GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Hepp over en op „glad ijs".

Zooals men weet, heeft Prof. GreijdanuS op de kerkrechtelijke beschouwingen, die Dr M. Bouwman in zijn proefschrift ten beste gegeven had, uitvoerig critiek geoefend. Die critiek kwam niet voort uit lust, doch uit plicht: zijn n.l. de kerkrechtelijke beschouwingen van Dr Bouwman juist, dan heeft niet alleen Rutgers Sr., pleitbezorger der doleantie, voor een groot gedeelte op beslissende punten in een critiek tijdsgewricht verkeerde leiding gegeven aan de gereformeerden, en aan Dr A. Kuyper, dien we dezer dagen, althans in een deel der pers, ook als kerkhervormer hebben herdacht, maar dan is er ook weer een steentje losgewrikt in de „g a n g- b a r e" gereformeerde kerkbeschouwingen.

Men zou verwachten, dat Prof. Hepp, die ter synode over „gangbare" beschouwingen zich nog al bezorgd gemaakt heeft, en die ook al in betrekking tot de kerkkwestie oorspronkelijkheidszieken en deformateurs aan het opsporen is, wel heel scherp zou nagaan, wie in de argumentatie gelijk had: Prof. Greijdanus, dan wel Dr Bouwman. Vooral, omdat de kwestie van het recht der plaatselijke kerk, van haar zelfstandigheid, en van de herkomst der ambtsbevoegdheid, rechtstreeks samenhangt met het vraagstuk van de pluriformiteit der kerk.

Maar Prof. Hepp stelde ook nu teleur. Inplaats van óf nauwkeurig te toetsen, óf anders te zwijgen, sprak hij van twee „pole n" in het kerkrecht, waar Pfof. Greijdanus van een „j a" of „n e e n" gewaagde, . en schreef voorts een zinnetje, waarover Prof. Greijdanug, na uitvoerige bespreking der argumenten, die over en weer ingebracht zijn, in „De Bazuin" aldus zich uitlaat:

Van een objectieve weergave en zuivere interpretatie van Voetius' voorstellingen (in Dr M. Bouwman's boek, K. S.) kan aldus moeilijk gesproken worden. Zulke proeven van redeneering en vertolking zijn daartoe te bedenkelijk.

En deze aangewezen constructies en Voetius-interpretaties raken fundamenteel© punten ter zake van Voetius' denkbeelden en leeringen, in deze dissertatie van Dr M. Bouwman behandeld.

Eigenaardig doet bij zulken stand van zaken aan het schrijven van Prof. Dt V. Hepp in verband met deze dissertatie en de discussie er over: „Daarom hébben we de voorlichting van specialisten noodig. Nietvakmannen zullen verstandig doen zich hier niet pp glad ijs te wagen", „Credo" van 8 Oct. j.l. Geeft Prof. Hepp ons daarmede niet een eclatant voorbeeld van lijnrechte tegenspraak tusschen doen en zeggen op hetzelfde oogenbhk? Blijkt hij zich niet zelf op glad ijs t© wagen? Of komt onder deze omstandigheden in zijne woorden wel eenige vakkundigheid aan het licbt, en vereischte kennis van zaken, die recht zouden geven tot zoo grootvaderlijk-goedmoedige censuur en raadgeving'? Kunnen we niet juist ook aan dit geval zien, waartoe opvolging van dezen averechtschen raad, om maar zonder eigen onderzoek en oordeel, dergelijke voorlichting van specialisten als leidraad van handelen aan t» nemen, ons zou kunnen voeren? Dr A. Kuyper Sr is terecht van eenen anderen geest gebleken, en heeft door woord en daad ons wel wat anders geleerd, dan dat we maar zonder meer zouden prijzen en in praktijk brengen, wat „vakmannen" ons gelieven voor te stellen en komen aanbevelen, en dan dat we de zaken maar aan een paar specialisten of vakgeleerden ter beslissing zouden overlaten.

En geeft Prof. Hepp geen nieuw bewijs van 'd© meening, zelf boven eigen raad aan anderen verheven te zijn, wanneer hü schrijft: „Men kent de bewering, dat in 1926 onze kerken een kerkrechtelijke zwenking hebben gemaakt", ondanks ook de vakman van zijn eigen blad zegt: „Deze kentering van gevoelens is duidelijk aan te wijzen bij Dr H. H. Kuyper. Nog in 1923 („Heraut" 6 Mei '23) beantwoordt Kuyper de vraag of een classis een kerkeraad mag afzetten in ontkennenden zin, met een beroep op Voetius Pol. E'ccl., t. I, p. 266 SS.", Dr M. Bouwman, Voetius over het gezag der Synoden, blz. 7.

„Grootvaderlij k-goedmoedig", een zeer welwillende typeering van Prof. Hepps schrijftrant, in zijn apologie van sommige deformeerende gevoelens, en in zijn goedkeuren van prijsgeving van „gangbare opvattingen", in gevallen, waarin hij zichzelf of eigen medewerkers betrokken ziet. Men zou hier denken willen aan wat Da W. W. Meynen schreef in „Dordtsche Kerkbode", toen hij Prof. Hepps orgaan aankondigde:

Hij zal niet licht verkeerde voorstellingen trachten goed te praten, omdat degenen, die deze verkeerde voorstellingen bestrijden, hém niet „Uggen".

Dit „omdat" zal bij Ds Meynen wel geen der andere pers-broederen willen aanklagen van bewuste onoprechtheid; wij vermoeden, dat het bij Ds Meynen beteekent „doordat", en van de redacteuren, die hèm niet „liggen", de bedoeling dus onbesproken wil laten; al is het dan ook door Ds Meynen verkeerd uitgedrukt. Leggen we Ds M.'s woorden goed uit, dan blijkt dus zijn opmerking een slag in de lucht, niet alleen tegenover andere, doch ook ten aanzien van dézen hem wèl „liggenden" redacteur. Voor het overige zouden we het op prijs stellen, als voortaan Ds Meynen maar precies zegt, , wie hij eventueel op 't oog heeft, en waarop hij doelt. Wij voor ons herinneren ons, dat we nog steeds antwoord van hem wachten ter zake van wat we aan zijn adres schreven in ons nummer van 13 Nov. '36, onder den titel: „De Synode en het lidmaatschap van N.S.B, en C.D.U.". Ik meen, dat Ds Meynen toen zelf een voorstelling wilde'

annemelijk maken, die niet juist was, en die het besluit der synode in betrekking tot N.S.B, en C.D.U. betrof.

Een teleurstellend antwoord van Dr van der Vaart Smit.

Fn de rubriek „Kerkelijk Leven" vinden de lezers een antwoord van Dr van der Vaart Smit, dat ten aanzien |van de bij ons twee weken geleden gerezen vragen teleurstellend heeten moet. In dezelfde week, waarin wij dit moesten opmerken, werd ons „De Banier" (Chr. Algemeen Weekblad voor Ned.-Indië, wel te onderscheiden dus van het gelijknamige orgaan van den heer Kersten) gezonden. Daar lezen we iets over nóg een teleurstellend antwoord (29e jrg., no. 38):

Men herinnert zich dat destijds na de eerste lezdng van Mr v. Helsdingen over de N.S.B, in Sookaboemd _ de afdeling N.S.B, aldaar het dorst te bestaan in een advertentie te verwijzen — oot wat betreft de onjoistheid van het bestaan ener Duitse Kerkstrijd — naar een boekje onder gelijknamige titel van de hand _, van Dr van der Vaart Smit, Directeur van het Ned. Cbr. Persbureau, dat werd opgenomen on'der de officiële N.S.B.-u i t ga v en en wiarin dan met zooveel woorden en argumenten zou zijin bewezen, dat er hoegenaamd geen kerkstrijd in Duitsland was.

Mr V. H. heeft zich toen ter tij'd gewend tot Dï V. d. Vaart Smit met verzoek te willen meedelen: Ie. of inderdaad zijn brochure een officiële N.S.B.uitgave is;

2e. of zijn opvattingen over de Duitse Kerkstrijd, zoals die in bedoelde brochure tot uiting komen, door hem — in het licht der sindsdien gebeurde feiten — werden gehandhaafd.

Volgens het blad heeft Dr van der Vaart Smit als volgt geantwoord:

Hooggeachte Heer, Inderdaad is het bericht in het Nieuwsblad te Soekaboemi van 6 April, waarin zooals U mij' meldt mijn brochure over „De Duitsche kerkstrijd" een officieele uitgave van de N.S.B, genoemd wordt onjuist. Het boekje is uitgegeven door de Uitgeversmaatschappij Holland, Hteerengracht 147 te Amsterdam en niet door Nenasu, de uitgeverij van de N.S.B. Het misverstand zal biJ! de bovengenoemde onderstelling vermoedelijk daaruit ontsproten zijn dat in „Volk en Vaderland" in de advertentie van de Nenasu aangaande haar uitgaven ook eenige boeken van andere uitgeverijen genoemd worden, waaropi zij de aandacht vestigt en die ze biji wijze van boekhandel ook met aanbeveling verkoopt. Daartegen heb ik geen bezwaar. Ik hoop dat iedereen mijb boöken aanbeveelt en eventueel verkoopt. De Nenasu heeft daar trouwens mijn toestemming ook niet voor noodig. Maar dit is alles uiteraard iets heel anders dan „uitgeven". Er is nimmer sprake van geweest om mjjin boekje bij de Nenasu uit te geven."

„De Banier" constateert dus, dat de advertentie misleidend was.

Thans het tweede gedeelte van het antwoord van Dr van der Vaart Smit:

„Wat TJw andere vraag betreft, of mijn brochure mijn inzichten inzake den kerkstrijd, zooals deze zich na afsluiten van mijn boekje verder ontwikkelde, nog dekt, 'kan ik volmondig bevestigend antwoorden. Ik heb het genoegen gehad mij' zeer breed en zeer grondig met deze geheele aangelegenheid te kunnen bezig houden en de geheele geschiedenis heeft zich jontwikkeld op de wij'ze als reeds vóór deze zich ^' afteekende. Maar het is voor buitenstaanders zeer moeilijk om de juiste inlichtingen te verkrijgen. De pers ontvangt telkens — in den regel 's Maandags — telegrammen uit Berlijn van vaak Joodsche correspondenten aldaar die alle eenigszins troebele bronnen bij! voordacht belegeren en die aan alle hoop om het Duitsch regiem dwars te zitten bovendien nog een groote dosis onkunde in kerkelijke zaken paren. Hun berichten zijn met deze gegevens in overeenstemming; ze zijn in den regel voor 80 pet. onjuist. Wiji hebben het opgegeven om ze telkens tegen te spreken; daarmee zouden wij^ te veel lijken als de „Duitsche" zaak dienende, hetgeen verkeerd zou zijin; en bet zou bovendien een hopeloos vervelend werk zijn. Wij zelf beperken ons tot het berichtgeven van wat positief juist is. Wij hebben de voldoening, dat in deze jaren, onze berichten steeds gebleken zijn de betrouwbare en zelfs ter zake de eenige betrouwbare te zijn, zonder dan al het andere voor 100 pet. onjuist te noemen (we zeiden 80 pet.). Het is ongelukkig dat de buitenlandsohe Joodsche en roode politici den kerkstrijd gebruiken voor anti-nationaalsocialistische propaganda. Daardoor wordt alle objectiviteit aangaande den kerkstrijd met opzet onderdrukt, wordt alleen naar voren gebracht wat naar men hoöp't Berlijn het meeste schaadt en — wordt duchtig gelogen. Het mooiste, kostelijikste staaltje maakte ik te Berlijn mee, toen ik op het bureau van Baldur von Schiracb in 1935 met hem zat te praten en hij even den Luxemburgschen zender aanzette, die bijl in het gesprek beschuldigde de grootste leugenzender van Europa te zi|n. We hadden den bof dat Luxemburg toevallig juist met Baldur von Schiracb bezig was en den aether inzond, dat hij er met de kas der Hitlerjeugd van door was, maar bijl de grens aangehouden en vermoedelijk doodgeschoten was. Het was een kostelijke noot in ons gey^ sprek. Zelfs Von Schiracb was over deze illustratie van zijn beschuldiging op dit moment overbluft.

Het is één uit vele staaltjes. En U krijigt in Indië gelijkelijk afgedrukt voor U ook „rijip en groen". Maar mijn brochure dekt nog volkomen mijn inzichten."

„De Banier" noemt dit antwoord „in hooge mate teleurstellend". Erkennende, dat er troebele bronnen zijn, en dat voorzichtigheid nodig blijft, merkt het orgaan toch op:

Maar wat ons bijna ongelooflijk voorkomt is dit: De schr. erkent zelf met voldoening, „dat in deze jaren, onze (d.z. die van het N.C.P.) berichten steeds gebleken zijn de betrouwbare en zelfs ter zake de eenige betrouwbare te zijn".

Zeggen dan die eigen berichten hem niets? Wij spreken onze mening uit juist op grond van die zelfde berichten die ons met de luchtpost door een Ned. Chr. dagblad worden toegezonden.

Voorts is ons — aan de sch. volkomen tegengesteldstandpunt gebaseerd op de correspondenties in de Chr. pers, die toch zeker niet afkomstig is van Joodse correspondenten, en die kerkelijk voldoende onderlegd zijn om met kennis van zaken over die kerkstrijd te schrijven.

En ten slotte: zegt het de schr. óók niets, dat zelfs Duitse Christenen op grond van hun particuliere correspondenties gewagen van een Kerkstrijd? Is dan alles wat gemeld wordt over de actie van de Belijdeniskerk, haar krachtig verzet tegen de inmenging der Overheid in kerkelijke aangelegenheden gelogen, of voor 80 pet. gefantaseerd?

En dan wat de R.-K. berichtgeving betreft Betekent het protest, de felle strijd van Kardinaal Faulhaber dan helemaal niets? Zijn alle berichten over de Kerkstrijd in de R.-K. pers ook weer voor 80 pet. gefantaseerd?

Wij vrezen dat Dr van der Vaart Smit zó in eigen opvattingen is ingekapseld, dat hij zó volkomen van de alleenjuistheid van zijn standpunt overtuigd is, dat hij zich zelfs niet overtuigen laat door zijn e i g e n berichtgeving, die hij zelf de „eni g-betrouwbare" acht.

Op grond van die eigen berichtgeving komen wij tot geheel andere conclusies en b 1 ij v e n wij — niettegenstaande het démenti van Dr v. d. V. S. ' — spreken van een Kerkstrijd in Duitsland, die een gevolg is en moet zijn van de toepassing der NationaaL-Socialistiese beginselen.

Wij zijn het met dit blad volkomen eens, en vinden het beschamend, dat een „christelijk algemeen weekblad" in het gelijk gesteld moet worden in een zóó principiëele aangelegenheid tegenover een persman, die „gereformeerd predikant" achter zijn naam schrijft. „De Nederlandsch-Indische Christelijke Persorganisatie", die „De Banier" uitgeeft, ziet de dingen beter dan de directeur van het „Ned. Chr. Persbureau".

Hoe men de niet-meer-kiezers niet-meer-voorlicht.

In „Schiedamsch Kerkblad" heeft een artikel gestaan van den heer J. Pronk, Pr. Fred. Hendrikstrsiat 23b, Schiedam. Deze vertelt van een reis in Duitschland:

W ij, als Hollanders, weten allen wel, wat er plaats heeft op kerkelijk gebied, in Duitschland. Niet één uitgesloten, ook de N.S.B, in Nederland en in Schiedam. Maar de massa in Duitschland weet dat niet. Ze mogen dat niet weten. Wij vertelden dat allemaal natuurlijk. Zoo o.a. dat Db NiemöUer ook achter de gevangenismuren zit. Dan zegt men: mensch, dat is niet waar, hoe kom je daar aan?

Om een voorbeeld te noemen. E'r preekte een dominee van de Geref. Kerk hier in Holland voor dj radio en bad voor de verdrukte Kerk in Duitschland. Dit kan nog' uitgezonden worden per radio. Maar de menschen, die dit boorden in Duitschland en naar de preek zaten te luisteren, zeiden naderhand tegen ons: wat baalt die man nu in zijn hoofd, boe komen ze er aan?

En dat is het treurigste daarvan: de massa der bevolking mag dit niet weten! Dat is het geniepige ervan. Die dan nog eenig' gevoel heeft, komt daartegen op.

En laten nu de broeders of zusters dit maar eens overdenken, als zij nog onder de bediening van Gods JWoord zitten en ze hooren ook, dat er voor de ver­

drukte Kerken gebeden wordt. Men zal misschien zeggen: dat gebeurt bij ons niet, als de N.S.B. de baas is in Nederland. Heeft dan de N.S.B, het Program niet afgekeken van de Nationaal- Socialistifache Partij in Duitschland? 'k Heb het gelezen en kan er in dit blad niet nader over uitweiden. Heeft 'de N.S.B. geen geld gekregen van Duitschland? Het werd mij daar verzekerd, dat het zoo is. En bier een spreker in Schiedam noemde bet bedrag: 1.500.000 Mark, even geen klein bedrag. 'kWou dat de propaganda-club het ook gekregen had in Schiedam. Nogmaals, laat de N.S.B, een voorbeeld nemen aan dit land. Alleen op kerkelijk gebied, al was er nu maar één broeder van de gemeente, die de N.S.B, aanhangt, wij moeten hem daar op wijzen en zullen dat ook doen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's