GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indrukken van de Generale Synode.

Zesde hoogleeraar.

De Woensdag der vorige week is voor een groot deel besteed aan de kwestie van de benoeming van een zesden hoogleeraar aan de Theol. Hoogeschool. Men weet, dat uit de kerken een spontane actie is opgekomen te dezer zake, zulk-s in aansluiting aan een bij officiëele gelegenheid door Prof. Dr S. Greijdanus, destijds rector, uitgesproken wensch. Nadien is door de professoren een voorstel dienaangaande ingediend; d© curatoren hebben in meerderheid dit voorstel In beginsel aanvaard. Er was wel een minderheid, die op de financiëele bezwaren meer den nadruk legde, doch tegen de uitgesproken wenschelijkheid had ook deze minderheid zich met geen enkel woord uitgesproken.

Het is duidelijk, dat dit belangrijke feiten zijn, die het voorstel een zeer goede kans boden.

Nu was evenwel door de rapporteerende commissie er terecht de aandacht op gevestigd, dat de Curatoren, al spraken ze in meerderheid zich vóór de instelling van den nieuwen katheder uit, nog niet de gronden daarvoor hadden aangegeven. Zij stelden dus voor, zich in deze synode over deze zaak nog niet uit te spreken. Daaraan had de commissie volkomen gelijk. Ieder was het er over eens, dat een gemotiveerd voorstel eerst ter tafel zijn moest (dit was nog niet geschied, wijl men de financiëele voorziening nog niet voldoende achtte). Evenwel — bij mij persoonlijk leefde het bezwaar, dat als men hierbij bleef staan, de kwestie aan de orde zou k xi n n e n komen in 1939, doch ook wel heel veel later, b.v. in 2039. Daarom werd door mij een amendement ingediend, dat de bedoeling had, er voor te zorgen, dat de zaak in elk geval in 1939 ter tafel komen zou. Gelukkig vond deze gedachte bijval; na eenig heen en weer praten is een gemeenschappelijk voorstel van allen, die over deze kwestie-van-tempo zich hadden doen hooren, aaiigenomen, waardoor is vastgesteld, dat de Curatoren een nadere uiteenzetting zullen geven van de gronden, waarop zij in beginsel het voorstel der hoogleeraren aanvaarden.

Persoonlijk verblijdt mij deze gang van zaken zeer. Ik vroeg water, maar men gaf mij melk en boter.

Dreigde er eerst gevaar, dat deze aanvaardingi n-b e g i n s e 1 van het professorenvoorstel op den achtergrond gedrongen zou worden en in het vergeetboek zou raken, ze is thans in des te helderder licht g& plaatst. Wenschelijk is de nieuwe katheder niet alleen om wetenschappelijke, doch ook om billijkheidsredenen. De Vrije Universiteit beschikt naast de theologische professoren ook nog over drie hoogleeraren van de litterarische faculteit, die aan de theologische studenten van het eerste jaar college gaven. Het is daarom billijk, dat Kampen door uitbreiding van het hoogleerarencollege de kans ontvange even goed te doceeren als Amsterdam. Gelijke monniken, gelijke kappen.

De „gezangen".

„Er is nog al veel bezoek", zegt de voorzitter met een ooiijk glimlachje tegen de galerij; „en daarom zullen we maar aan de gezangen beginnen".

De bespreking werd begonnen met de opmerking, dat onder de 109 bezwaarschriften vele gedrukte formulierstukken waren en voorts vele gelijkluidende argumenten werden gebezigd. Dat neemt al dadelijk veel van de waarde weg voor het besef dergenen, die de waarde van een bezwaarschrift afmeten' naar het persoonlijk „ermee te doen gekregen hebben", welk besef, naar aangenomen worden mag, bij velen der juist op dit punt bezwaarden leven zal. Bij de opsomming van de argumenten der bezwaarden kwam in het rapport ook ter sprake het feit, dat er oneenigheid en verkoeling door ontstaan was in sommige plaatsen. De commissie antwoordde, dat dit grootendeels te wijten was aan de leiders en instigatoren van dit met formulieren werkende verzet, dat uit 66 plaatsen door 3153 onderteekenaars was geopenbaard. Een klein getal, zei de commissie, als men ziet op de ondernomen actie. Anderen, onder wie Prof. Greijdanus, vonden het getal niet zoo klein; er zijn er immers, die hun bezwaren niet in dergelijke papieren te kennen geven. De rapporteerende commissie zelf trouwens erkende — en dat eert haar — dat er nog wel meer bezwaarden zullen zijn, maar dan zulken, die niet om zulke „middelmatige" dingen verdeeldheid willen. Het rapport ging in détails op de bezwaarschriften in; het is te hopen, dat de schrijvers der bezwaarschriften het rapport in zijn geheel zullen lezen. Bij hun kerkeraad kunnen zij een exemplaar van het rapport verkrijgen, zoodra het gedrukt zal zijn. Ja, nog op andere manier zal de synode voor publicatie zorgen.

(Zie vervolg blz. 422.)

In de bespreking spande vooral Prof. Greijdanus de aandacht. Deze hoogleeraar Is nog steeds tegenstander van de gezangen als liturgische stukken, en drong er op aan, alsnog op den ingeslagen weg terug te keeren, en zich te beperken tot Schrift gedeelten. Ik zelf, hoewel „in Gods huis", waar God Zijn volk ontmoet, ook het menschelijke woord een plaats toekennende (mits het in overeenstemming zij met Gods Woord), word toch reeds lang bezig gehouden met de gedachte, dat er behalve agitatoren, ook vele ernstige menschen zijn, die nog steeds de nadeelige gevolgen dragen van verkeerde voorlichting in vroeger dagen, en opperde daarom — maar 't was al óver het sluitingsuur — nog de mogelijkheid, de beslissing nog even aan te houden, en te overwegen, of er iets gedaan kon worden, om aan zulke bezwaardein tegemoet te komen. Een voortzetting van het debat werd ook door anderen begeerd; maar d& meerderheid kon volkomen terecht aanvoeren, dat alle kwesties reeds lang waren „doorgepraat". Trouwens, het rapport zelf is een model van rustige en broederlijke voorlichting; moge het veler onstuimigheid beteugelen.

Leerboek voor de catechisaties.

De Dinsdagmorgen bracht een uitvoerig rappoi-t over de pogingen, die reeds geruimen tijd aangewend werden om te komen tot een leerboek voor de catechisaties door prikkeling van het particuliere initiatief. Er waren weer verscheiden „proeven" van zulk een leerboek ingekomen; de opstellers hadden hun concept niet onder eigen naam, doch onder pseudoniem ingezonden; men wist dus niet, van wien het werk afkomstig was, dat de commissie had te beoordeelen. Dat was maar goed; want de rapporteerende commissie kon geen enkel der ingekomen concepten aan de synode ter goedkeuring voordragen. En daarmee waren ze alle tegelijk van de baan.

Gezien de vele teleurstellingen op dit punt besloot de synode nu maar het bijltje erbij neer te leggen, m.a.w. geen nieuwe deputaten te benoemen, en geen andere uitnoodigingen tot inlevering van een concept te doen uitgaan.

Persoonlijk zijn we met deze beslissing in de gegeven omstandigheden blij. Moet er een leerboek komen — en dat is wel gewenscht — dan kan misschien meer heil verwacht worden van een opdracht, aan bepaalde personen gegeven; men heeft dan immers „houvast", en kan in zoo'n geval met meer recht eventueel begeerde veranderingen voorstellen, dan in gevallen van vrije inzending van particuliere concepten het geval is.

Een enkele mededeeling uit het rapport scheen er op te vsdllen wijzen, dat in sommige der ingediende concepten enkele meeningen werden voorgedragen, waartegen sommige, zoo niet alle leden der rapporteerende commissie bezwaar hadden. De één concludeerde in den loop der discussie daaruit, dat het óók daarom beter was, nu maar niet verder te gaan, omdat bestaande onzekerheid in den opbouw der dogmatiek in een leerboek der kerken geen weerspiegeling vinden moet; een leerboek immers behoort alleen te geven wat aller instemming heeft. Een ander daarentegen meende te moeten concludeeren tot het tegenovergestelde gevoelen; immers, als er onzekerheid blijkt te zijn, is de zekerheid te zoeken.

Persoonlijk meen ik, dat zoodanige zekerheid beter te zoeken is door een verder doorredeneeren over bepaalde vraagpunten op de basis van Schrift en belijdenis; en voorts, dat men moeilijk een poging, om tot dogmatische eenstemmigheid te komen, kan vasthechten aan de lezing van niet-publieke geschriften van auteurs, wier naam niemand kent, of kan ondernemen in een algemeenen oproep tot inlevering van concept-leerboeken. Zou het waar zijn, dat er bedenkelijke meeningen zijn voorgedragen in deze concepten, dan is er alleen te hopen op behandeling daarvan in den kerkeraad, onder welks opzicht de onbekende auteurs staan.

Is deze gang van zaken een „testimonium paupertatis" van de Gereformeerde Kerken? Een bewijs van haar impotentie? Ik geloof het nog niet. Zulk een bewijs zou eerst dan gegeven zijn, indien aan door de synode zelf aangewezen mannen opdracht gegeven ware tot het ontwerpen van een leerboek. Het particulier initiatief alleen weerspiegelt niet wat er in de kerken leeft. Er zijn er zéker, die er niet aan denken zouden, een concept in te zenden zonder officiëele opdracht. Overigens staat vast, dat één der bezwaren tegen een deel der ingediende concepten hierop neerkomt, dat er dingen in staan, die niet aller instemming hebben. Het zal van den inhoud der bedoelde passages zelf afhangen, of we hier staan voor een symptoom van „afval" dan wel van „ontwikkeling". Van den inhoud van zulke passages; niet van haar mogelijkheid in zichzelf.

Promotierecht Theologische Hoogeschool.

De Dinsdagmiddag gaf een met spanning tegemoetgeziene beslissing op het voorstel van de particuliere synode van Drente, waarin de synode werd verzocht, te onderzoeken, hoe het stond met de „genoegzame eenparigheid" inzake het promotierecht der Theol. Hoogeschool. Omdat deze „genoegzame eenparigheid" destijds ontbrak, is te Arnhem besloten, de ingediende voorstellen te dezer zake ter zijde te leggen. De synode heeft op het Drentsche voorstel een beslissing genomen, die, als ik 't wel zie, in de gegeven situatie ieder zal bevredigen. Zij heeft n.l. aan curatoren, die als altijd, zoo ook in dit geval, de professoren tot praedaviseurs hebben, opgedragen, nog eens na te gaan of er een weg te vinden is — ik citeer nu zeer vrij — om te komen tot een voorstel, waarin allen, of anders velen, zich zouden kunnen vinden. Een voorstel dus, dat inderdaad genoegzame eenparigheid vinden zou. -

Met dit besluit is m.i. een stap in goede richting gedaan. We zijn er mee uit het slop geraakt. Immers, thans kan dit uiterst moeilijke geschilpunt in onderling overleg worden besproken. Zou onverhoopt dat overleg over drie jaar moeten leiden tot de conclusie, dat er nog steeds geen modus vivendi te vinden is, ja, dan waren we nog dieper in het slop geraakt met z'n allen; doch zelfs dan zou toch deze winst bereikt zijn, dat de gang in het slop niet langer ons opgedrongen zou zijn door de impasse eener synode, die geen beslissing nemen kon, doch na zorgvuldige bestudeering van de verschillende mogelijkheden die er zijn. Maar waarom zou men de dingen zóó donker zien? Er is ook een andere mogelijkheid: dat n.l. inderdaad een weg gevonden wordt, die allen of een flinke meerderheid te betreden lijkt. Er zijn reeds meermalen dergelijke wegen aangewezen, ook vroeger reeds.

Laat ons hopen, dat dit geschilpunt uit de kerkelijke samenleving kan worden weggenomen. En laat ieder zich inspannen om aan de te voeren besprekingen een goed „klimaat" te helpen bereiden.

/ Polemiek.

/ „Moi'genmiddag krijgen we de polemiek; dan kunnen we dus daarover polemiseeren", zóó ongeveer sprak met zijn ooiijken glimlach in de richting van de galerij de voorzitter aan het slot der openbare zitting van den Dinsdagmiddag. Geen wonder, dat do Woensdagmiddag een zóó volle eerste galerij opleverde, dat de praeses de tweede liet openstellen. Er was een voorstel van de classis Bolsward, dat, zonder nadere aanduiding van concrete gevallen, de synode verzocht, iets te doen, waardoor een kwaad zou worden beteugeld, dat vruchtbare bespreking van belangrijke vraagstukken veelszins belemmerde. Duidelijkheidshalve laten we het voorstel hier in zijn geheel volgen:

De Classis Bolsward van de Gereformeerde Kerken, in vergadering bijeen den 22 Juli te Bolsward,

met dantbaariheid constateerende,

dat onder ons, als Gereformeerden, in de laatste jaren tal van vraagstukfken besproken worden, die de volle belangstelling van ons Gereformeerde volk waard zijn, als bijv. de zoogenaamde leer van de pluriformiteit der Kerk, de verhouding van de algemeene en. de bijzondere genade, de toelaatbaarheid der synthese tusschen het schriftuurlijk en hef onherboren wijsgeerig denken, — waarin een bewijs van gezonde vitaliteit gelegen is en het gevaar van onheilzaam conservatisme wordt uitgebannen,

evenwel met droefheid opmeriende, dat een vruchtbare bespreking veelszins belemmerd wordt:

1. door soms onrijpe behandeling, wegens gebrek aan historische bezinning en gemis aan inleving in de traditie, die voor elke blijvende progressie noodzakelijk zijn,

2. 'door het noemen in de bespreking van deze ernstige vraagstukken van tal van leidende en gezaghebbende personen uit het heden en van mannen van groote eruditie en beteekenis uit het verleden, waardoor in populair-critische verhandelingen licht wantrouwen tegen deze personen gezaaid en verwarring onder het eenvoudige volk Gods gewekt wordt en een zakelijke uitv/isseling van gedachten bijna onmogelijt gemaakt wordt,

3. door gebrek aan broederlijken toon in de polemiek, die verwijdering in plaats van samenbinding onder de toch reeds kleine groep van Gereformeerde belijders brengt en velen, die onder ons met gezag over deze vragen tunnen spreken, den lust beneemt tot openbare bespreking over te gaan,

het niet minder betreurende,

dat bij sommige penvoerders gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef moet geconstateerd, daar zij, zoo zij zich in hun bedoelen zuiver weten, toch blijkbaar niet voldoende rekening houden met de- uitwerking van hun schrijven in het midden der gemeenten Gods, die wel in Christus met den Geest van wijsheid en raad gezalfd zijn, maar nog steeds met de „boosheid des oordeels" en de onervarenheid en onvastheid van vele jongeren te strijden 'hebben,

verder opmerkende,

dat zij zich van nadere concrete aanduidingen met opzet onthoudt, omdat deze dingen niet tot een enkel persoon, een enkel geval of een enkel blad beperkt bleven,

omdat nadere aanduidingen zoo licht tot eindelooze discussies over detailpunten leiden en van de hoofdzaak, die onder ons genoegzame zekerheid heeft, afleiden,

besluit,

daar deze zaak van algemeen belang voor onze Kerken is.

Uwe vergadering te verzoeken, te willen bevorderen, dat dit aangegeven kwaad beteugeld worde, zooveel mogelijk is, zoodat de gezonde ontwikkeling en uitwisseling van ge^ dachten voortgang nemen kan, het daaribij aan de prudentie Uwer vergadering overlatende, welken weg zij daartoe bewandelen wil.

Goede opmerkers zullen zien, dat de bedoeling van dit voorstel was, denweg vr ij tehelpenmaken voor „vruchtbare bespreking" van „tal van vraagstukken, die de volle belangstelling van ons gereformeerde volk waard z ij n ". Ware nu d i t door de rapporteerende commissie vooropgesteld, en ware daarop aangestuurd, dan zou het voorstel der classis Bolsward door haar gesteund zijn. In werkelijkheid is dit evenwel niet gebeurd; men heeft feitelijk —• wat nog iets anders is dan: bewust — men heeft, zeg ik, feitelijk het voorstel-Bolsward gebruikt als een kapstok, om een algemeene vermaning er aan op te hangen, waartegen op "zich zelf n i e'm a n d 'e e n i g" bezwaar zal hebben. Feitelijk is dan ook de „conscientiekreet" uit Bolsward onverhoord gebleven Hetgeen de synode niet al te kwalijk te nemen is, omdat n a de opening der synode door twee predikanten onder wie één uit de classis Bolsward zelf, een voorstel is ingediend tot benoeming van een commissie, welke over bepaalde punten, waarover verschil van meenine aan het licht kwam, een nader onderzoek zal instellen om de volgende synode van advies te dienen. Mijns inziens heeft dit voorstel het verzoek der classis Bols^ ward, nog vóórdat het in behandeling gekomen was 'van zijn klem beroofd. Begrijpelijk werd het, dat daardoor de behandeling van dit voorstel bij voorbaat werd afgeleid op zijpaden, en is het niet alleen aan de synode te wijten, dat Bolsward feitelijk onverhoord gebleven is. Zooals we reeds zeiden, heeft het synodebesluit zich beperkt tot een algemeene vermaning, die wel niemand onder ons in haar inhoud onjuist zal achten. Door den aandrang van Prof. Greijdanus is in het commissievoorstel een element ingedragen, dat — in de conclusies, waar het in die publiciteit op aan komt — noode gemist werd: het element n.l. der waarheid, zonder welke de liefde ophoudt liefde te zijn. En zoo is er een vermaning uitgegaan tot zelfbeheersching, liefde, waarheidszin en andere deugden.

Mij persoonlijk scheen deze beslissing te mat. Niet, wijl ik het er zakelijk mee oneens was — zie boven — doch wijl ze mij te'weinig doeltreffend lijkt.

Eén van mijn bedenkingen loopt parallel met een bedenking, die lang geleden anderen hadden tegen een synodaal besluit, van 1920. Op de toen gehouden Leeuwarder synode is (ik citeer Dr K. Dijk, „Ref." I, 85) een „rapport-Bavinck inzake ...voorstellen... rakende de belijdenis uitgebracht". Tot een getuigenis, uit te gaan van de synode, werd besloten. „Anderen" — zoo vertelt het rapport — „anderen waren van oordeel, dat zulk een getuigenis uit den aard der zaak te algemeen en te vaag zou wezen, om er een gunstige uitwerking van te verwachten." (Acta, 154). „Ik geloof" — aldus destijds Dr Dijk — „ik geloof nog niet, dat zulk een getuigenis... veel ten goede zal uitwerken, en het ware beter geweest, indien de synode een anderen weg ware ingeslagen". Indien b.v. deze synode had uitgesproken, dat persuitlatingen, die van de belijdenis afweken, kerkelijk behandeld moesten worden, en dat van onbroederlijke bejegening in de pers hetzelfde gold (zooals Prof. Kuyper indertijd opmerkte in een persincident ^) tusschen Prof Hepp en Dr v. d. Vaart Smit), dan zou daarmee inderdaad de weg geëffend zijn, dien „Bolsward" wilde geëffend zien, en ware inplaats van een algemeene paraenese een bepaalde vingerwijzing gegeven.

Naar mijn meening is zulk een algemeene vermaning ook hierom ongenoegzaam, wijl niemand weet, waar het eigenlijk om gaat. Eén der sprekers meende, dat ieder wel wist, wat er aan de hand was. Ik betwijfel dat zeer, Het feit, dat één der sprekers het had over predikanten, die in hun preek om de zooveel minuten het woord „verbond" gebruikten, wijst er reeds op, dat nog wel aan andere zaken, dan aan onbroederlijke perspolemiek gedacht werd. En toen iemand ter praeciseering van zijn bezwaren naar twee bepaalde bladen, in den laatsten tijd opgericht, wees, was ook dat misschien iets anders, dan zij, die aan andere organen mogelijk dachten, zullen verwacht hebben.

Inderdaad, — er is veel ongewenschte polemiek. Herhaaldelijk spraken ook wij dat uit. En er worden ook onrijpe gedachten uitgesproken, of belangrijke problemen op onrijpe manier behandeld. Maar met een algemeene vermaning daartegen komt men er niet. Men moet naar de oorzaken terug. Die oorzaken kunnen, ten deele althans, liggen in bepaalde meeningen, die van den katheder worden verkondigd. Maar daarover is — behalve dan door Prof. Greijdanus en mij — met geen woord gesproken. Toen in 1935 tusschen een hoogleeraar en een predikant een polemiek ontstaan was over meeningen van eerstgenoemde, rakende de belijd e n i s, is volstaan met een publieke verklaring, die we reeds vroeger bespraken. Daarmee is toen die zaak afgehandeld. Maar een gelijkwaardige verklaring zou in andere gevallen ook door anderen gegeven hebben kunnen zijn; ik bedoel dan gevallen, waarbij hoogleeraren betrokken zijn, wier meeningen worden gepopulariseerd. Er zijn predikanten, die meeningen van Prof. Vollenhoven of Prof. Dooyeweerd verder dragen, er zijn er ook, die opvattingen van mijzelf doorgeven, èn er zijn er, die bepaalde denkbeelden van Prof. Hepp aanhangen (zie hier onder). En onder hen zijn er dan weer enkelen, die in die weergave niet bepaald slagen. Dit laatste is dan te betreuren; — maar dat zal het ergste niet zijn. Wie tegen bepaalde meeningen van hoogleeraren bezwaar heeft, dien staat de weg open tot die hoogleeraren zelf èf tot de colleges van curatoren der Theologische School, óf van deputaten tot oefening van het verband met de Vrije Universiteit. Tot nu toe : s daarvan echter niets gekomen. Het eenige, dat op dit gebied te vermelden valt, is de zooeven reeds gemelde verklaring van de oplossing van het conflict tusschen Prof. Waterink en Ds Steen, alsmede een passage uit het ter vorige synode uitgebrachte rapport van deputaten tot oefening van het verband met de Vrije Universiteit; ik bedoel deze passage:

„De hoogleeraar in de dogmatiek heeft... bij den aanvang van de colleges in den cursus 1930/31 gehandeld over de vraag, wat te verstaan zij onder revelatio continua (voortgaande openbaring) om de studenten behoeden voor het gevaar, dat ze door hun antwoorden

bij de kerkelijke examina aanleiding tot misverstand zouden geven. Deputaten hebben na kennisneming van het op deze colleges behandelde geoordeeld, dat tegen hetgeen bedoeld wordt met de revelatio specialis continua (voortgaande bizondere openbaring) geen bezwaar bestaat, maar dat deze terminologie hun alsnog niet gelukkig gekozen voorkomt." (Acta Middelburg 1933, bl. 186).

Zoo ziet men, dat de meeningsverschillen — ook inzake ideeën of terminologieën, die de één rijp, de ander nog niet rijp acht — beter door bepaalde besprekingen met hen zelf, dan door algemeene vermaningen kunnen worden gebracht tot een zeker rustpunt. Vermaningen, waarbij het onzeker blijft, of aan leermeesters dan wel aan leerlingen, en of aan zuivere en volledige weergave van bepaalde meeningen, dan wel aan onrijpe daaraan vastgeknoopte beschouwingen gedacht wordt.

Van „onrijpe" meeningen gesproken overigens: die vindt men overal en wekelijks in allerlei bladen. Ook in artikelen van hen, die tegen onrijpe ideeën zuchten. En er zijn vroeger wel denkbeelden gelanceerd, die door velen zijn aanvaard, doch die anderen „onrijp" vinden, waarom ze er tegen bezwaard zijn. Zoo gemakkelijk zijn de dingen niet.

Overigens — het besluit der synode, zooals het daar ligt, moge niet voldoende goed kunnen doen, kwaad kan het heelemaal niet. Kwaad kan alleen de onduidelijkheid.


1) Om allen schijn van animositeit tegen een persoon te vWmijden, wijs ik er op, dat in dit bepaalde geval ni.i. » Heraut" niet geheel juist was in de ondersteuning van Ut d. V.'s bezwaar tegen Prof. Hepp.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's