GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doorn, 22 November 1937.

Geachte Redactie!

Mag ik in Uw blad een paar opmerkingen maken over de recensie en aanbeveling van de 4e brochure van Prof. Hepp in „De Heraut"?

Ik zou mij wel tot dit blad zelf hebben gewend, indien ik in een vroeger dergelijk geval met teleurgesteld was. H. H. K. dan spreekt er zijn blijdschap over uit, „dat deze brochure zich niet richt tegen hoogleeraren aan de Vrije Universiteit verbonden".

Ik ben daar inderdaad ook blij om: „het wroeten in eigen ingewanden", zooals dat in vorige „Dreigende- Deformatie"-brochures vertoond was, heeft ongetwijfeld veler sympathie voor de V.U. aan het wankelen gebracht.

Maar nu gaat het tegen een Prof. van de Theol. School. Is dat niet even droevig?

Mij dunkt, dat met deze blijdschapsbetuiging op de vroegere sympathiebetuigingen van H. H. K. voor de Th. Sch. indirect een bijzonder licht geworpen wordt. Vroeger duidde H. H. K. de Afgescheidenen aan als Separatisten, en Z.H. G. heeft dat verdedigd met een beroep op de beteekenis van dat woord, die dezelfde zou zijn als die van Afgescheidenen, 'k Zou H. H. K. weleens willen vragen, kennis te nemen van het dosgier brieven in het Rijksarchief te Haarlem, dat een verzameling is van stukken (vele met het opschrift „Geheim"), gewisseld tusschen verschillende Autoriteiten, van twee Ministers af tot den Burgemeester van Urk toe, over de Afscheiding op enkele plaatsen van Noord-Holland. De Autoriteiten, die hevige tegenstanders van de Afscheiding waren, gebruikten strijk en zet het woord Separatisten. Nog daargelaten de onderscheiden beteekenis der woorden, blijkt daaruit zonneklaar, dat die Autoriteiten de Afgescheidenen in een hoek plaatsten, waar dezen beslist niet wilden staan. Het woord Separatisten kreeg eenigszins de beteekenis van een scheldnaam. Daarom verwonderde het mij, dat de kerkhistoricus H. H. K. zich van het woord Separatisten bediende en het nog verdedigde ook.

Werd daardoor (ik dwaalde niet af) vanzelf de tegenstelling Amsterdam—Kampen, indien die er mocht zijn, verscherpt, thans is die verscherping door de boven gesignaleerde woorden van H. H. K. geaccentueerd.

En dan is van dezelfde zijde wel beweerd, dat Prof. Schilder de verhouding tusschen V.U. en T.S. ongunstig beïnvloedde. Als dit, wat ik niet geloof en wat ik ernstig zou betreuren, niettemin het geval mocht zijn geweest, dan hebben we daarvan in de boven aangehaalde gevallen een tegenhanger, waarvan de uitwerking niet twijfelachtig behoeft te zijn.

Laat men toch, „om Sions wille", ophouden met dergelijke dingen.

Op de straten van Askelon wordt er vreugde om bedreven.

Een ander punt.

H. H. K. schrijft: „Ernstiger grief (dan tegen de „denigreerende critiek ten opzichte van Dr K.") is nog van Prof. Hepp, dat met deze critiek op K. de continuïteit in de Gereformeerde Dogmatiek wordt verbroken".

Mét Z.H.G. ben ik van meening, dat continuïteit in de Gereformeerde Dogmatiek van hooge beteekenis is. Maar die overtuiging mag toch gegronde critiek niet afsnijden? Is gegronde critiek niet van nog grooter beteekenis dan continuïteit?

Gister hoorde ik onzen Leeraar in een prediking over Zondag 13 zeggen, dat in de Middeleeuwen wel geleerd werd, dat de Heere Jezus Zijn volk van den satan zou hebben gekocht, maar dat we aan die in-dwaze voorstelling thans gelukkig zijn ontkomen.

In dezen dus (gelukkig!) geen continuïteit in de dogmatiek. En dat een oorzaak van dank.

Neem Luther. Toen hij met het: „De rechtvaardige zal door zijn geloof leven" in Gods hand het werktuig werd, om de Reformatie in gang te zetten, brak hij de continuïteit der toen reeds eeuwen geldende dogmatiek. En wij danken er God voor.

Wie de continuïteit, ook van de Gereformeerde Dogmatiek, als een dogma gaat belijden of ook dreigt te gaan belijden, komt daarmee in strijd met die dogmatiek zelve. Wij gelooven, dat de belofte van het leiden in a 1 de waarheid door den Heiligen Geest de eeuwen door haar kracht behouden blijft.

Niet de vraag naar de continuïteit is daarom primair, maar de vraag, of de „critiek" gegrond is. Men spreke niet te spoedig van „afbraak".

Waaruit natuurlijk ook weer niet volgt, dat ze critiekloos mag worden aanvaard.

Welnu, er is door de Kerken een Commissie Acht aangewezen... van

We wachten met belangstelling op haar rapport. Met dank voor de plaatsing, geachte Redactie,

Uw dw.,

C. DE VRIES.

Naschrift van de Redactie:

We hebben veiligheidshalve iemand gevraagd, nog even na te gaan, of soms Prof. Kuyper toch bij vroegere bespreking van Prof. Hepp's brochures namen van professoren aan de V. U. genoemd had. Het antwoord was ontkennend. In het nr. van 24 Jan. '37 wordt de naam van Prof. Vollenhoven verzwegen (al wordt gesproken over „de bron", die een „bedachtzaam zwijgen" bewaarde; wat overigens niet waar was). In het nummer van 7 Febr. komt zelfs volgende passage voor: „Ook nu heeft Prof. Hepp zich daaraan gehouden, dat hij geen namen noemt en dus ook niet aanwijst, waar deze citaten te vinden zijn. Hij wil elke persoonlijke polemiek vermijden en alleen zakelijke critiek leveren. TERECHT beroept hij er zich op, dat ook Calvijn dit zelden doet en Voetius heeft evenzoo gedaan, waar hij Cartesius en Coccejus bestreed."

In het nummer van 21 Febr. 1937 neemt „De Heraut" een stuk over van de predikanten van Assen (ook in ons blad geplaatst), die verklaren, dat „de eenvoudigen thans RECHT hebben op het weten der namen en de juiste toedracht der zaken". Maar de redacteur, Prof. Dr H. H. Kuyper, . verzweeg weer de namen der eigen collega's aan de Vrije Universiteit, doch noemde wel den naam van den heer Janse. Argument: de schrijver zelf had er al op gewezen; och ja, maar de andere namen der V. U. professoren waren ook al lang genoemd in het openbaar. Maar de lezers van „De Heraut" bleven daar onkundig van. Zooals ze van heel veel meer onwetend blijven. In het nr. van 14 Maart '37 komt de zaak weer ter sprake. Weer ontbreken namen; de kwestie raakt de V. U. Ook in het nummer van 18 Oct. 1936, waarin voor het eerst de zaak ter sprake kwam, geen namen.

Al die naamsverzwijgingen treffen, waar het geschillen betrof, die de Vrije Universiteit raakten. Hoewel groot rumoer in de pers volgde, toen het theologisch onverstand van den heer Kersten aan ondergeteekende toeschreef, wat met hoogleeraren der V. U. in verband stond „De Heraut" noemde geen namen; alleen de heer Janse werd zondebok.

Maar kijk, nauwelijks heeft Prof. Hepp voor de eerste maal citaten óók van K. Schilder opgenomen, of „De Heraut" zegt de eerste week: waren de namen maar genoemd, die worden toch wel bekend; en een week later verklaart het blad: het Handelsblad heeft toch al de namen bekend gemaakt, wij kunnen het daarom ook wel doen. Alsof de namen der andere door Prof. Hepp bestredenen ook niet dadelijk in de pers genoemd waren

Ik herhaal: ik heb niets tegen het noemen van namen; ik heb zelfs alles tegen de onbroederlijke manier der verzwijging, en der weigering om te zeggen, waar de citaten vandaan zijn. „De Reformatie" heeft aanstonds alle namen genoemd. Maar „De Heraut" volgt tweeërlei methode; en het wordt soo langzamerhand duidelijk, waar die methode op uitloopt. We zullen er mee dienen te rekenen. Zie voorts Persschouw.

Overigens: de m.i. noodige continuïteit van de dogmatiek is door mij natuurlijk niet verbroken. Ook heb ik aan mijn studenten nog nooit gezegd: mijne heeren, wat U hier van mij verneemt, moet u maar niet op kerkelijke examens beweren. Prof. Kuyper speelt hoog spel: moeten we nog eens herinneren aan Prof. Hepp's theorie over de „voortgaande bisondere openbaring" f

Tenslotte: het meten met twee maten is onbroederlijke polemiek. Arm volk, dat de broederlijkheid al gered ziet als er een fluweelen toon klinkt. Het zwijgen als 't om Amsterdam gaat, en het ineens spreken als 't om Kampen te doen is, is partijvormend en onbroederlijk.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's