GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEE

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

John Bunyan 1628--1688.

31 Augustus a.s. zal het 250 jaai- geleden zijn, dat John Bunyan, na korte ongesteldheid — twaalf dagen te voren had hij nog gepreekt — te Londen overleed; een gereede aanleiding om enkele opmerkingen te maken over hem en over zijn meest bekende boek: de Pelgrimsreis. Na in 1678 voor het eerst te zijn uitgekomen, is dit werk tallooze malen herdrukt, 't zag in zeer veel vertalingen 't licht — 'teerste boek, dat de Engelsche missionarissen na den Bijbel overzetten, is in den regel do Pelgrimsreis — en 't wordt dan ook gehouden voor het na den Bijbel meest gelezen boek.

„'Men lirijgt den indruk", zoo schrijft T. D. Smid in een bibliographisch artikel in Geref. Theol. Tijdschr. Mei 1938, dat The Pilgrim's Proigresis, in bet Nederlandsch vertaald, aanvankelijk vooral werd gelezen door mystiek aangelegde, gemoedelijke menschen van Doopsgezinde richting en aanverwante piëtistische neigingen of ook wel quietistische ligging, die men in één woord soms als „sectariërs" probeert samen te vatten". , , , Eenige aarzeling was er soms bij hen, die het dogmatisch niet belijnd genoeg vonden". In lateren tijd is de waardeering meer algemeen geworden, ook bij het Gereformeerde volk./"tIs nog niet zoo lang geleden, dat de prediking in onze Kerken heel vaak aanhalingen uit Bunyan bevatte, en dat Bunyan zoo'n groot gezag genoot onder ons, dat na een citaat uit de Pelgrimsreis de prediker voor hetgeen hij wilde betoogen geen nadere adstructie meer behoefde aan te voeren: een beroep op 'Bunyan was (in de practijk) een meer dan vo'ldoende bewijsgrond.

Toch \Y3iS de oorspronkelijke situatie, n.l. dat Bunyan speciaal in mystieke kringen gewaardeerd werd, m.i. veel juister, 't Feit, dat zijn werk, na aanvankelijke aarzeling, later door ons volk vrijwel critiekloos, ja als gezaghebbend, aanvaard is, lijkt me geen vooruitgang, maar samen te hangen met het al meer doordringende piëtisme en mysticisme, met wier naweeën we thans nog te worstelen hebben.

Daarmee is niet gezegd, dat er niet ook heel veel in Bunyans werk te waardeeren is. Integendeel! Vooral, als we denken aan den tijd, waarin hij leefde, mogen we dankbaar zijn voor de kracht, waarmee hij gestreden heeft tegen het nomisme, •voor den ijver, waarmee hij gepredikt heeft de verzoening alleen door het bloed van Jezus Chris^ tus. In dit opzicht zegt hij kostelijke dingen, vooral in zijn Christinne-reis, en nog d'uidelijker ta, .zijn uitlegging van de gelijkenis van den Parizeer en den tollenaar..

In dit — overigens zeer breedsprakige — boekje geeft hij een beschouwing over de rechtvaardigr making. Hij onderscheidt daar tusschen de rechtvaardigheid', die den Christen wordt aangedaan (tO'egerekend) en 'de rechtvaardigheid, 'die hem wordt ingestorl, 'cn voert 'dan tal van redenen aan om te betoogen, dat we niet om de ingestorte, maar om de toegerekende gerechtigheid van Christus worden gerechtvaardigd. Hij wil er niets van weten, dal Christus' gehoorzaamheid ons zou worden toegerekend' op voorwaarde dat wij rechtvaardig worden. De Heilige Geest, het geloof, 'de hebbelijkheid voor eenige genade kan niet in ons zijn en werkzaam zijn voordat de gerechtigheid' van Christus ons door Go'd wordt toe^ gerekend. Deze gansche uiteenzetting is een loflied op 'de heerlijkheid van Christus en van Diens verzoeningswerk, 't Is dan ook te verslaan, dajt Comrie, toen hem over dit punt eenige vragen werden gesteld en hem 'de lijd ontbrak om zelfstandig een volledig antwoord te geven, in zijn „Missive... wegens de rechtvaardigmakinge des zondaars enz." verwees naar dit boekje van Bunyan en daaruit een stuk van bijna 40 pagina's overnam.

En wie zou geen waardeering hebben voor de klem, waarmee Bunyan geijverd' beeft voor heiliging van bet leven, voor werkelijken strijd tegen de zonde, enz., iets, wat heel erg noodig was in dien tijd, toen het leven van de geesitelijken en van de leden der Kerk zoo bitter veel te wenschen overliet?

Maar omdat er zooveel in Bunyan te waardeeren is, is het te meer te betreuren, dat we anderzijds ernstig bezwaar moeten maken tegen zijn nomis.me, mysticisme, individualisme en spiritualisme.

Ook tegen zijn nomisme. Hij, 'die het verfoeit om' door de eigen gerechtigheid, door weisvolbrenging iets te willen bereiken bij Goid en in allerlei beelden in zijn Pelgrimsreis daartegen waarschuwt, haalt door een achterdeur het nomisme weer binnen.

Als Christen, bekommerd over zijn zonde, door het veld dwaalt, en Evangelist hem aanspreekt, dan verkondigt deze hem niet bet Evangelie des kruises, maar wijst hem de heel vér verwijderde, nauwelijks zichtbare, enge poort aan, die slechts langs een weg met veel moeilijkheden en gevaren te bereiken is. Bladzijden en nog eens bladzijden worden volgeschreven, voordat we van het Evangelie der genade hooren. Als 'dé pelgrimsreizigers onderricht ontvangen omtrent den weg des levens. — van Uitlegger, Groothart, in het paleis Liefelijkheid', van 'de herders op de Liefelijke Bergen, meest in zinnebeelden — dan hooren ze vrijwel niets van de groote werken Gods, van het heil in ChristTis, al wordt dit wel voorfcd'urend ondersteld', maar dan is de strekking van het onderwijs bijna steeds: wacht u voor dit govaar, pas op voor 'dat afschrikwekkend voorbeeld, enz.

De hO'Oldindruk, die hel lezen van de Pelgrimsreis nalaat, is dan ook niet: wat is Gods genade in Christus rijk en aanlokkelijk, maar heel anders: wat moeien we veel gevaren en bestrijdingen doormaken, wat moeten we veel doen en laten, om behouden te worden.

Wel wordt in één zinnebeeld (dal van het vuur, dat telkens vanuit een verborgen olievoorraad gevoed wordt) geleerd, dal Clirislus hel werk der genade onderhoudt, doch dit wordt feitelijk pra memorie vermeld, het boek wordt er niet door gedragen. Men krijgt den indruk, dat het eigenlijk een gelukje is, als iemand behouden hel eind van de reis bereikt; de groote meerderheid komt onderweg om; er zijn allerlei gevaren, soms ook wel gevaren, die men met de meeste waalczaamheid niet vermijden kan, die de behouden aankomst verhinderen kunnen.

Kortom, er wordt zooveel aandacht besleed aan den weg, dat DE WEG 'op den achtergrond komt, en 't verband tusschen den weg, idien "wij bewandelen moeten, en Christus, Die de Weg is, komt nauwelijks uit. Ik geloof gaarne, dat dit niet dte bedoeling is geweest van Bunyan, al vinden we hierin de sporen van zijn eigen bekeeringsweg, maar het resultaat is toch, dat ons volk jaren (lang, ook door het werk van Bunyan, op de paden van hel nomisme, of zoO' men wil, van het nea-nomisme is gevoerd.

In nauw verband hiermee staat Bunyans mysticisme. Zelfs een bewonderaar van Bunyan als Dr J. H. Gunning J.Hzn. spreekt het onomwonden uit: „Ook Bunyan toch had, evenals Fox, de tradition eele voorliefde aller mystieken voor liet inwendige woord, en den „dieperen", „geestelijken" zin van 't geschreven e woord; " (Blikken in Bunyans Pelgrimsreize, pag, 27).

Aan de eene zijde voert Bunyan telkens met kracht het pleit voor de waarheid en volkomen betrouwbaarheid van Gods Woord. Hij wil leven bij het Woord, maar hij is liier, helaa, s, niet consequent in. Dat komt heel sterk uit in zijn eigen, door hem zelf te boek gestelde bekeeringsgeschier Idenis: „De genade uitgebreid tot den grootsten •der zondaren". Hij hoort stemmen, aanschouwt den Heiland, krijgt teksten, éénmaal zelfs een teksit, waarvan hij na een jaar zoeken merkt, dat hij uit één der Apokryphen is, maar de inhoud was toch goed, en van God; soms wordt een tekst tien-, twintigmaal in zijn hart herhaald, ©en duidelijk bewijs, dat God hem dien geeft, en hij heeft er dan een dag of langer troost van; maar' na verloop van tijd verzwakt de indrtik, de gevoelsontroering, en dan zegt die tekst hem niets meer, ; eens kreeg hij den tekst: Mijn genade is' genoeg!;

gelukkig, op zijn gebed, dat God krachtiger met dezen tekst in zijn hart wilde werken, kreeg hij dien na 14 dagen opnieuw, maar nu met het ontbrekende woordje „u" erbij, zoodat hij weer een poosje houvast had; en zoO' klemt hij zidh voortdurend vast niet aan het Woord des Heeren, maar aan wat hij „met een gevoelige genade" daarvan ontvangt. Bunyan heeft op deze wijze een jarenlangen strijd gevoerd, waarbij hij nu eens roemde in Gods genade, dan weer in vreeselijke benauwdheid leefde. „Mijn vrede had op • één dag wel twintig veranderingen; nu troost, dan kwelling; nu rust, dan onrust."

Een heel merkwaardig geval is het volgende. Bunyan heeft langen tijd gevreesd, de onvergefe^ lijke zonde te hebben bedreven, omdat het woord uit Hebr. 12: „want gij weet, dat als hij de zegening wilde beërven, hij verworpen werd, enz." hem meermalen als een vonnis in zijn ziel dreunde. Maai- hij kreeg toch ook dat woord: „Mijn genade is u genoeg". Toen zei hij: „Mijn God! indien beide deze plaatsen, elkander ia mijn hart op één lijd ontmoetten, het zou mij verwonderen, welke van beide meest tot mijn best zou wezen. Ja ik verlangde dat het eens gebeuren mocht, en bad er God om". „Twee of drie dagen daarna kwam mijn begeerte: op een en denzelfden tijd stonden zij tegen elkander en het was. mij zeer wonderlijk. Eindelijk begon dat van Ezau's geboorterecht te verzwakken, ging door en verdween; en dat van de algenoegzaamheid der genade overwon met vrede en blijdschap. En zoO' als ik hier op peinsde^ kwam mij die plaats te binnen, Jac. 2:13: De barmhartigheid roemt tegen het oordeel". 'Het schriftuurlijk bewijs, dat de overwinning van den eenen tekst op den anderen in zijn hart dioor God ge^ werkt was!!

Niet immer heeft Bunyan zoo' bij ingevingen, geleefd en Gods Woord verworpen. Hij schrijft ook eens: „Te voren dacht ik doorgaans, ik mocht de belofte niet aangrijpen, tenzij dat ik den troost daarvan kon gevoelen"; en even ervoor: „Want hoewel ik er dien troost en zoetigheid niet uit kon halen (uit het woord der belofte n.l.) als wel bij vlagen te voren geschied was, nochtans greep ik aan al wat ik zag". Maar dat geloovig aangrijpen van Gods Woord^J§, uitzondering; het bovenverhaalde en ander geEnoei met teksten valt na deze laatste uitspralcen.

't Spreekt vanzelf, dat als zoo de auteur is, zijn werk ook vol is van'dit mysticisme. Er is een enkele uitzondering: dte mooie passage als Christen en Hoop gevangen zitten in het kasteel Twijfel van den reus Wanhoop. Dan herinnert Christen zich opeens, dat hij den sleutel „Belofte" bij zich heeft en spreekt het uit, dat „deze sleutel hem elke poort in dit kasteel van den Twijfel (zal) ontsluiten". Dat is, in symbolische inkleeding, leven bij Gods Woord.

Maar het is helaas uitzondering. Regel is, dat de pelgrims hun vertrouwen stellen op allerlei bijzonderheden. Als Christen 'm e t den B.ij be 1 in de hand ronddwaalt, ontvangt hij van Evangelist een rol, die hij zorgvuldig moet bewaren en afgeven aan de hemelpoort. Die rol is voor hem „het onderpand zijner behoudenis, de zekerheid van in de gewenschte haven te zullen aanlanden". Als hij den heuvel Moeilijkheid moet beklimmen, geeft het hem kracht, als hij zijn rol beziet. Wanneer hij zich tegenover Vormelijk en Schijnheilig, die door over een muur te klimmen op het smalle pad zijn gekomen, verdedigen wil als een oprecht Christen, dan wijst hij op zijn rol; die geeft hem zekerheid, evenals een merkteeken op zijn voorhoofd, dat één van de dienaren des Konings hem gaf, toen hij bij het kruis stond.

Ook Christinne heeft zulk een bijzondere uitïioodiging van den Koning ontvangen en klopt met haar brief in de hand vol vertrouwen aan de enge poort, maar Barmhartigheid, die zulk een brief mist, is vol vrees, zoodat ze voor de poort flauw valt. Wel wordt ook zij binnengelaten, maar inmiddels is de gedachte gesuggereerd, en door de herhaling versterkt: Zekerheid heeft men alleen door een bijzondere stem of iets dergelijks.

Geheel in de zelfde lijn — het Woord Gods isi een dood boek, slechts iets bijzonders wekt het leven — ligt de volgende uitspraak van Groothart, een door den Koning aan Christinne gegeven begeleider : „Zijt gij zeker, dat dit gevoel u altijd zal bij blijven? ... Dus hebt gij, mijne dochters, al wat gij bezit verkregen door een goddielijke aanschouwing van datgene, waarvan ik u sprak. Herinnert u, hoe u was meegedeeld, dat de hen door haar gewonen roep geen voedsel geeft aan haar kuikens. Dit hebt gij düs door een bijzondere genade.

Dat in de 18de eeuw ons volk zich heeft trachten te voeden met deze onschriftuurlijke dingen, wie, •die de 18de eeuw kent, zal er zich over verwonderen, maar het is wel heel erg te betreuren, dat het ook in de 19de en 20ste eeuw zooi lang heeft geduurd, voor men aan het verzoek van Bunyan zelf heeft voldaan, het verzoek n.l. waarmee hij het eerste deel van zijn Pelgrimsreis besluit:

Vindt ge er zoo goud als schuim, welnu, behoud Terwijl gij 't schuim verwerpt, voor u het goud. Wat nood, als soms mijn goud in erts zit.

Of eigenlijk moet ik het scherper formuleeren: schuim en steenen zijn niet schadelijk; hier zijn echter schadelijke elementen, die Gods volk nadeel hebben berokkend. En het is wel een bewijs voor den diepgaanden invloed, idle het mysticisme op ons volk heeft gehad, dat deze schadelijke elementen ZOO' lang geaccepteerd zijn.

Over het individualisme en spiritualisme kan ik korter zijn. Wat het eerste aangaat: de Kerk wordt in de Pelgrimsreis genegeerd. Ten deele ligt dit aan den opzet van het werk; 't zou niet mee zijn gevallen, om bij dien opzet — een reis naar 'de eeuwigheid — een plaats te geven aan den ambtelijken dienst des Woords en der Sacramenten, aan de oefening der tucht; maar voor een groioter deel is dit ter zijde laten van de Kerk gevolg van Bunyans individualisme. Gunning zegt terecht, al laat ik de formuleering voor zijn rekening: „ook vindt men bij hem dezelfde geringschatting van uitwendige vormen en ordeningen, die ook den Kwakers eigen was", (a.w. pag. 27)1 Hoewel Baptist, werden enkele van zijn kinderen jong gedoopt; vragen als over den kinderdoop of den doop van volwassenen hadden zijn belangstelling niet. De Doop neemt in den strijd van Christen geenerlei plaats in, evenmin als het Heilig Avondmaal.

Daardoor wordt bij hen, die de Pelgrimsreis |als een soort model zien, vanzelf indifferentisme ten aanzien van de Kerk en de Sacramenten gewekt.

Wat het spiritualisme betreft, Bunyan heeft alleen belangstelling voor het eeuwig zielebehoud. Dat 'de Christen een roeping heeft 'op aarde en ten opzichte van Gods schepping, het komt absoluut niet uit. Ook dit ligt voor 'een deel aan den opzet van zijn werk, doch slechts vo'or een deel. Het Spiritualisme wordt ook gepropageerd: iemand, 'die bezig is met de dingen van de aarde, is gelijk! aan een man, die met een A'uilnishark strootjes en stokjes en vuil van den grond bijeen en naar zich toe harkt. De eenige taak op aarde, waarvan blijkt, is anderen met het Evangelie bekend te maken. Bunyan heeft er geen oog voor, 'dat ChriSilus dte Verlosser is van ons gansche bestaan en d^t Hem alle dingen zijn onderworpen.

Hoe zou het ook kunnen? Spiritualisme is steedis een trouwe metgezel van het mysticisme.

Nog één vraag wil ik beantwoorden: Hoe moeten we O'ordeelen over het genre van 'de Pelgrimsreis? Deze lectuurvorm was niet nieuw in Bunyans dagen. Hij dateert al uit de Middeleeuwen. Er zijn wel heel groote bezwaren aan verbonden. Immers als vanzelf wordt de Christen in het centrum geistel'd ten koste van den Christus. Hoemeer ik me in de Pelgrimsreis verdiepte, hoe sterker me voor den Geest kwam: God wil, dat Zijn Christenefi: niet door stomme beelden, maar 'door de levende verkondiging, van Zijn Woord onderwezen worden.

Wil men een beschrijving van „des Christens reis naar de eeuwigheid" hebben, die uit het gebed in 't Doopsformulier is schooner, krachtiger en schriftuurlijker: dat Gij 'dit Uw kind altijd wUt regeeren opdat het in den Heere Jezus ChrisH tus wasse en toeneme, enz.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's