenblijiven op het „fundament der ap ostelen en profeten, " de apostolische successie gaat behalve Rome en Doidt als theologisoh-kerkelijk geïnteresseerden, ook alleanderen aan. Synodes, concilies, maar ook congressen en meetings.

Zoo is Pasohen 't feest der herstelde herdeisfunctie over 't g a n s c h e menscheiüeven. De schapen, die geen herder hebben (N.S.BO zullen 't moeten hooren, dat het vragen om. de keur der apostolische successie niet straffeloos 'door hen kan worden overgelaten aan theologen en kerklieden. En daarom stelt Christus, van Zijn ezel naaj i kruis afgesleurd, dooh daarna van het kruis veriooij tot „God en Zijn, troon" (zie: „Uit de Schrift"), g^ ^ na den Paaschdag, 'bezig zijnde met Zijn „anabasij» •' volle heerlijkheid, zijn herders aan; de herders iford nu de wettige „deur" binnengelaten, d.t zij krijgen hun wettige aanstelling van den eigenji (Kurios) der schapen.

Zoo is Paschen universeeie levens- De goede Herder, die Koning op den ezel, heeft in Gethsemané aan Petrus het „paard" vor'nofc steek uv/ zwaard in de scheed e. Maat ils' was toen nog maar negatief; en 't ging zeer haasiiow met dat bevel, een paar dagen geleden. Maar nu neem de Basileus veertig dagen ervoor, om dat aan Petj»nog eens flink te zeggen. Na Paschen neemt Hij i, , , dan ook apart, en het wordt een lang gesprek lus. sohen Koning en minister. „Een ander z a.i, gorden en brengen waar gij nijj w i 1 t". Kijk, nu zet de Paaschvorst Zichzelf den troon, en Petrus op Zijn ezel. Van nü aan zaA de leer der twee zwaarden veroordeeld zijn als een dwaze antinomisohe verbinding van niet bij elkaar passende dieren: het „paard" en. den „ezel". Maar die heterogene verbintenis is dan ook al en overal vervloekt. Voor de Kerk, zegt u? Neen, , voor de christelijke po'litiek; óók voor de christelijt sociale zorg; óók voor de christelijke school, de lagen en de hoogere.

De B a s i 1 e u s-Messias-Koning Jezus Christus. Zie, nu komt Hij letterlij'k in alles in, onze goede Eerste Herder.'Hij schaft den Zaterdagsohen sabbath af ej dringt ons den Zondag op. Den Zaterdag gunt Hij è eere niet, dag van de groote verrijzenis te zijn. Eigens op deze aarde hebben de> menschen een streepop de kaart — getrokken; een scheepskapitein, die dea streep passeert, springt één dag over, of schiet e, r eti dag bij in, al naar gelang hij van A naar B of vaa B naar A op weg is, als hij die denkbeeldige lijn passeert Hij stapt dan zóó van, laat ons zeggen, den Vrijdag ii den Zondag over, óf komt, uit B v e r t r o k k e n op Zaterdag avond, in A op Zaterdag morgen aai, Wat moet, van „God en Zijn troon" uit gezien, die deibeeldige streep toch wel onbeteekenend zijn: „mènschensohrift", „mènschengriffel", zou Jesaja zeggen. Maai zeer nauwkeurig heeft toch de verhoogde Christus uil den hemel, in het gezelschap van Abraham, Jesaja en van den bekeerden „oud-strijder" der nationale Gariifr van-het-Vurig-Ros, die zich op Golgotha tot den Koninf op-den-ezel bekeerd had'), gelet op de ordeningen-omtrent-den-tijd, die aan den éénen kant van die streef op aarde, daar in Jeruzalem, golden. Hij kwam Tan tusschen zon en maan en sterren door (daar was 1 eigenlijk ook geboren, daar lag Zijn Bethlehei Lucas 2, Openi. 12), en koos precies Zijn plekje iaè ruimte, waar Hij wezen moest, en ook Zijn punt a den t ij d, waarop Hij werken moest. Dat plekje irai de hof van Jozef van Arimathea. En dat punt fc tijds was die Zondagmorgen — als het begon li lichten. Hij kondigde den Zondag aan, en had daaryooi een zeer preoiese hemelsohe aandacht, toen Hijno{ bij Abraham, Jesaja en Zijn mede-gekruisten pas Bfr

wonnen onderdaan stond, in het paradijs zijnde. De Zondag! En die Zondag wordt nu ook verte door Hem opgedrongen als de dag der rust over heel de levens-linie. Op Zondag verschijnt Hiji aan Je leerlingen. En als Thomas er niet is, dan laat Hiji diei Thomas tobben, tot dat het weer Zoodag is; eerdei vortoontHijlZichaanThomasniet.

Het was maar een enkele greep, die wij' deden uit liel overrijke materiaal. Slechts een zeer uitvoerig boel i» het Paasohevangelie kunnen volgen op den voet, e« overal aanwijzen, hoe 'de zeer speciale PaaschboodsdaP tot in de kleinste onderdeelen toe juist haar special e n inhoud heeft.

Wy echter in dit voor de Paaschweek bestemde nimmer van ons blad konden niet meer dan een enkele greep doen. Wilden wijl volledig zijn, of zelfs Sitü overzichtelijk in onze aanduiding, dan zouden we moeten spreken over heel veel andere dingen meer. Ovei het „niet-aanraken" (vasthouden, Maria Magdaleiia)i Christus wil weg, en de openbaringshistorie mag nj» geremd worden. Of over dat woord: Zalig wie niel gezien en nochtans geloofd zal hebben (geen algemeen gebod, doch speciale teekening van den nieuwen toestand, het intermezzo tusschen hemelvaart en wederkomst; en daarom heusch geen tegenspraak van • andere woord: „uwe o ogen zijn zalig, omdat *' gezien hebben"). Of over dat eten van den zol geen spijs en drank meer be hoeven o e» Levensvorst met de Apostelen (bewijs der lichameliJ'' verrijzenis; een zintuigelijk-waarneembaar bewijs, * hun gegeven wordt in onze plaats, ons ten goede, o het ons te garandeeren; en daarin een binding ^ het ambt; de apostolische successie is er ools e openbarings- en verkondigings-geschiedenis; "• enke aan het woord van Petrus, later gesproken Cornelius). Of over den samenhang tusschen den las ten maaltijd vóór het sterven en den eersten na^^^ pstanding; den samenhang ook tusschen deir 1* aaltijd (een gezeleohapsacte!) vóór de heme, den straks te wachten eeuwigen maaltijd n a de yn^' omst, ' als Hij den wijn nieuw zal drinken niet ijnen. Er liggen hier nog heel wat schatten oP elven.

v-n het is niet te veel gevraagd, als wij, met erken- . yan het feit, dat op dit gebied nog veel onontgonterrein is, toch elkander opwekken om in de prediv'nï den prinoipieel-valschen weg te verlaten, en niet . jjiinst in de weken na Paschen er mee te rekenen, I t het in de historische stoffen öm die bepaalde listorie en om niets anders gaat. „Met het inst in de weken na Pasohen", zeiden ws; want heeft Pasoben niet aan de geschiedenis in één punt des tijds een radicaal andere bewegingsrichting gegeven?

Ja bet is heel moeilijk, over en op Paschen goed te oreeken. En wie dat vergeet, is gauw een leelijke Nurks : „ den van God met licht en leven gezegenden kerkeliiken hof. Maar, dit vooropgesteld, blijve toch erkend, dat de oproep, om aan het geschiedverhaal naar zijn speciaalste bedoeling trouw te blijven, geen overbodigyd is. W^ant anders wordt die kerkelijke hof tot kerkhof- Wat zullen wij in deze tijden van crisis nog anders te vertellen hebben, dan dit, dat onze Koning leeft, dat onze kerk-stiohters nog „pas" {duizend jaren ïijn als één dag) met Hem gegeten en gedronken hebben, en dat wü zelf al tot den volgenden maaltijd van morgen" opgeroepen zijn, en dat we dus van den eenen tot den anderen liefde-maaltijid op weg zijta. ?

' Christus leeft — en Hij is onze eeuwig levende Goede Herder. En Hij leeft voor heel het koninkrijk. Elke vlucht met een fragment van het Paaschevangelie naar een bepaald afgescheiden, • óns persoonlijk zoo vertrouwd hoekje in den levensbof, is individualistische oppositie tegen den Paaschkoning, die Zijn kerk bijeenvergadert en het Rijk Gods openbaren komt.

Een auteur van den laatsten tijd heeft beweerd, dat de uitspraak in Lucas 23 : 56 (op den sabbath „rustten" ïij naar het gebod, hèsuchasan), feitelijk beteekent: op den sabbath hielden zij sach stil; 'zij Melden op met de offioieele d oo den klach t. Eerst bijl zonsondergang, bij bet begin van den sabbath hielden ze op met het weeklagen; ze dachten in den vroegen Zondagmorgen weer er mee te beginnen. Maar juist dan komt de Levende zelf hun tegemoet, de klacht verstomt voor eeuwig.

Wij weten niet of dit goed verstaan is. Zoo ja, dan krijgt onze opmerking inzake Thomas nóg scherper accent: hij bleef nog „in den rouw", omdat de Meester dood is, maar wordt nu door Christus, niet op Zaterdag, doch op Zondag „van den rouw ontheven". Hoe dit 2dj — laat de Paaschprediking weer de kerk zeggen, dat bet verboden is „den rouw in de kerk te brengen", dat wij allen hebben te „pauseeren" Tan den rouw, en te vervolgen met het levenslied, op Zondag, en in alle dagen der week, en laat ons dat nu uitbreiden over HEEL het veld, HEEL het regeeringsgebied van het koninkrijk der hemelen. En laat ons liet een ieder zeggen tot het in ALLE levens-kringen doorkhnkt: wat klaagt dan een levend mensch? Een ifeder klage vanwege zijn zonde.

En bestijgen wij onzen „Paas ch-ezel", naar de ons gegeven genade.

Vervolgartikelen.

Het leek me niet ongeoorloofd in het nummer van deze week speciaal aan bet Paasohfeest de aandacht te wijden. Daarom veroorloof ik mij, de vervolgartikelen «ven op te schorten.

K. S.

Dr J. G. Rullmann. f

Vrij onverwacht nog is Dr J. C. Rullmann heengegaan. Ter gelegenheid van de doleantieherdenking zagen we hem nog onder ons, en nu is hij — naar we gelooven — opgenomen in dien met heel andere wapenen gevoerden strijd, dien de ééne heilige algemeene kerk in gebeden te strijden heeft, tot den dag van Christus' toekomst.

Voor het leven der Gereformeerde Kei'ken heeft lir Rullmann zeer veel beteekend. Zijn nimmer „interesselooze" speurzin dwong hem, zich intensief bezig te houden met haar verleden; en waar de feiten zelf, de naakte feiten, in de rechtvaardiging der kerk naar haar wettige apostolische successie uitwijzen moeten, of ze san den door Gods Woord gestelden regel in critieke tijden trouw gebleven is, daar is het zeer belangrijke feitenmateriaal, dat Rullmann bijeen gebracht en aan het Gereformeerde volk overgeleverd heeft, van onschathare waarde geweest, ter verlevendiging van het kerkhesef. Uit den laatsten brief, dien ik van Dr Rullmann ontving, mag ik wel deze bijzonderheid hier meededen, dat hij evenals ik zelf het kerkelijk besef al meer Slinken zag; historicus als hij was, herinnerde hij mij er aan, dat hij reeds jaren geleden op een jeugdmeeting gezegd had, wat ik zelf onlangs in ons blad schreef, ™ de bodem, waarop wij nog het jeugdig enthousiasme II zijn krachtig „toogdagen"-applaus zich zien uiten, onder den trappelenden voet dreigt te vermolmen, als liet alle krachten worden ingespannen, om de jeugd mobiel te houden voor de worsteling, die Kuyper ^tt Vonkenberg gevoerd hebben. Voorzoover Rullmann •Wist door zijn historische studies aan deze mobielouding der gereformeerde jeugd heeft meegewerkt, eeft hij heel ons kerkelijk leven mogen dienen.

Zijn naam als historicus was gevestigd. Ieder greep bij den aanvang van elk nieuw jaar naar het „kerkelijk verzicht", dat Dr Rullmann in het Jaarboek der Gereormeerde Kerken placht te geven. Over het algemeen nmerkten die overzichten zich door de den historicus Wende objectiviteit. Behalve zijn werken over Scheiding, ooV*"^*'^ en over den strijd voor kerkherstel, hebben v„„. ^^'"^ monografieën over bekende voortrekkers of angers de algemeene aandacht gehad. De Vrije Univi versiteit heeft den schrijver eershalve den doctorsverleend; dat deze volkomen verdiend was, zal '*r erkennen.

K. S.


1) Nóg; dat is natuurlijk de voornaamste denkfout in het rijm.

2) Archeeg, aanvoerder.

3) De schrijver geeft merkwaardige voorbeelden van 't gebruik van ezels en paarden gedurende den oorlog in Roemenië

4) De „moordenaar" aan 't kruis: vroeger lid vM jfj alestina opereerende bende-wezen; heden zult g'J *" n het paradijs zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's