GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

^^' Debat Waterink-Steen.

„De Wachter" schrijft:

Men weet, dat er eenigen tijd geleden een zeer scherp debat geweest is tusschen Prof. Waterink en Ds H. Steen van Andijk. Dat was nog in dien lijd toen er geen kerkeraadsmotie over de wijze van polemiseeren gepubliceerd was en er in de bladen nog geen jammerklachten stonden over de manier, waarop gepolemiseerd wordt. Die klachten zijn van lateren datum en doen een eenvoudig, nuchter mensch wel eens vragen: waarom toen niet en nu wel? Tusschen de twee bovengenoemden was indertijd een debat, dat nu juist niet leed aan overmatige zachtheid of liefelijkheid. Ds Steen schreef, dat Prof. Waterink in zake de leer van de twee naturen in Christus afweek van Gods Woord en de belijdenis en eigenlijk de oude dwaling van Apollinaris leerde. Prof. Waterink antwoordde, dat Ds Steen er in den grond der zaak niets van begreep. Bijzonder vriendelijk was dat debat niet.

Ds S teen heeft daarna een boek geschreven onder den titel „Persoon, Geest en Ziel", waarin hij nader tracht aan te toonen, dat Prof. Waterink in de Christologie van de belijdenis afwijkt en tegen Gods Woord ingaat. Zoover mij bekend is, heeft de professor hierop niet met eenig tegenschrift geantwoord. De zaak is echter nog niet uit. In „De Standaard" 1M ik onlangs een bericht, dat er „een conferentie keeft plaats gehad, waarin Ds Steen en Prof. Waterink beide volkomen bereid bleten, mede te werken om alles te weren wat de rust en den vrede der kerken zou kunnen verstoren en hooge belangen zou kunnen schaden. Het standpunt van Prof. Waterink inzake de Christologie en Ds Steen's lezwaren daartegen, zullen nu worden voorgelegd aan, 6en door beide partijen te benoemen commissie, bestaande uit Gereformeerde hoogleeraren. Ds Steen en Prof. Waterink gingen hiermede accoord.'' Dit is, naar ik geloof, iets nieuws in ons kerkelijk Iwen. Tenminste, ik kan mij niet herinneren, dat in de laatste jaren zooiets heeft plaats gehad. Er zal ™s een commissie van deskundigen samenkomen, die "yer deze zaak haar oordeel moet uitspreken. Zoodat wet het oordeel van de kerkelijke vergaderingen gewaagd wordt. Zonder eenige uitspraak te doen over 't wenschelijke van deze wijze van handelen, wU ik het f^ultaat afwachten, 'k Ben zeer benieuwd naar de •utspraak. Deze zal, naar ik verwacht, te zijner tijd ''öl gepubliceerd, worden. Het debat was ook een PnbUek debat. En wij stellen natuurlijk zeer veel Wang in de uitspraak van onze hoogleeraren. Welke Mogleeraren de commissie zullen vormen, is mij niet Mteiid. We zullen maar rustig afwachten wie het zullen zijn en wat zij zullen zeggen.

Waar zija die uit-het-oog-verliezers?

"r W. A. V. Es schrijft in Geref. Kerkbl. Leeuwarden: Men bladere maar eens in de bundeling van al deze ^^iii. belijdenisgeschriften, gelijk er een kleine eeuw ^ug een door Niermeijer in het licht is gegeven, en (it *™^ °^ ^® manier waarop in al die symbolen «e belijdenis omtrent de Heilige Schrift is geformueetd. De Pransche belijdenis wijdt daaraan vijf arti- ^«ten; onze Nederlandsche Confessie zes; de Schotsche sarentegen maar één, en zoo zou men meer voor- ? yden kunnen noemen. Toch zal men om dit verschil va p ™ ^^^ andere nationaliteit niet licht den naam .t» Gereformeerde kerk willen ontzeggen. Onzes nzieng werd dit begrijpelijk verschil onrt'* het oog verloren, wanneer men j..'/? ^ ons wel bezwaar tegen het inter- *»onaal bedoeld Calvinistisch con- "«« heeft gehad. Het spreekt vanzelf, dat zulk tjj, °°? êres, internationaal georiënteerd, niet uitsluifoj ^^p'^ op den grondslag van onze Nederlandsohe daan "^ van Eenigheid kan stellen, maar breeder nn ook de andere Geref. belijdenisgeschriften moet opnemen, en dat men daarbij nog minder zich kon laten leiden door gezichtspunten, als meer bepaald in onze eigen Nederlandsohe Gereformeerde kerken van overwegende beteekenis zijn. Wie een internationale actie wil, zal in dit opzicht ook in de bepaling van den grondslag wat rekkelijker moeten zijn, en daardoor misschien internationaal tot combinaties moeten komen, die uit een nationaal kerkelijk oogpunt als minder gewenscht zouden moeten worden geacht.

Kan ook één van onze lezers mij iiüichten, waar toch die onwezenlijke en onpractische fantasten wonen, die het „begrijpelijk verschil", waarover Dr v. Es spreekt in de door ons gespatieerde woorden, „uit het oog verloren" hebben ? Ik heb vrijwel alles, wat over dat congres geschreven is, gelezen, en aan de lezers doorgegeven. „De Reformatie" was immers het eenige blad, dat hoor en wederhoor toepaste i(later noemden enkelen dat „polemiek" of „doordrijven"). Maar ik kan me niet herinneren, dat ik dergelijke naïevelingen, als thans in Dr v. Es' herinnering blijken te leven, ben tegengekomen. Wèl herinner ik me, dat er bezwaarden waren, die oordeelden, dat ten congresse als aanhangers van Fransche, Nederlandsohe, Schotsche belijdenissen geëerd, en door de daad mede van vele onzer voorgangers werden gepresenteerd, óók vele zoodanige theologen, die met heel hun theologie rechtstreeks tegen die confessies ingingen. Die dus ingingen óók tegen die Fransche, óók tegen die Schotsche, kortom tegen ALLE confessies, welke Dr v. Es in Niermeyer heeft gebundeld gezien. Maar over die bezwaarden heeft Dr v. Es liet hier niet. En dus herhaal ik mijn vraag; weet iemand mij uit den droom te helpen? Want niemand kan er iets voor voelen, dat zulke onpractische naïevelingen, als Dr W. A. v. Es hier ten tooneele voert, ongesignaleerd blijven. Men snoere dergelijke dwazen den mond. Wie kan helpen aan namen en adressen?

Tweeërlei Paaschpoëzie.

„De Zaanlander" van 11 April 1936 publiceert twee verzen ter gelegenheid van Paschen. Het eerste, onderteekend T. Boot, geeft onder den titel „Paasohgedachten", o.m. dit te lezen aan het slot:

Dan gaat de Natuur ontwaken Al wat dood scheen, leeft weer op Zij doet uit hun boeien slaken Twijgjes, blaadjes, bloesem, knop. Ja, het Paaschfeest is de bode. Van herleving overal, Het schijnt, al wat leeft, te nooden Op 't herlevend voorjaarsbal! Ook de menschen en de dieren Maken zich voor 't feest bereid, Als de zon ons wil pleizieren Is ons 'hart vol dankbaarheid, De Natuur vraagt naar geen standen, Ieder komt op 'het festijn Sluiten vrije vriendschapsbanden En een medefeest'hng zijn.

Het andere vers is van Ds R. J. Aalberts. Wij citeeren er eveneens een gedeelte uit, oök nu weer het slot:

Baar is een hof voor hart en huis, Met open poort bij Jezus' Kruis : Vermoeiden gaan.... heraad'men ! De Heer is waarlijk opgestaan En doet ons in Zijn Lente gaan. Wier armen ons omvaad'men. Zoo juich 'k — o, graf, zelfs bij uw stof — Daar is een hof !

Daar is een hof vol Lente-schoon Bij Jezus' Kruis.... O, kies uw woon Aan Christus' zonne-zijde! Alleen die eens doorboorde hand. Die ook den dood heeft overmand. Kan veUig u geleiden.... Zoo zingt ge méé — des Heilands lof : Bij 't Kruis, daar bloeit mijn Levens-hof !

Beide verzen zijn gedateerd 1936. Maar de afstand, de afstand....

Waarom, de „neen"-steiiuneis zoo zeldzaam waren.

M!en kent het geval van de z.g. volks-uitspraat over het beleid van Hitler; de dagbladen meldden dat men tot de plm. 99 pet. gekomen is. Een nieuwe bijdrage geeft „De Groene Amsterdammer"; dit blad drukt nog eens enkele berichtjes uit vroeger dagen af :

Ter gelegenheid van de Rijksdagverkiezingen en het plebisciet hebben in Seelow zes personen „n e e n" gestemd. Door de vereende krachten van enkele oplettende kiezers en kundige leden van bet stembureau is men er in geslaagd vijf dezer kiezers, die tegen den Führer gestemd hebben, te vinden. Het zijn: Erich Wichman, bankbediende, Artur Sohmitt, arbeider, Hahnisch, arbeider. Wilhelm Koch, voerman van een bierbrouwerij en Mieokely, arbeider. Deze vijf verraders zijn gedwongen om met borden, waarop stond: „Ik ben een verrader van het vaderland, ik heb gestemd voor Frankrijk", door alle straten te loopen. Aan het hoofd van de stoet marcheerde de S.A. muziek en op het marktplein gekomen, moesten zij luid roepen : „Ik ben een verrader". Vervolgens zijn de verraders op het partijbureau gefotografeerd.

(Gonnenburger Zeitung biji de verkiezingen van 12 November 1933.)

Even later: Hordorf is het dorp der verraderlijke neenstemmers. Men heeft er niet minder dan 798 stemmen geteld tegen den Leider, en verder 110 onthoudingen. Deze schande moet gewroken worden. Dadelijk na het bekend worden van het resultaat der stemming heeft de plaatselijke partij-afdeeling een groot spandoek over de hoofdstraat gespaimen, waarop staat: „Wij zullen niet rusten voordat de 9C S verraders van Hordorf gekastijd zijn." (Giessener Zeitung na de verkiezingen van 21 •Maart 1934.)

Met name in kleinere plaatsen, waar de stembureaus over heel het stadje of dorp verspreid liggen en men du» de vrienden van wie men zéker is, wel kent, is voor de anderen, die trouwens in de meeste gevallen toch al gesignaleerd zijn, het geheime karakter der „verkiezing" een fictie.

, .---'' N.S.B. en Vrijmetselailj.

We houden niet van de vrijmetselarij; maar niettemin is het goed, te letten op wat „De Groene Amsterdammer" schrijft:

„Een eed van trouw of een belofte van gehoorzaamheid aan iemand anders dan aan de wettige gezagsdragers kan in een gezagsapparaat van den Staat niet worden geduld, " heeft Golijn gezegd.

„Volk en Vaderland" vindt hierin aanleiding, met vette letters de Vrijmetselaarsgelofte af te drukken, waarin voorkomt een belofte van „gehoorzaamheid aan de wetten der Orde en de besluiten van het Grootoosten", en verlangt op grond hiervan „een ambtenarenverbod voor vrijmetselaren" en mitsdien ontslag van minister Oud.

Nu is de Orde van Vrijmetselaren een koninklijk goedgekeurde vereeniging, die in art. 3 sidi 4 van haar grondwet uitdrukkelijk van haar leden eischf „gehoorzaamheid aan de wetten des lands". Als een belofte van gehoorzaamheid aan een dergelijke organisatie en aan de reglementair genomen besluiten van baar bestuur onvereenigbaar was met de plichten van een staatsambtenaar, zou hetzelfde moeten gelden van alle vereenigingen, met inbegrip van al onze kerkgenootschappen.

Maar minister Colijn sprak over een belofte van gehoorzaamheid aan IEMAND, en dat is heel iets anders. Vooral wanneer die iemand zich de van Godswege geroepen dictator van Nederland voelt.

Het kleine verschil tusschen de twee soorten vaa beloften moffelt VoVa listiglijk weg. Trouw aan den leider schijnt daar niet noodzakelijk met goede trouw jegens andersdenkenden samen te gaan.

Onjuiste manier.

Ds H. J. Westerink schrijft in „Geref. Kb." (classis Breukelen):

In de N.U.C, van Dinsdag 7 April komt een heel treurige advertentie voor. Het is een oproep aan de belijdende leden van de Geref. Kerk van Utrecht, die bezwaar tegen de uitbreiding van onzen bundel „Eenige Gezangen" hebben. Ze worden daarin opgeroepen een bezv/aarschrift aan de Synode van Amsterdam 1936 te teekenen. Die lijsten worden publiek ter teekening gelegd in het Gebouw C.S.B, en aan twee particuliere adressen.

Ik was van deze actie al geruimen tijd op de tioogte. Hoe een circulaire verspreid werd en bezoeken gedaan werden om namen onder de lijst te krijgen. Men vraagt zich af of er reeds zóó geen bezwaarden gemaakt worden. Ze worden eerst door de circulaire bewerkt en opgeleid tot bezwaarden en als dat nog niet voldoende mocht zijn, gaven de broeders er ook nog een keertje aan om te probeeren iemand toch bezwaard te maken. Ik weet pertinent uit de practijk dat 't zoo ging.

Toch ben ik er tot nog toe aan voorbijgegaan. Het arbeidsterrein der bezwaarden was de Kerk van Utrecht. Ds Telkamp heeft in de „Utr. Kerkbode" ook op de verkeerde methode, in die circulaire gevolgd, gewezen.

Maar nu komt de zaak anders te staan: Men adverteert in de N.U.C., die ook in de Kerken voor welke onze Kerkbode het officieel orgaan is, veel gelezen wordt. Nu die actie ook buiten Utrecht publiek wordt, meen ik er ook ten spoedigste publiek tegen te moeten waarschuwen.

Ik ga er van uit, dat er waarlijk echt bezwaarden over die uitbreiding zijn. Ik geloof dat. En ik wil die broeders en zusters respecteeren. Maar ik geloof ook, dat wie waarlijk bezwaard is deze actie zal afkeuren.

Men moge bezwaren hebben tegen de uitbreiding als zoodanig — ik hoorde geen bezwaar tegen de wijze waarop die tot stand kwam. De gang was ook kerkrechtelijk volkomen zuiver. Ik hoorde ook nog nooit van „kerkrechtelijk" bezwaarden in deze zaak.

Maar deze actie van bezwaarden is volkomen onzuiver. Wie bezwaard is en z'n bezwaren in den kerkelijken weg tot uiting brengt, handelt naar den regel onzer Kerkenorde: „kerkelijke zaken op kerkelijke wijze behandelen".

Wat hier nu gebeurt, is op „wereldsche" wijze ageeren tegen wettelijke kerkelijke besluiten. En dat is indroevig. Er is een organisatie — een kring van bezwaarden. En die verzamelt en werft handteekeningen. Dat is een georganiseerd verzet. Heel iets anders dan zijn bezwaren zeggen en zijn geweten vrij maken. Men ontziet zich niet om in de bedoelde circulaire getuigen tegen de gezangen op te roepen op een wijze, die met de waarheid en oprechtheid niet strookt. En tenslotte maakt men per advertentie propaganda en legt een lijst ter publieke teekening. Brengen de onderteekenaars een bewijs van lidmaatschap van de Geref. Kerk mee en toonen ze dat? Nu wordt publiek wat tot nog toe verborgen was. Men wil ageeren. Het gaat om de vele handteekeningen. Niet om den ernst van de bezwaren.

Een ernstig bezwaarde is meer waard een dag lang aangehoord te worden dan een lijst van desnoods duizenden handteekeningen, die op deze wijze bij elkaar gebracht zijn.

Ik geloof en hoop van allen, die werkelijk bezwaren hebben, dat ze te ernstig het met hun bezwaren meenen om aan zulk een „lichtzinnige" actie mee te doen. Hebgerustbezwaren. Maar openbaar ze dan in den kerkelijken weg. In liefde. Of moeten we in de uiting van onze bezwaren niet „vroom" (naar den eisch van Gods Woord) leven?

Het was nu meen ik tijd om tegen deze bedroevende actie ernstig te waarschuwen. Ik hoop van harte, dat de „kring van bezwaarden" ook ernstig wordt. Dan stoppen ze al die paperassen in de kachel. En uiten ze hun bezwaren ernstig en oprecht voor God en voor de Kerk. Maar in den kerkelijkem weg. „Kerkelijke dingen op kerkelijke wijze".

Ook ik keur zulke adresbewegingen ten sterkste af. Zulke handteekeningen-in-massa rieken mij te veel naar de „veronderstelde wedergeboorte" als grond voor hun indruk-willen-maken. Ik denk, dat sommigen deze opmerking een grapje zullen vinden. Dat zoü ze zijn, als ik erbij beweerde, dat de christelijke gereformeerden op dézen grond tegen zulke handelwijzen opponeeren zouden. Maar dat beweer ik niet. Het is dan ook geen grapje, doch volle ernst; laten de per advertentie opgeroepenen er maar eens over nadenken.

/ De Sovjet en de kinderen.

Het „Algemeen Weekblad" geeft uit een Deensch blad volgend artikel (van Ebba Tramp) door: Men moet toegeven, dat de godloozen in Sovj et- Rusland, geen moeite sparen, wanneer het er om gaat hun eigen doel te bereiken.

Dit geldt bijv. een zaak als het schoolwezen. Stalins beroemde nieuwjaarstoespraak van 1933, die destijds door de Europeesche pers is opgenomen, zeide ronduit, dat de volgende drie jaren, het oude godsdienstige bijgeloof zou doen verdwijnen en de godsdiensten uitroeien. Dit geldt Joden, Christenen en Mohammedanen.

Maar het sterkst werden de scholen aangepakt. In bijzonderen graad wilde men tijd, geld en krachten offeren om de jeugd te ontchristenen en er werden duizelingwekkende getallen tot in de milliarden aangegeven, die het nieuw te scheppen schoolwezen zou kosten.

Men had 250.000 godloosheids-agenten opgeleid, in de scholen rekende men met 3 millioen „komzomolzi" (jonge godloozen), 4 millioen „Udarniki" (pioniers of frontstrijders), 15 millioen leerlingen van scholen moesten extra krachtig worden volgepropt met godloosheid en 22 millioen kinderen moesten onder directen invloed staan van godlooze onderwijzers. De stof, die bijzonder in anti-godsdienstig licht moest worden gesteld was o.a. wat men, de Sovjet, noemde: 1. De leugens van het oude Testament; 2. de nieuw- Testamentische vertellingen in strijd met het verstand; 3. De geschriften van de Evangelisten in strijd met de natuur; 4. Heeft Christus ooit geleefd? ; 5. De legenden over Christus' dood. En zoo voort. Reeds in 1930 kwam het nieuwe schoolprogram uit, dat inhield, dat het gewichtigste van alles was, de kinderen „de rechte overtuiging" bij te brengen. Hebben de resultaten van de rollende milliarden en de geweldige stuiptrekkingen het verwachte „verheven" resultaat gegeven? Ja, daar zijn waarlijk eenige resultaten aan te wijzen. De 315.000 misdadige kinderen in Moskou, wier barbaarsch gedrag de doodstraf voor misdadige kinderen van 12 jaar noodzakelijk heeft gemaakt. Dit is daar dan bereikt. Het beeld, dat de eigen pers van de Sovjets in 1935 heeft gegeven, heeft opzien gebaard ver over Ruslands grenzen.

Maar nu kreeg men te zien, dat deze jeugd, die men van den godsdienst beroofd had, zich in razernij keerde tegen alles en allen, maar het meest tegen de Sovjet zelf.

Het nieuwste schibboleth onder de godloozen is „Kulaksabotage" of „economische sabotage". Dit woord moet de gansche onbarmhartigheid dekken, waarmede men nu te werk gaat tegenover de laatste Russische boeren met eigen grondbezit.

En die krijgen nu de schuld van de ontaarde jeugd, nadat men hen in een reeks van jaren geleerd heeft, dat „godsdienst opium is voor de menschen" en „gehoorzaam vader en moeder niet. De Staat is je vader en moeder". Op vele plaatsen keeren ze zich direct tegen de „Komzumols". Pioniers, dus tegen de godloosheidsagenten van de regeering. Het blad „Komsomolskaje Pravda" beschrijft, hoe de kinderbandieten den 6den Maart formeel Odessa's straten terroriseerden.

Voor ons Christenen ligt een groote taak in de toekomst. Daar zal wel eens na den donkeren nacht een dageraad komen. Geen nacht duurt eeuwig. Geen zond­

vloed was bestendig. Wij moeten helpen om de ongelukkigste jeugd, die de wereld in de historie kent, op te heffen: Ruslands kinderbandieten.

Dat wordt een taak waartoe, wil die gelukken, de heel e Christelijke wereld zich samen op moet maken.

Opmerkelijk blijft de overeenkomst tussclien de practijken der Sovj et-regeering en die der nationaal-socialisten in Duitschland. Wie daar meer van weten wil, zij verwezen naar een brochure, die ontstellend feitenmateriaal geeft over de ontkerstening der jeugd in Duitschland. Zij is getiteld: „Die Entchristlichung der Jugend", „eine Materialsammlung". Uitgave van: Verlag „Unter dem Wort", e.v. (Gemeindetag, Wuppertal-Barmen). Ze is door Karl Immer samengesteld in opdracht van den raad der Evangelische kerk der oud-Pruisische Unie. Hij legt aan de belijdenissynode de vraag voor, wat zij van plan is daar tegenover te doen. Het leerzame boekje, met niets anders dan olliciëele citaten, voor ieder controleerbaar, werpt een schril licht over de goddeloosheid der nationaal-socialistische propaganda. En dan zijn er gereformeerden, die met deze lieden in zee gaan!!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's