GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bidt gijlieden voor mij. Hand. 8:24.

Voorbede gevraagd.

Simon Magus, eertijds een reus en voorganger onder de gnostiek, is onder het beslag van het evangelie van Jezus Christus gekomen. Hij is gedoopt, en gaf menig inzicht prijs onder den verschen indruk van het nieuwe „wijsheid'swoord".

Maar intusschen is hij toch niet vernieuwd tot in het hart. Als straks blijkt, dat die apostelen door handoplegging aan anderen charismatische gaven kunnen mededeelen, dan acht hij voor zichzelf het uur gekomen, om zijn oude v o oirrangspositie „in het religieuze" weer te vermeester ren. Als men óók h è m die autoriteit verleent, hem machtigende, de charismata (Geestesgaven in bijzonderen zin) uit te deelen, dan wordt Simon Magus in zijn gechristianiseerde Samaritaansche omgeving weer nèt zoo'n autoriteit als Simon Petrus is in de Jeruzalemsche; en, net zoo- een als hij, Simon Magus, zélf het reeds vóór zijn bekeering geweest is in zijn-nog-niet-gekerstende omgeving; dan moet ieder, ook na den O'vergang naar bet christendom, weer het deurtje van Simon Magus langs, wil hij aan geestelijke schatten geholpen worden. Dan zijn alle te schenken religieuze „energieën" aan Simon gebonden; dan is die man weer een clericale „kracht Gods", we^ derom houder van een distributiekantoor van geestelijke goederen. Dan is de oude glorie van Simon Magus door Simon Petrus tegen goede betaling hersteld. Want als zoo'n religieuze krachtentcentrale gold Simon Magus, in zijn gnostische omgeving, óók voor zijn bekeering. Kort en goed; hij waagt een voorstel in die ricliting. Men mak© h'em tegen betaling apostel nummer dertien, met in dézen zin beperkt mandaat natuurlijk; want missiereizen liggen niet in de bedoeling...

Maar dan schiet de toorn van Simon Petrus tegen Simon Magus uit. Dwaas, zondaar! Wij zijn hier niet in een verchristelijkt gnostisch krachtenveld, doch in den door vrije, verkiezende genade geschapen kring van deelhebbers aan de vergevirig der zonden om niet. En hier worden de apostelen niet gemaakt, ook niet geboren, en ook niet gekocht en betaald met goud en zilver, doch verkoren en uit den drek verhoogd en door Gods Geest „overmocht"! Zij betalen daar zelf niet voor, omdat door Christus' bloed voor hen betaald is, vrij en souverein. Wij zijn hier in het huis den vrijheid, waar niemand den ander dienstbaar maken wil aan zich. Hier zeggen wij integendeel tot |de menschen, die weer dienstbaar worden: Wie heeft u betooverd, 1) dat gij, uitzhmigen, van menschen afhankelijk zoudt worden? Dwaas, en hypocriet, uw geld zij met u ten verderve. Er is

maar één weg voor u: bid God', of deze uwe ongerechtigheid u vergeven worde.

Bid God!

Doe het zelf!

Doe het striiit persoonlijIc!

Zoo luidt het gebod van Simon Petrus aan Simon Magus.

Maar deze gehoorzaamt daaraan niet. Hij vraagt: bidt gij lieden voor mij, te mijnen bate.

ZoO' komt er een machtig verschil openbaar.

Van Paulus zegt God: Want zie, hij bidt.

Van Simon verneem ik slechts: „Want hij vraagt de voorbede". hoor,

En tusschen het ééne en het andere kan een afgrond liggen, diep als de oneindigheid. Want wie heeft (wie het persoonlijk, het zélf bidden „heeft"), dien zal gegeven worden, óók de voorbede van anderen, en hij zal ovei^flocd hebben: een groote gemeente, die hem in de voorbede draagt. Maar wie niet heeft, wie niet met Paulus zelf bidt, van dien zal genomen worden ook wat hij heeft. De voorbede wordt eenmaal universeel en m alle eeuwigheid g e w e i g e r d. —

Bid God of misschien uw ongerechtigheid u vergeven worde! Daar legt Simon Petrus de kwestie der verbondsbreuk, der schending van 'sHeeren recht, der opwekkmg van Zijn toorn, voor do aandacht van Simon Magus. Het gaat lom den Geest, die bedroefd, om het Goddelijk verbondsrecht, dal geschonden werd. En als Simon Magus dit ééne puntje met berouw erkent, len boete daarover doet, en roept om vergeving, dan zal de straf, die gedreigd is, niet komen, doch met den herstelden vrede keert dan (ook de hei'stelde genieting, de „sensus", het „gevoel" van den vrede (Dordtsche Leerregels) terug.

Doch Simon Magus lel op wat anders. Hij bidl niet, doch \Taagt voorbede. Dat is één. En de istof dier voorbede moet dan niet wezen vergeving der ongerechtigheid, doch een uitblijven van haar s Lr af ge volgen. Dat is twee. Bidt „i n m ij n b e 1 a n g", opdat niets over mij komc, van wat gij daar gezegd hebt, toen gij daar spraakt van een ten verderve gaan.

En weer gaat er hier een ; afgrond open. De afgrond, die er gaapt tusschen 'droefheid over de zonde om 's Heeren wil en de angst voor de straf der zonde. Tusschen smart om hel geslagien iV a der hart en afkeer van de apparatuur van den toorn, cüen de Rechter oefent.

Bidt g ij 1 i e d e n voor m ij !

Waar dat in de plaats komt van het letterlijk voorgeschreven zelf bidden, daar denkt men, met Simon Magus, nog altijd in de lijn der gnostiek, en niet in die des evangelies. Want de gnostiek, die aan een kr ach ts verlossing gelooft, zal daarom ook de haar bekende „religieuze krachtfiguren" als evenzoovele „geestelijke kracht-centrales" eeren. En daarom zal zij zeggen: de voorbede van zóó iemand „helpt beter", ze „geeft meer", ze is sterker en ook beter „geladen", dan wat uit mijn mond en hart komt. Bidt gijlieden voor mij; zulk spreken is dan niets meer dan een verchristelijkl-gnoslisch aankloppen bij anderen, die meer geestelijke energie bezitten.

Maai- het christelijk geloof kent geen tusschenstations en geen over de kerk verspreide distributie-kantoren voor den genadediensl. Hel drijft rechtstreeks naar den Middelaar, den éénen. Het hoopt op Hem, op Hem alleen. Het stelt de voorbede secundair, het eigen gebed primair, en doet dit eerst alheoretiscli, later theoretisch. En liet weet vóór alles, dat onze ééne Hoogepriesler altijd leeft om te bidden. Onze kracht-centrale? Ja, ja, dat is Hij óók wel; want Hij zendt Zijn Geest. Maar dan op grond van Zijn recht. Hij heeft betaald. De ongerechtigheden heeft Hij door voldoening aan Gods recht vergeeflijk gemaakt. En daarom geeft Hij, óók Hij, wel geesr telijke krachten en energieën, doch dan — op grond van het vooraf verworven r e c h t. Hoort gij, Simon Magus? Gij denkt slechts in de lijn der kracht ; de één kan meer dan de ander. De gnoslicus in u is nóg niet dood. Maar kom toch eüidelijk over op de lijn van het recht; en laat den christen in de plaats van den gnoslicus komen. Slechts waar betaald is, alleen daar worden geestelijke krachten verleend; ook 'die der voorbidding, maai- dan reciproiok, idus voor elkander. Rechtvaardiging gaat vóór heiliging; een andere orde is er niet in het op rechtsgrond gebouwde huis van Jezus Christus.

Bidt g ij 1 i e d e n vóór mij!

Kraclits-cen trales van beneden wotden hier aangesproken.

Dat is Simon Magus.

Maar er is gelukldg een tegenhanger in Handelingen 8; de Heilige Geest zorgt voor prachtig schilderwerk en het blijft toch Zijn leer-gang. Want straks lezen we, nog in hetzelfde hoofdstuk, van dien kamerling. En die legt den wijsvinger successief bij de woorden van Jesaja 53. Dat is het hoofdstuk van het Lam, dat werd gesiaeht, dat aan het recht voldeed, en eerst daarna Zijn kracht gaat oefenen; het Lam, dat de ongerechtigheden wegnam door de straf te lijden. Door Zijn striemen en pas daarna door Zijn krachten is ons genezing geworden. Door Zijn onverhoord-zijn, pas daarna door Zijn steeds als Voorbidder verhoord worden, heeft Hij zaad gezien.

En hier is dus het evangelie der verzoening, der rechtvaardiging om niet, op grond van vrije betaling. Hier is de gnostiek fundamenteel afgewezen. Hier leer ik niet een verzoek om voorbede substitueeren voor een nagelaten gebed. Doch hier leer ik bidden. Hier zegt de hemel: „want zie, hij bidt". En ik: „O' God, wees mij, zondaar,

genadig".


1) Magus: (wederom) „toovenaar" (worden) ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's