GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De wederoprichting der Kerk in deze landen door „de Afscheiding”, in het licht van Matth. 16: 18h.

II.

De gemeente is des He eren gemeente in volstrekten zin. Daarom heeft Hij ook alles over haar te zeggen: welke de ambten in haar zullen zijn, en wie de ambtsdragers, wat in haar geleerd zal worden, en wat niet in haar gepredikt en geduld mag worden, hoe zij heeft te handelen, hoe de bizondere ambtsdragers en de geloovigen alszoodanig hunne ambten hebben te bedienen, wat zij zal ondervinden, hetzij in lijden, hetzij aan genieten: Alles staat alleen aan Hem om voor haar en in haar en over haar te bepalen: want zij is Z ij n e gemeente, uitsluitend en volstrekt.

Het is bij haar en ten aanzien van haar en haar doen daarom telkens niet de vraag, hoe de dominee het wil hebben, en hoe de kerkeraad het wenscht te regelen, en hoe deze of die geloovige, of vele of alle geloovigen, leden der gemeente, het zouden willen zien, en hoe deze of die rijke of machtige of gebieder of overheidspersoon het zou willen bepalen, maar enkel, hoe de Heere iets verordent, hoe Hij het heeft ingesteld, en wat Hij er van zegt in Zijn Woord, en Heilige Schrift.

En daaruit komen telkens weer droeve verkeerdbeden in en over de gemeente, in haar geheel, en in hare plaatselijke instituten, voort, dat miskend wordt de waarheid, dat de gemeente des H e e r e n gemeente is.

Daaruit is de verbastering der Roomsche Kerk voortgekomen. Menschen zochten hunne grootheid, eere, macht, en gebruikten de kerk als middel daartoe, en voerden in wat naar hunne meening was, hunne dwaling kon bevestigen, hunne macht kon versterken. Zoo bleef de kerk niet des Heeren gemeente, maar werd zij pauselijke kerk, waarover de paus heerschappij voert als beweerde plaatsvervanger van Christus, en waarin allerlei dwalingen heerschen. Maar door de Hervorming deed de Heere die menschelijke overheersching en dwaling terzij stellen, en Zijne gemeente weer uitkomen als Z ij n e gemeente, die dacht en handelde, beleed en leefde, als Z ij n e gemeente, uit en naar Zijn Woord.

Miskenning van de gemeente als des Heeren gemeente deed ook het verval en de verstoring der kerk in deze landen na de Reformatie intreden. Predikanten begonnen te leeren wat in strijd was met de Heilige Schrift, lioezeer zij hunne dwalingen ook met den schijn van overeenkomst met de leer der Heihge Schrift om, kleedden, en zij werden geduld en beschermd. Naar den eisch des Heeren vroeg men niet of niet genoeg. Het leven naar Gods Woord verminderde, doch behoorlijke tuchtoefening bleef uit. Straks kwam Koning Willem I, en zocht, hoewel met goede bedoelingen, het kerkelijk leven hier te regelen, en trad op', alsof de kerk onder zijne beschikking stond, waarvoor hij bepalingen kon vaststellen en regelingen mocht ontwerpen naar het hem het beste scheen, inplaats van uitsluitend aan Gods Woord te vragen, hoe er ten aanzien van het lierkelijk leven gehandeld moest worden. En de Synodale organisatie, door hem, met terzijzetting van Christus' koningschap over Zijne kerk, ingesteld, overheerscht tot nu toe de Hervormde Kerk, doet liaar Gods Woord vertreden, vraagt niet naar het recht en den wil van Koning Jezus, en gaat met de kerk' te werk, alsof zij eene gewone vereeniging van menschen ware, waarin menschenwil de bepalende maclit heeft, en alsof zij niet ware het eigendom des Heeren. En zoo kwamen ook alle die bepalingen, welke, hoewel ter sluiks en bedriegelijk en met velerlei schijnvroom geredeneer, de leervrijheid, d.w.z. de vrijheid om de dwaling te prediken, invoerden, het kerkelijk handelen naar Gods Woord verhinderen, degenen, die als gelrouwe ambtsdragers naar de Heilige Schrift optreden, kunnen doen uitwerpen, de gemeenten aan de heerschappij der predilcanten onderwerpen, en beletten, dat 's Heeren gemeente als gemeente des Heeren uitkomt en handelt.

Maai- de gemeente is en blijft de gemeente des Heeren. En Hij handhaaft ook steeds weer Zijn eigendomsrecht over haar en brengt dat aan het licht. Dat heeft Hij gedaan tegenover de Roomsche kerk door de Reformatie, en dat lieeft Hij ook tegenover de synodale hiërarchie gedaan door de Afsclieiding in 1834, en later door de Doleantie in 1886. Hij werpt telkens die menschelijke aanmatiging tegenover Zijne gemeente ter zij, en doet dat vergrijp aan Zijne rechten te niet.

Hij zeide tot Petrus: op deze petra zal Ik Mijne gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Hij bouwt dus Zijne gemeente, en blijft haar opbouwen tot hare voltooiing, en Hij handliaaft haar tegen alle bestrijding Daardoor is de gemeente er nog. Op allerlei wijs heeft men haar van de aarde zoeken te verdelgen, al de eeuwen door, door vervalsching der

Evangelieprediking, door benauwing en vervolging ook ten bloede, door misleiding, en door woeste overweldiging. Het rijk der duisternis rust niet, en de satan met zijne mededuivelen zijn al maar bezig, om haar in verval te brengen en te doen verdwijnen, hier, daar, ginds, overal, van de geheele aarde. En als zijne instrumenten en dienaren gebruikt hij het eigen verdorven bestaan der geloovigen, de menschen in hunne omgeving, de machtigen in maatschappij en staat, de wetenschap, en wat zich maar leenen wil tot den strijd tegen den Heere en Zijne gemeente en Zijn Woord. En allang zou de satan de kerk des Heeren overweldigd hebben en van de aarde hebben doen verdwijnen, wanneer niet de Heere Zelf dat verhinderd had, en maar aldoor voortgegaan ware Zijne gemeente Ic bouwen en te bewaren of handhaven. Hij zegt: en de j)oorten der hel zullen haar niet overweldigen. En tot nog toe, nu na 19 eeuwen, , is dat woord waar gebleken, 's Heeren gemeente is nog op aarde, en zij heeft zich machtig uitgebreid, steeds maar door, van plaats tot plaats, van land naar land, over de geheele aarde, en millioenen en millioenen zijn degenen, die tot 's Heeren gemeente zijn komen te behooren en door het geloof in Hem hunnen Heiland en Heere kennen en belijden.

Met de poorten der hel wordt de geheele hellemacht bedoeld, die als een weltoegeruste legermacht uitstroomt uit de hel en door hare poorten losbreekt op 's Heeren kerk, en daarbij alles aangrijpt, wat haar maar dienen kan en wil in dezen strijd. Het is eene ontzaglijke geweldmacht, die al maar aanstormt op de kerk, om haar innerlijk te bederven, en uiterlijk te vernielen. We zien die hellemacht met hare menschelijke hulptroepen schrikkelijk woeden tegen de Hervorming in de 16e eeuw, in ons land, in Frankrijk, in Spanje, in Duitschland en Oostenrijk, in Engeland en elders. En bij honderden en duizenden hebben toen de geloovigen het leven moeten eindigen om hunne trouw aan den Heere Christus, hetzij door het zwaard, hetzij op den brandstapel, hetzij in het water, of door den honger, of op welke andere verschrikkelijke wijze ook. De Roomsche hiërarchie heeft zich een geschikt instrument üi de handen der hellemacht, van satan en zijne mededuivelen, bewezen tegen 's Heeren gemeente en ware geloovigen, zooals iu vroeger eeuwen de Romeinsclie wereldmacht. Vóór eene eeuw zijn er wel bij en om de Scheiding geen kloeke strijders des Heeren om des geloofs wil ter dood gebraclit. Maar toch zijn ook toen de getrouwe dienaars des Heeren op schrikkelijke wijze gekrenkt, gesmaad, vervolgd, benauwd, gestraft, met inkwartiering en boete aangegrepen en in hunne rechten verongelijkt. En dat niet alleen door het plebs, maar allereerst door de kerkelijke colleges en waardigheidsbekleeders, door overheidspersonen en rechters, op aanstoken van de Synodale machthebbers in Den Haag, en in naam des Konings.

Ook toen stroomde de hellemacht weer uit de poorten der hel, en liep storm op de enkele getrouwen hier en daar en waar zij zich openbaarden, en grepen hen aan door wat hoog en laag was in de menschenmaatschappij om den wederopbouw van 's Heeren gemeente in deze landstreken te wdllen verhinderen.

Dat is echter toch niet gelukt. Nu, na honderd jaar, kunnen we zien: de Heere heeft toen weer begonnen Zijne gemeente te bouwen, en heeft Zijn werk voortgezet, en eene gansche kerkengroep doen opkomen, die weer als 's Heeren gemeente wil spreken en handelen.

Op deze petra zal Ik Mijne gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.

De Heere bouwt en handhaaft. Hij gebruikt wel mensdien in Zijnen dienst, apostelen, dienaren des Woords, ouderlingen en diakenen, de geloovigen in hun algemeene ambt.

Hij heeft voor den wederopbouw Zijner kerk in de 16e eeuw Zich willen bedienen van Luther, Calvijn, Zwingli, linox, en zoovele anderen meer. En vóór eene eeuw verwaardigde Hij daartoe Ds de Cock, Ds Scholte, Ds Brummelkamp', Ds van Velzen, Ds van Kaalte, Ds Gezelle Meerburg, en vele anderen op de onderscheiden plaatsen, geringe geloovigen, of ook meer gegoeden en aanzienlijken, die Hij - heeft doen optreden om Zijne gemeente in deze landen weer op te richten uit het stof, vrij te maken van menschelijke overheersching en dwaling, en als Zijne gemeente te doen uitkomen, optreden, handelen.

Die menschen waren maar weinig in getal tegenover de groote overmacht, die hen zocht te overweldigen. En zij waren in zichzelven maar zwak. Geleerdheid, rijkdom, macht, wat groot is in de wereld, stelde zich tegen hen, op een enkele uitzondering na. Zij waren ook menschen met gebreken, en hadden onderling allerlei geschillen. Soms sclieen het met hunne kerkhervorming wel op niets te zuUen uitloopen. En dat zou ook wel zoo gegaan zijn, wanneer zij de eigenlijke bouwers geweest waren, en 's Heeren gemeente hadden moeten handhaven.

Maar dat bleek niet zoo te zijn. De Heere bouwde door hen, en handhaafde ook ondanks hunne verkeerdheden. Zij waren bij alle hunne zwakheden en gebreken Zijne dienaren, instrumenten in Zijne hand. En daarom hebben zij 's Heeren gemeente weer mogen opbouwen als Zijne gemeente, die in belijdenis en leven zich openbaarde als Zijne gemeente en handelde naar Zijn Woord.

Er zijn velen achter gebleven, die nog maar aldoor leven in ongehoorzaamheid aan den Koning der kerk, den Heere Jezus.

Bij dereformatie in de 16e eeuw zijn ook zeer velen in de Roomsche kerk met hare verkeerdheden en dwahngen gebleven, en velen leven ook nog daarin voort in ongehoorzaamheid aan den Heere. Maar dat zegt niets omtrent den aard van het doen der getrouwen in de 16e eeuw en in 1834 e.v.j.

Toen de Heere aan de weggevoerden naar Babel weer vrijheid gaf om naar het land der vaderen en naar Jeruzalem terug te keeren, zijn velen blijven wonen in de landen der ballingschap, en gingen maar betrekkelijk weinigen naar Kanaan terug. Doch dat blijven dier vele duizenden en tienduizenden te Babel en in Assyrië veroordeelt het terugkeeren der weinige tienduizenden naar Palestina niet. Integendeel. Dat blijven in Babel en Assyrië was niet goed, hoevelen dat ook deden. En dat blijven onder de pauselijke hiërarchie en bij de Roomische dwaling is niet naar Gods wil, hoe groote menigte dal ook doet. En het blijven in de ongehoorzaamheid aan den Heere door erkenning der Synodale hiërarchie en door opvolging barer verordeningen iri de Hervormde kerk is niet recht, hoevelen dat ook doen. De Heere heeft ons niet ten regel gesteld, dat wij de menigte moeten volgen, de meerderheid, de massa, maar dat \vij ons regelen moeten naar, en houden aan, Zijn Woord, hetzij ook anderen daarin met ons meedoen, óf niet, en hetzij dat velen zijn, öf weinigen. De Heere stond ook maar alleen, en werd door het gansche volk, hoog en laag, uitgeworpen en aan het kruis geslagen. Zelfs verlieten Hem Zijne discipelen. En later keerden zich de Joden in meerderheid ook tegen de apostelen en die door hen tot het geloof kwamen, en zocliten hen uit te roeien. In de heidenwereld ging het al wederom zoo: de meerderheid, de massa, wilde van het Evangelie en van 's Heeren geloovigen en gemeente niet weten, en trachtte naar haren ondergang. Bij de Hervorming was het eerst al wederom een minderheid, en soms een zeer klein getal, dat opkwam en stond voor 's Heeren dienst naar Zijn Woord, en ook werd die kleine minderheid nog wel verjaagd, als uit Spanje en Frankrijk en Italië. Vóór eene eeuw waren de gelrouwe dienaren des Heeren in deze landen ook maar zeer weinig. En wel groeide hun getal gestaag aan. Maar van de meerderheid bleef zij steeds zeer ver. Desondanlcs echter heeft 's Heeren getrouwe kerk zich toen hier, gelijk op andere tijden ook elders, al maar uitgebreid. Want de Heere heeft gezegd, en bevestigt steeds dat woord: Ik zal Mijne gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.

(Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1936

De Reformatie | 8 Pagina's