GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de z.g. „intrekking" van broclinre III der N.S.B.

' Dfe heer v. W. schrijft in „Geref. Kb. Zwolle", hande lende over de N. S. B.:

Brochure III is ingetrokken.

Waar dat voor noodig was, is nog niemand duidelijk geworden.

Had de Beweging geen 'behoefte meer aan een eigen Staatsleer?

En is ihet geen bewijs van niet-weten-wat-men-wil, als men zoo plotseling een zoo belangrijk document als brochure III wegmoffelt?

„De Leider capituleert" schreef Prof. Schilder in verband met die intrekking.

Dat was natuurlijk m i s.

Dat weet M u s s e r t beter.

Die zegt, dat alle belijdende Christenen geen enkel steekhoudend argument meer hebben tegen de N. S. B. (V. p. 7).

Mussert heeft, volgens zijin niet geringe inbeelding, reeds gezegevierd op alle fronten.

Dte S. D. A. P. is „radeloos, redeloos en reddeloos!"

Derechtsche partijen zijn verslagen!

Dus 't zal wel zoo zijn, dat brochure III als een batterij, die goede diensten verrichtte en de vijanden bij duizendtallen neermaaide, wordt teruggetrokken energensanders, in anderen vorm opgesteld.

Ja, zóó moet 't wel zijn!

Want inplaats van lÜ komt nu brochure V, die de concr'etiseoring moet zijn van de derde!

De b e g i n s e 1 e n zijn dus dezelfde gebleven. „Onze algemeene beginselen staan v a s t" (V, p. 9).

Alleen maar: broöhure V geeft ze meer g r ij p - baar, als werkelijk bestaande, in vaster vorm!

Hieruit volgt nu vanzelf, dat V niet in tegenspraak mag zijn met ni.

Bovendien mag de vijfde brochure niet in botsing komen met de eerste, tweede en vierde.

Want Nederland weet reeds, dat de ideeën der Nationaal-Socialisten een onverbrekelijke eenheid vormen. (IV, p. 10.)

We mogen ons dus nu verheugen in 'thezit van een weldoordachte Staatsleer; een op filosofie gegrond program van beginselen; een w ü z e beantwoording van opgekomen a o t u ë e 1 e vragen.

En al is III nu ingetrokken —' dom toch, want waarvoor was 't noodig! — we mogen ons verblijden in zuivere overeenstemming tusschen al wat de V i e r brochures ons al aan wijsheid bijbrachten èn de „R i c h t 1 ij n e n", die de v ij f d e trekt!

Richtlijnen, die r e g e 1 r e o h t uit I, II, III en IV de concrete waarheid brengen, neergelegd in V.

Richtlijnen, zuiver recht natuurlijk, want wie zou van de N. S. B. iets kroms verwachten?

God als „drijfkracht".

it hetzelfde artikel:

Brochure V der N. S. B. is v r o o m. Brochure IV begon er al mee. Men leest op p. 16 van de vierde brochure:

„Het nationale leven van den wordenden Nederlandschen Staat zal niet staan op een ondergrond van autonoom-mensöhelifke redeneeringen, doöh de Nederlandsche Staat zal God belijden als de drijfkracht van het nationale zedelijke leven. Aan de onderdanen blijve volledige vrijheid van overtuiging, dotih de Nederlandsche Staat, zooaJs deze 't Nederlandsche karakter tot uitdrukking brengt, erkenne de Souvereiniteit Gods'.

Men leze dit eens goed.

De „wordende" Nederlandsche Staat — echt Hegeliaansóh uitgedrukt! — zal God belijden als de drijfkracht van het nationale leven. Men belijdt dus in brodhure IV geen Persoon, nog minder de Drieëenheid, ook niet den in Christus Zich operfjarenden God der Schriften, maar een kracht!

Een kracht, —• dat is, overgezet zijnde, de Hegehaansche „I d e e", die zich verwerkelijkt in al het geschapene en „er achter zit" en 't d r ij f t.

Als men brochure IV leest, vraagt men zich af, wi9 de schrijver toch wel met „God" bedoelt!

Brochure V gaat verder.

Ze roept zeKs de Christenen op, om „hun grootse h e taai te verstaan, daar het Nederlandsche Nationaal Socialisme zoekt naar herstel van den band tusschen Schepper en schepsel, en hierbij niet van den mensch maar van de Souvereiniteit Gods uitgaat! (br. V, p. 11). Eh verder:

„Deze erkenning van deSouvereinitei' G o d s is niet een bijkomstigheid, maar zij behoort tot het diepste wezen van het Nederlandsche Nationaal ..So c i.a Li s.m e zelf, (V, p. 11.) Is dat niet Christelijk?

Is dat niet

De N. S. B.'er die dit schrijft, ia zelfs zóó overtuigd van de Christelijke deugden der Beweging, dat hü er aan toevoegt:

„Daarom is er een innige samenhang tussohen de opkomst van het Nederlandsohie Nationaal-Socialisme en de herleving van het Christelijk geloof!

Vandaar dan ook, dat het Nederlandsohe N. Soc. zooveel verwantsöhap gevoelt met de gedachten van Groen van Prinsterer, zoowel als met de encyclieken van de Pausen Leo XIII, Pius X en Pius XI („QuadrageSimo Anno").

We merken op, dat nu de Souvereiniteit Gods dus een grondbeginsel van het Nat. Soc. in Nederland 'Heet, „tot het diepste wezen behoorende"! En tevens 't Christ elijk geloof met de N. S. B. in verband gezet wordt.

Dat uitgaan van de Souvereiniteit Gods is dus één van de politieke richtlijnen, getrokken uit IV, waar men sprak over: „God, dedrijfkracht van het nationale leven''.

'n Bepaald/r echte lijn is 't niet.

uitsche vrijheid onder nationaal-socialistisch regime.

D/ G. Zeijl schrijft in „Geref. Kb. Eindhoven" over een in Duitschland dezer dagen verschenen werk:

Ik bedoel de verzamelbundel „Theologische Aufsatze", die een groot aantal vrienden en volgelingen aan Kart Barth heeft aangeboden ter gelegenheid van zijn 50ste verjaardag.

Dit is een zeer lijvig (ruim 600 pag.) en zeer merkwaardig boekwerk geworden. Vijfentwintig Duitsche en veertien niet-Duitsche schrijvers hebben er een bijdrage in geschreven, terwijl in het voorwoord nog een lijst van 18 personen genoemd wordt, die hun toezegging voor een artikel wegens drukke werkzaambeden niet konden gestand doen. Onder de buitenlanders treft men behalve Nederlanders en Zwitsers ook een aantal Engelsohen, een Deen en zelfs een paar Japanneezen aan. Wel een Wijk van den wereldspannenden invloed, die Barth ongemerkt en onbedoeld zoo langzamerhand verkregen 'heeft. Opvallend is het ook, dat één artikel n Let werd uitgegeven, hoewel het blijkbaar op de pag. 529—558 reeds waa afgedrukt. Dit artikel was van den tegenwoordig in Duitschland zoo bekenden Tfa Asmussen, een der vurigste strijders, leiders en lijders, van de „belijdenis-beweging''; het handelt over „Karl Barth en de Belijdende Kerk"; het „moest vervallen", zegt een iakonieke opmerking achter de titelpagina; hoewel de uitgever in zijn prospectus reeds een fragment uit dit artikel had afgedrukt; zoodat men vermoeden mag, dat het op bevel van regeeringswoge „vervallen m. o e s t"; de censuur op de drukpers in Nazi-DtaitschlandI

Prof. Haitjema's „minderwaardig" geschrijf.

In bovenbedoeld werk heeft ook de hoogleeraar Haitjema een bijdrage gegeven. We waren reeds van plan, er iets over op te merken, doch Ds G. Zeijl maakt dit overbodig, door in „Geref. Kb. Eindhoven" volgende zeer juiste opmerkingen ten beste te geven:

Nu echter Haitjema's artikel in dezen bundel. Waarom valt dat zoo bijzonder op? Omdat het zulk een belangrijke bijdrage geeft voor . de verdere positieve uitbouw van de Theologische wetenschap? Of misschien ook omdat het een verdienstelijke verdediging van Barth bevat tegen Schriftuurlijke en Confeesioneele bezwaren, die in Nederland tegen hem zijn ingebracht?

Neen, niets van dat alles. De Groningsohe hoogleeraar heeft er blijkbaar groote behoefte aan om het buitenland voortdurend te vertellen wat er in onze „Gereformeerde Kerken" g'eheurt en hoe 'hij meent die te moeten zien. Reeds in 1931, toen hü in Bonn een voordracht hield voor de studenten van Barth, koos hij als onderwerp van behandeling „Abraham Kuyper en de Theologie van 'het HoUandsohe Neo-Galvinisme". En di-tmaal draagt zijn bijdrage in den bundel voor B9< rf'h den titel: „De strijd van het Hollandse h e No o-G alvinisme tegen de Dialectische Theologi e". D'aar is natuurlijk op zichzelf niets tegen. Men mag het in bet buitenland gerust weten, dat onzerzijds de dialect-Theologie bestreden wordt. Ook aan het invectief „N e o-Oaivinisten", waarmee men van verschillende zijden (Herv. en Chr. Geref.) meent ons to móeten karakteriseeren, zijn we zoo langzamerhand wel gewoon geraakt; en ik denk dat de meesten onder ons zich daarvan al weinig meer . zullen aantrekken.

Neen, wat dit stuk van Haitjema zoo bedenkelijk, en ik mag wel zeggen minderwaardig, maakt is vooral dit: dat hij geen zakelijke weerlegging geeft van de argumenten, die onzerzijds tegen Barth en tegen hemzelf, uit de H. Schrift en uit de Geref. belijdenis zijn ingebracht. Doch dat hij daarentegen de wereld wil wijsmaken dat het motief van ons verzet tegen Barth o.s. eigenlijk in niets anders bestaat, dan dat we ons prestige in kerkelijk, organisatorisöh en politiek opzicht in gevaar achten. Zelfs dat de vrees voor stemmen-verlies bij de a.s. Kamerverkiezingen ook een politiek blad als „De Standaard'' tot een soori wanhopig verzet zou nopen, •— zelfs dit motief schrijft Haitjema ons toe.

„Het oogenblik".

Wilma schrijft in „Woord en Geest'':

Meresehkovsky zegt in zijn boek vol schoonheid over „Jezus, de Onbekende" ^), van het Nieuwe Testament sprekend :

„Welk een wonderlijk boek: men kan het niet uitlezen. Hoe dikwijls men er ook in leest, altijd heeft men 't gevoel dat men nog niet tot het eind toe heeft gelezen, dat men iets heeft vergeten, iets niet hee: begrepen; men begint opnieuw te lezen het gevoel blijft hetzelfde.... er komt nooit een einde.

Daarin gelijken de Evangeliën op den nac'htelijten hemel; hoe langer men dien aanschouwt, hoe meer sterren er zijn."

En verder op :

i.Blind lezen de menschfin het Evangelie, want ze zijn er aan gewoon geraakt....

Sedert twee duizend jaren slapen de menschen op den scherpen kant van een mes, dat ze onder het •kussen der gewoonte 'hebben verborgen....

Maar.... God noemde zichzelf „de waarheid" en niet „de gewoonte"....

Voor de duizendste maal het Evangelie lezen, alsof het de eerste maal was; het troebele vocht der gewoonte uit het oog verwijderen.... plotseling zien en zich verbazen, dat is noodig, wil men het Evangelie lezen, zooals 'het behoort."

En verder, sprekend over Joh. 15 : 11 : „Deze dingen heb ik tot u gesproken, opdat mijn blijdschap in u blijve en uwe blijdschap volkomen worde":

„Van welk gehalte deze blijdschap is, dat zou misschien een blindgeborene kunnen begrijpen, die plotseling ziende werd.

Ook wij zouden het misschien begrijpen, als wij een eeuwigheid in graven hadden doorgebracht en plotseling de zon zagen. Maar zoo liggen wij eigenlijk en zien niet, want in onze oogen is het donkere water van duizend jaar lang gewoon-zijn; ....een onmacht om ons te verwonderen, onmacht om ons te verblijden."

Tot hiertoe Meresehkovsky.

Ja, zoo de Evangeliën te kunnen lezen ! WiJ hebben, toen we voor 't eerst een ontmoeting met Christus hadden, een wonder beleefd. In ons hart is een üooit-gekende jubel geboren. We hadden het gevoel, dat ons voortaan niets meer zou kunnen deren. Op dat oogenblik — en dat was absoluut als de eeuwigheid — deerde ons ook niets meer. De omstandigheden waren niet veranderd, ze waren eer moeilijker geworden, buitengewoon moeilijk, maar ze sloten ons niet meer in, we waren in de ruimte, we 'hadden vergezicht.

Langzamerhand kromp de horizont, het vergezicht verdween, we wisten zelf niet, hoe.

De omstandigheden kregen weer een stem, ze kregen macht, ze bouwden weer aan den muur van angst, die ons omsloten had.

We willen, we móéten dat ééne hervinden: eeuwig, oogenblik van „Jezus-zien". dat

Het was toch bedoeld als „eeuwig oogenblik", gisteren en heden en morgen, dat ons onthief aan allen angst.

Hoe was het ook weer?

We zitten stil en peinzen over „toen". Het was zoo.... en zoo! — we weten dag en uur, we herinneren ons elke kleine bijzonderheid.... we reconstrueeren het geval.

En ja, dat gelukt!

We gedenken, herdenken.... het was een schoon oogenblik, het onthief ons aan de verschrikkelijke wet van de zwaartekracht, we hadden vleugels!

Maar hebben we ze nü, in dezen nood van heden. — Ons hart blijft een gevangene van de eigen sohoone

herinnering. —• We willen Jezus zien, die heden dezelfde is als gis­

teren. Reconstrueeren helpt niet.

Omdat vandaag niet is als gisteren, omdat wij niet zijn als gisteren.

Alleen Jezus is dezelfde gebleven.

„Het oogenblik" — dat is gedurende alle eeuwen het lievelingsthema van de mystiek geweest; ze heeft Schrift en belijdenis er voor opzü geduwd.

„Het oogenblik" —• dat is eveneens bet lievelingsfhema der dialectische theologie; ook ziJ 'heeft Schrift en belijdenis er voor opzij geduwd.

Zoo is verstaanbaar, dat dit mystiisohe geluid van „Wilma" ziöh mengt onder een koor van dialectisohe directie.


1) D. S. Meresehkovsky, Jezus, der Unbekannte. Grethlein en Co., Leipzig, Zurich.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1936

De Reformatie | 12 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1936

De Reformatie | 12 Pagina's