GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een valsche beschuldiging ?

Dr H. Slieen fcomt in z'n „Open brief" op pag. 20 en 30 te'spreken over een artilceltje van mijn hand m „De Reformatie" van 13 Maart j.I. onder den titel: „Waarom heeft Prof. Hepp in zijn aanklacht iemand vergeten? " en hij spreekt hier van een valschila beschuldiging. Hij neemt het mij ten hoogste kwalijk, dat ik in bedoeld stuk beweerd heb: wanneer Prof. Hepp z'n collega's VoUenhoven en Dooyoweerd aanklaagt van afwijking van de belijdenis en niet z'n collega Waterink, dan is hij inconsequent. Want als de stellingen, die Prof. Waterink poneert over de „zied" van den mensch, het psychisclie, dat met het lichamehjke, het somatische, tezamen de ééne substantie vormt, waarbij de „ziel", bet psychische, de verbindingsschakel is tusschen deze ééne substantie en het „ik", de „per& oon", als tweede substantie, ik zegj, wanneer deze stellingen gecritiseerd wooxien OP DE­ ZELFDE WIJZE, waarop Prof. Hepp de miüiropologische conceptie van z'n beide andere collega's becritiseert, dan is het eenvoudig een eisch van de logica, dat Prof. Waterink ook behoiort gezet te worden in den hoek der verdachten.

In verband daarmee zegt Dr Steen aan mijn adres o.a. het volgende: „Ds Spier geeft blijk niets te •weten van de dingen, waarover hij schrijft." „Maar waarom, als hij niet leest wat er over geschreven is, mengt hij zich dan in het debat? Zoo maakt men zichzelf bespottelijk. Wat toch is het geval? Anderhalf jaaj geleden stond een groot deel van de Geref. pers vol over het debat Waterink—Steen. Prof. Waterinks „Oorsprong en wezen der ziel" beleefde een 2den'druk', Ds Steens: „Persoon, Geest en Ziel" verscheeji. In „De Reformatie" verschenen vele artikelen, alsmede jn het Geref. Theol. Tijdschrift. Niets van dit alles schijiïll Ds Spier gelezen te hebben". „En heeft Ds Spier nooit van de Commissie en van de verklaring in het conflict Prof. Waterink—Steen gehoord? Ook al zou Prof. Waterink geen verklaring heb b en .onderteekend. zou deze beschuldiging van Ds Spier valsch geweest zijn. Wij leven toch wel in een verwarden tijd, dat zulke dingen als Ds Spier beweert, Worden gedrukt. Maar bovendien heeft Prof. W. uitdrukkelijk verklaard, dat zijn uitspraken naar de belijdenis moesten worden vei^klaard of gecorrigeerd!"

In het vervolg wordt mij nog onkunde verweten inzaJke het feit, „dat Prof. W. wel aamieemt een onsterfehjfc, voortbestaand, substantieel deel in den mensch".

Ik moge op deze dingen het volgende antwoorden:

1. Wil ik Dr Steen geruststellen door hem te verzekeren, dat ik alles wat de amthropologie van Prof. Waterink betreft gelezen heb, behalve „Persoon, Geest en Ziel" van Ds Steen, terwijl ik ook gehoord heb van de Commissie en van die allerwonderlijkste verklaring, waarmee vroeger het conflict Waterink—Steen" plotseling een einde nam.

2. Heb ik in mijn artikel in „De Reformatie" van 12 Maart j.I. niet gezegd, dat er in de conceptie van Prof. Waterink geen plaats was voor een substantieel deel in den mensch, dat voortbestaat en onsterfelijk is. Zulke dingen mogen mij dan ook niet in de schoenen geschoven worden. Wie dat toch doet. toont daaTme(5, dat hij de bedoeling van mijn artikel niet begrepen heeft.

3. Ik redeneerfe immers in dit stuk volgens .de „dreigende deformatie"-methode van Prof. Hepp door te zeggen: van hoedanigen aard is datgene, wat in Prof. Waterinks conceptie de „ziel", het psychischia heet? Deze „ziel" is niet substantieel, sterfelijk, niat voortbestaand en ik trok me op dat moment niets aan — nog altijd volgens de methode „dreigende detormatie" — van de „ik-substantie", gelijk Prof. Hepp geen oog heeft voor het „hart" in de wijsbegeerte der wétsidee als boven-tijdelifk concentratie-punt van alle tijde- Iqke functies.

4. Bedoelde ik dus in dit artikel Prof. Waterink aaa te klagen als een deformateur? Geen sprake van. Wie dit eruit leest heeft de ironie van het geval niet verstaan. Het ging mij niet tegen eenige theorie van Prof. Waterink, het ging mij uitsluitend tegen de methode vaix Prof. Hepp, die op .anderen toegepast tot dezelfde fatale conclusies zou moeten leiden. Natuurlijk heeft Prof. Hepp de volle vrijheid met zijn collega's een weteaischappelijk debat te beginnen over "de anthropologische grondstellingen van de calvinistische wijsbegeerte, eveaials het iedereen vrij staat de conceptie van Prof. Waterink op wetenschappelijke gronden te bestrijden en onhoudbaar te noemen. Maar het noodlottige van de „dreigende deformatie"-reéks was, dat het wetenschap^ pelijk niveau verlaten was en dat we beschuldigingen kregen te hooren inzake punten van ons algemeen en ongetwijfeld christelijk geloof, die onder ons allen volkomen zekerheid hebben. Dit was het betreurenswaardige, hetgeen ik op de wijze zooals geschied is aaii de kaak wilde stellen.

5. Spreekt coll. Steen dan ook — met den vinger naar mij wijzend — van een valsche beschuldiging, dan kan ik dit tot op zekere hoogte, n.l. wanneer ik even wat ironisch bedoeld is voor vollen ernst neem', toestemmen. Maar dan moet ik er onmiddellijk aan toevoegen: dan past deze qualificatie onder bovenbedoeld voorbehoud niet alleen op mij, maar vooral op den auteur van „dreigende deformatie". Ik hoop, dat Dr Steen dit zal inzien en, als hij de atmosfeer onder ons wil trachten te zuiveren, zich niet langer richten zal tot den hoofdredacteur van „De Reformatie", die daarmee reeds eerder bezig was dan Dr Steen, noch tot degenen, die Prof. Schilder daarin terzijde staan.

6. Omdat Dr Steen in verband met dit alles aam roert de bdkende verklaring in het conflict Waterink— Steen, zij het mij vergund op te meifken, dat het niemand mag worden kwalijk genomen, als hij op dit oogenblik citeert uit de werken van Prof. Waterinlc. Zoolang Prof. Waterink niets herroepen of gewijzigd heeft, heeft hij er recht op aan zijn woord, dat hiJ gesohre.ven heeft, gehouden te worden. Dat hij verHaaxd

heeft, dat zijii uitspra, k> ©n naar de belijdenis moetea worden veridaard of gecorrigeerd, zegt ons niemendal, wanneer hij niet zelf die explicatie of correctie geeft. Zoo'n aJgameene ver'klaring, waarin geen coDcrete beweringen worden geëxpliceerd of herzien, zou iedereen wel willen afleggen, indien het niet vanzelfsprekend was, dat een Geref. beoefenaar van de wetenschap zich ooik bij z'n wetenschappelijken arbeid stelt op de basis der belijdenis. Voor rnij is Prof. W. na de verklaring precies dezelfde gebleven, die hij tevoren was en ik verbaas me over de naïevetteit van Dr Steen, die na zulk een verJdaring opeens is gerustgesteld en al z'n bezwaren kan terzijde stellen-. Ook zonder vei^klaring twijfel ik er niet aa, n, dat Prof. W. wil arbeiden conform de belijdenis. 'kZou alleen zoo graag willen, dat men ditzelfde vertrouwen ook koesterde ten opzichte van hen, die den volke als afwijkers van de gezonde leer worden voorgesteld. Deze twee bladzijden van den ^, Open brief" hadden daarom met zoovel© andere als niet ter zake gevoegelijk achterwege kunnen blijven en de misverstanden zouden niet vermeerderd zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's