GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Roomsche vrees voor Ds Haspers psalmberijiui]i.g.

„De Nieuwe Eeuw" (roomsch) bevat in de rubriek „Podium" volgend ingezonden stuk:

's-Gravenhage, 10 Mei 1937.

Mijnheer de Redacteur,

Met stijgende onrust heb ik de berichten gevolgd over de nieuwe vertaling der Psalmen (door Ds Hasper) en de belangstelling hiervoor van R.K. zijde. Immers, wat hier stond te gebeuren: Nederlandsche Katholieken en Protestanten eenstemmig in denzelfden Psalmzang, God ter eere, was een bedreiging van onze actie. Ja, het was zelfs al zoo ver, dat een pastoor (misschien meer dan één reeds? ) zijn parochianen deze Psalmen, door een Hervormd predikant vertaald, liet zingen!

Niet snel genoeg kunnen initiatieven in deze richting verijdeld worden. Goede Nederlanders, beseft toch, dat hier een toeleg achter moet schuilen. Zijn het vrij-metselaars, zijn het Jezuïeten, zijn het Dominicanen, die Nederland ten verderve willen voeren? — Zóó dacht ik en zie, den Hemel zij dank, er komt verzet tegen dit streven naar eenheid, blijkens hetgeen ik in enkele dagbladen las.

Het worde ten spoedigste en voor de zóóveelste maal duidelijk: Nederland blijft, ook, ja juist in deze dagen van bedreigd Christendom, groot in dat, waarin dit land steeds groot kan zijn — in den H. Splinter.

Hoogachtend,

E. J. HASLINGHUIS.

Dat achter de pogingen, om tegelijkertijd in onderscheiden kring sympathie voor en aanvaarding van den bundel te winnen, inderdaad „toeleg" schuilt, zal wel niemand ontkennen. Het zou ook nergens om verzwegen behoeven te worden, want er zit niets kwaads in, voor wie den bundel goed acht.

Maar overigens ziet de schrijver toch wel heel spokerige spoken.

^^^^'Bx'ËX snorkt men.

Via „De Groene Amsterdammer", die zich blijkbaar óók al vermaakt over onderstaande nonsens, neem ik uit een hoofdartikel uit het N.S.B.-orgaan „Het Nationale Dagblad" (18 Mei) volgende „hagespraak-lyriek" over:

De overkapseling van aardvreemde denkbeelden wordt verscheurd. Uit de geheimzinnige diepten van het eeuwige volksleven stuwt de jonge loot van het herworden Dietsche volk omhoog naar Gods zonnelicht. Hij groeit en bloeit, de jonge stam tot heil van Nederland.

De spinraggen, die volksvreemde elementen in de beschimmelde kelderlucht van verpestende perspropaganda, in de zwoelheid van een zedelooze film-, tooneel- en letterenverwording hebben gespannen, worden door het nationaal-socialistische Nederland weggerukt...

De Leider van de Nationaal-Socialistische Beweging heeft met de onmiskenbare zuiverheid, die hem den weg wijst, na de openingswoorden van zijn trouwen medewerker Van Geelkerken als eerste het woord aan den boer Dieters verleend.

Daar stond deze stoere, blonde reus als een zinnebeeld van het prachtige ras, waaruit hij gesproten is en beleed voor deze volksgenooten de liefde voor zijn volk en zijn grond. De kristalheldere onbedorvenheid van dezen man parelde uit elk woord; zijn woorden riepen op, hetgeen, dat in de verten van een geslachtenlang verleden deze uit stad en land samengestroomde Nederlanders uiteindelijk verbindt met dienzelfden bodem, waarop onzen Dieters zijn noesten arbeid verricht.

Ik neem dit over op den Zaterdag vóór de verkiezingen, in de rustige overtuiging, dat op den Zaterdag daarna (als dit nummer verschijnt) „De Reformatie" nog niet verboden zal zijn.

Stemmen over „Nieuw Nederland", dat „van stapel liep".

In „De Groene Amsterdammer" lezen we in hetzelfde nummer twee beschouwingen over „Oxford".

De eerste is van „een vrouw". Zij schrijft onder den titel: „Kinderlijke Lichtvaardigheid". We lezen o.m. van haar hand:

Twee volle dagen heb ik in eerlijke bereidheid me opengesteld voor de beloofde ervaring van diepste saamhorigheid en gezegend vertrouwen — maar ik ben alleen maar thuisgekomen als „a wiser and a sadder woman". Wijzer ben ik geworden, in zoverre ik mijn eigen geestelijk bezit, dat rekening heeft leren houden met de barmhartige, menslievende en mensbegrijpende betrekkelijkheid, a.h.w. opnieuw in mijzelf heb veroverd, droever ben ik geworden door 't onafwendbare gevoel, zó ver, zó vreemd, zó afvidjzend te moeten staan tegenover al die anderen, die zo kinderlijk — maar omdat zij geen kinderen zijn, zo roekeloos — de absolute eis menen te moeten stellen aan zichzelf en aan anderen en dan ook nog de fatale waan koesteren zélf aan die absoluutheid toe te zijn en anderen er toe te kunnen „veranderen". Absolute eerlijkheid, reinheid, onzelfzuchtigheid en liefde excusez du peu!

En met dezelfde grenzeloze lichtvaardigheid, waarmee deze bovenmenselijke attributen worden gehanteerd, wordt dan ook knus en gezellig God betrokken in ons leven, als een nooit falend, nuttig en effectief vade-mecum, als een passe-partout op al de verdraaide sloten van ons scheef-gegroeide persoonlijke leven. Ik weet nauwelijks, wat erger is: God alléén maar op Zondag en in de Kerk, of God neergehaald tot de platte alledaagsheid van een antwoorden-automaat. Een enkel staaltje van de afgelegde „getuigenissen :

Een vriendelijke mevrouw op 't podium vond 't een „zonde" van zichzelf, dat ze nog gesteld was geweest op 't vaste plaatsje naast haar man in de auto en verheugde haar auditorium met het getuigenis, dat God haar geleerd had dat plaatsje óók wel eens aan een ander te gunnen I Dat was een stuk van hare „bekering", waar ze heel gelukkig mee bleek en volkomen bevredigd. Zó bevredigd, dat ze zich voortaan in staat voelde nu ook haar medemensen te „veranderen". Zij slaagde daarin, eerst bij haar zoon, die onmiddellijk zó gehoorzaam-aan-God werd, dat hij een hele lijst opschreef van wat God hem „verteld" had: bovenaan die lijst prijkte de opdracht om. zijn pyama 's morgens niet meer in een knoedeltje te laten liggen... Maar niet alleen haar zoon, ook een arme vrouw werd haar bekeerling. Zij beschreef de armoede, die tot vervuiling was geworden, van deze „zuster": „het vuil in de kamer kon alleen meiar opgeruimd worden door 't van de ene kant naar de andere te vegen". Toen schaterde de hele zaal van „veranderde" of „veranderende" vrouwen! en niemand scheen te voelen, hoe weerzinwekkend van eerbiedloosheid en onbegrip dit hele verhaal was geweest, en hoe beschamend 't was, daarom te lachen.

Een meisje uit Burma, fantastisch in haar vreemde kledij, gaf een simplistisch relaas van haar tocht hierheen. „Ja, 'twas een wonder", zo zei ze, „om nu in Holland te zijn; maar, als je naar God luisterde gebeurden er zulke wonderen!" Om mij heen kweelden ettelijke oudere dames: „Och, wat schattig, wat énig!" En weer bekroop mij 't bijna ziekmakende gevoel, dat we met ons allen in een gekkenhuis waren beland, waar van God en zijn streng gebod niets te vinden was.

Het kruis van Christus werd een enkele maal genoemd, maar niemand bleek bereid het blijvend op zich te nemen en zó waard te zijn Hem te volgen. Zo snel mogelijk aan deze smartelijke ervaring ontkomen en dan weer blij en vrolijk zijn „zoals 't Christenen betaamt" — dat was 't, wat met succes werd nagestreefd!

De schrijfster ziet als

het kardinale bezwaar, dat de Oxfordgroep als massale beweging een even massale geestelijke anticipatie voorbereidt, die elke zielegroei bedenkelijk belemmeren moet.

Wie in naam van Christus „blij" is, zonder dat hij eerst èn óók in Christus' naam in de diepste duisternissen van 't eigen èn het grote wereldleed verkeerde en steeds weer opnieuw bereid is te verkeren, die heeft nog geen récht op zijn blijdschap!

Bij de Oxfordgroep gaat 't al om overwinning, nog vóór er „strijd" is herkend of gestreden. En moet 't niet gaan juist om onze strijd? God zal dan wel weten, of de overwinning ons gegund kan worden.

Voor wie eenmaal verstaan hebben, dat eigen geestelijke conflictsarbeid onontbeerlijk is bij'èJls menselijk probleem, dat om oplossing vraagt, doet 't hinderlijksimplistisch aan, als ieder getuiger opnieuw komt verklaren, dat God op onze meest gecompliceerde vragen, het afdoende antwoord ons zo maar ineens dicteert. Bovendien kunnen wij ons deze eenzijdige passiviteit niet op laten leggen,

Vervolgens komt een man aan het woord: Herman Salomonson. Hij schrijft onder den titel: „Oxford verandert den mensch". Boven het stuk staan afgedrukt: Joel 2 : 28 en Hand. 2 : 12, 13. Daarna merkt die schrijver op:

De Oxford-demonstraties, die te Utrecht werden gehouden van 6 tot 17 dezer, culmineerden in een Pinksterfeest, dat voor de vele tienduizenden aanwezigen een stuk wonderlijke Bijbelsche geschiedenis tot practische en hartversterkende werkelijkheid heeft doen worden. Duizenden menschen, uit alle hoeken van ons land en van ver daarbuiten, bijeengekomen, hebben daar in alle levende talen getuigd van het wonder van verandering, dat Gods leiding in hun leven heeft teweeg gebracht, door het omzetten van de statistische waarden in een dynamische kracht, die hen opdrijft tot positieve actie, als een Militia Christi.

En het is volstrekt niet vreemd dat, met de vervulling van deze profetie, ook de altijd werkzame tegenkracht zich als in oude dagen heeft gemanifesteerd in den spot, dat zij buiten zichzelf geraakt zouden zijn. Het Oude- en Nieuwe Testament raken elkaar zoo nauw, als het gaat om de diepste menschelijke eigenschappen, en Paulus' lof tot den Onbekenden God geldt nog voor heden ten dage.

Zooals ik verleden week reeds herinnerde, waren er (volgens verhaal van een getuige) onder de aanwezigen ettelijken, die verklaren moesten, niet bekend te zijn met de Handelingen der Apostelen. Blijkbaar zal Herman Salomonson zich niet onder hen geschaard hebben: hij citeert het boek. Maar toch had hij allicht óók wel de partij der niet bepaald met de Handelingen vertrouwden kunnen kiezen. Immers, wat hij daar van Paulus zegt, is juist het tegendeel van wat de Handelingen omtrent Paulus' verblijf in Athene ons berichten. Hij kwam juist den „onbekenden god" wegnemen door de prediking van den bekenden God.

Herman Salomonson vervolgt:

Al deze menschen hebben, om deze nieuw-qualiteit van leven te bereiken, een smal pad gekozen, dat, gelijk dat van Dante's hel, leidt uit het Inferno der zelfgeschapen monstruositeiten en angsten, voert tot het Paradise van het Licht.

Hun getuigen geldt niet een overwinning, maar een vast besluit tot zelf-overwinning, telkens en telkens weer, en metterdaad.

Dit besluit is zonder voorbehoud, dus absoluut. De „verandering" van deze menschen is dus niet een bereikt eind-stadium, maar de uitdrukking van den vasten wil om alles te geven voor het streven naar dat einddoel. „Een halve Christen", zeide de Zwitsersche theoloog Emil Brunner, „is een heele ojizin..."

En: „Men kan een theologisch boek voor drie vier-

den aanvaarden en voor een kwart verwerpen, maar men kan niet voor diie-vierden marcheeren en voor een kwart blijven stilstaan".

Volkomen juist. Maar juist daarom is het marcheeren zonder een voor vier kwart aanvaarden gids (de Heilige Schrift) ook des te gevaarlijker en roekeloozer, zooals de dame van daareven gevoeld heeft.

De schrijver besluit:

Uren lang na de bijeenkomsten, terwijl de 600 jaren oude domtoren in floodlight ten hemel wees, als de muziek was verstomd en de massa's waren uiteengegaan, was er een vreemd gemurmel in de Bisschopsstad, waar overal, in huizen en koffiehuizen, groepen bijeenwaren. Groepen van twee menschen, die elkander bereikten over geslagen bruggen: bruggen van het Ik tot het Gij... van het Gij tot het Wij, die diepten overspanden van landaard en leeftijd en ras.

Een nachtwind dreef lage wolken over de stad, en de klanken van het lied der Bruggenbouwers, die de oude waarheden van het Christendom versterken als pijlers eener brug tot een betere wereld.

Hier kan een element van zuiver gehalte in schuilen, en het ware dwaas, daarvoor het oog te sluiten. Maar wat er goeds in was, kwam dan niet van Oxford, doch van Jeruzalem.

j.' '-' Een profetie van het „Gereformeerd VïBdesorgaan".

In het „Gereformeerd Vredesorgaan" schrijft de Heer H. L. van Bruggen over „de toepassing van het Synodebesluit".

In de Acta der Generale Synode der Geref. Kerken, gehouden te Amsterdam, lezen wij op pagina 27—28 in het verzoek der Particuliere Synode van Zuid- Holland (Z.G.), om maatregelen tegen N.S.B, en C.D.U., onder meer dit: „dat thans in verschillende kerken op onderscheidene wijze met zulke leden gehandeld wordt, wat tot schade van het kerkverband moet leiden".

Dat was vóór de uitspraak van de Synode dus.

Staat het er nu anders mee?

Reeds thans kan worden gezegd, dat nog evenzeer de kerken op verschillende wijze reageren, zodat de „schade" voor het kerkverband nog steeds als een Damocles-zwaard dreigt.

Men weet, dat ik onder censuur ben gesteld. Ook één onzer leden te Groningen is de toegang tot het Heilig Avondmaal ontzegd. In een andere plaats is een diaken voor de tijd van 3 maanden in de bediening van het ambt geschorst, en voorts eveneens van het Heilig Avondmaal afgehouden. Meerdere gevallen zijn ons niet bekend. Wel weten, v.ij, uat er Kerkeraden zijn, welke niet voornemens zijn de uitspraak van de Synode op te volgen. Zo weten we, dat in een aanzienlijke plaats de Kerkeraad heeft laten doorschemeren, dat „niet veel actie" tegen onze leden te wachten is, en de predikant gewaagde er van, dat het rapport een ding van „povere" betekenis was. ~' Ergens elders weer begon een bekend lid onzer Vereniging op huisbezoek zelf over de uitspraak, doch kreeg te horen, dat hij niet veel moeite zou ondervinden; over de houding van de Kerkeraad had hij toch niet te klagen! Op de mededeling, dat de leden ter plaatse dan toch waarschijnlijk een protest zouden indienen tegen de uitspraak der Synode, werd geantwoord, dat men het zich op deze manier maar zelf moeilijk maakte.

Men ziet wel, in „verschillende kerken" wordt alweer op „onderscheidene wijze" gehandeld, wat „tot schade van het kerkverband moet leiden".

De uitspraak van de Synode is ook in dit opzicht geen uitkomst. We hebben het wel verwacht. Het onrecht der afsnijding zal zeker op meerdere punten in het kerkverband op verzet stuiten.

We zullen deze berichten maar rangschikken onder de steevast na elk gelijksoortig synodaal besluit in de pers der andersdenkenden opduikende beweringen zonder nadere controleerbaarheid.

Gereformeerden in Londen.

We gaven aan Dr J. van Lonkhuyzen het woord inzake het comité voor gereformeerden in Londen en publiceerden daarna een mededeeling ter zake van Mr A. J. L. van Beeck Calkoen. Daarin werd verwezen naar de artikelen, die Dr E. D. Kraan had geschreven in „Geref. Kbl. Vlaardingen ca." Terwille van het belang der zaak willen we uit deze artikelen enkele stukken citeeren.

In het nr van 10 April schreef Dr Kraan o.m. over de rust, die in Londen op Goeden Vrijdag het straatbeeld kenmerkte:

Omdat de menschen op de Christelijke vierdagen niet op straat loopen, zijn ze daarom nog niet in de kerk.

Ook geloot ik, dat wij de uiterlijke rust op straat zouden overschatten, wanneer wij daaruit afleidden, dat de Londenaars zoo niet kerksch dan toch nog wel godsdienstig zijn. Ook dit leerde een kleine ervaring mij anders. Hyde Park, één der grootste stadsparken, is ook het terrein van het vrije woord. Hier heeft iedere richting en overtuiging volop gelegenheid, haar ideeën publiek te propageeren. En hiervan wordt dan ook overvloedig gebruik gemaakt. Toen ik er Vrijdagsmiddags doorheen wandelde, vond ik er enkele, onder wie ook een vrouw, die, blijkens het opschrift op haar preekgestoelte, namens een evangelisatie-genootschap, straatprediking hield. Maar allesbehalve eerbiedig ging het hierbij toe. Nauwelijks had de nieuw testamentische profetes een enkel woord gezegd, of één van de omstanders viel haar in de rede en kreeg de lachers op zijn hand, zoodat er een publiek debat en algemeen gespot ontstond. Voegt hierbij, dat ge niemand in 't publiek een tafelgebed ziet doen; en zon blijft er niets, dat den indruk geeft van godsdienstigheid.

Trouwens, het viel mij op, dat ge op de aanplakbiljetten van de winkels en in de gesprekkea - wel telkens verneemt, dat het Bank-holyday, beursvacantie, m.aar niet, dat het Goede Vrijdag of Paschen is. Het is ook niet de herdenking van Jezus' sterven en opstanding, maar het is ten diepste het kantoor en de handel, die een tijdlang het leven hebben stilgelegd. De rust in de straten is geen religieus, maar een sociaal verschijnsel.

Na een boeiende opsomming gegeven te hebben van al de schatten, die Londen herbergt, schrijft Dr Kraan:

Zelfs de bijbellezer vindt hier, wat zijn belangstelling bizonder gaande maakt. In het museum voor Natuurlijke Historie staat een kostbare verzameling van bijbelsche planten. In het Britsch museum kan hij de kleitafels en cylinders gaan zien, waarop de vorsten van Babel en Assyrië hun krijgsdaden hebben laten vereeuwigen, en waarop ook hun aanraking met Israël en zijn koningen, worden vermeld. Bovendien worden hier twee van de oudste en belangrijkste handschriften van het Nieuwe Testament bewaard: 'de codex Sinaiticus en de codex Alexandrinus. Het is met den eersten op 't oogenblik een moeilijk geval. De codex Sinaiticus — zoo genoemd omdat hij indertijd op den berg Sinaï gevonden is — is eigendom van de Russische regeering, die meer prijs stelt op het bezit van Lenins lijk dan op dat van een bijbelhandschrift. Toch wil ze er zoo veel geld voor maken als mogelijk is. Daarom heeft ze het te koop aangeboden aan het Britsch museum; en de Engelsche regeering wil dezen aankoop steunen, door te subsidiëeren met een gelijk bedrag als door particulieren wordt bijeengebracht. Vandaar, dat thans naast den codex Sinaiticus een collectebus en een inteekenlijst zijn geplaatst, om zoo veel mogelijk geld in te zamelen. Het is van harte te hopen, dat dit pogen mag slagen. Want als dit kostbare handschrift eens naar Rusland terug moest, zou dan de uitroeiing van het Woord Gods, die daar stelselmatig plaats heeft, ook niet hierop worden toegepast?

Toch is al het genoemde het heerlijkste van Londen niet. Er is een kroonjuweel, kostbaarder dan die in den Tower. Een planting zeldzamer dan de bloemenpracht van Kew gardens. Het kleine stekje van gereformeerd leven, dat als vrucht van Christus' opstanding in den laatsten tijd ook in deze wereldstad te voorschijn sproot. En vooral om de schoonheid daarvan te zien, en het zoo mogelijk in zijn teere bestaan te sterken, was het thans te doen.

In een volgend nummer hopen we nog meer uit Dr Kraans artikelen te citeeren.

Stemmen van Duitsche heidenen.

Uit „Cijfers en Feiten" knippen we onderstaand fraais:

In den gedictteabuadel „Freiheitsflammen, Verse unid Sprücii© für Deutscihe Heiden, von G. Setteoker", staat te leizen:

X „Wien 'het haikenkruis in 't!hart is gebrand, •^ Haat alle ïmdere ikruisen''.

En:

't Is Zondag.... Veel Duitsohers zie ik naar toet 'kruis kruipen en de bedompt© ruimten der ker'ken vullen. Wij, Trije Doiitschers, haten deze 'kerkers der' ziel! Meer nog 'haten wij de priesterhonden, 'die 'het Bijbalgif in 'het hart Van 't volk gieten. Slaat 'hen do'od, die zlWarte 'honden, die de ziel van ons volk schenden! Slaat hen dood, die zielenmooirdenaars, die 'toet erfgoed van ons volk do'oden. Hoed u voor Hem, D'ie spreekt: „Wie Mij wil navolgen, verlooChene zich aelf", want vfat de Naizarener wil, is onze 'onderg'ang en ons verderf.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1937

De Reformatie | 8 Pagina's