GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VROUWENVRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VROUWENVRAGEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog eens: De Christenvrouwenbond.

Eerst nu — begin November — hoor ik, dat Me^Touw Knoppers in het Septembernummer van „De Ghristenvrouw" 'n antwoord geschreven heeft op ons artikel van 15 Juli j.l. Zoo'n gewaarwording is niet prettig. Hebben wij dan zóó weinig onderlinge beleefdheid, dat we niet even dte moeite nemen om zoo'n publiek antwoord op te zenden aan wie er toch het eerst belanghebbende bij is? Toch, al is het laat, wil ik er nog graag iets op zeggen. Maar laat.ik, voor het rechte verstaan dier dingen, eerst Mevrouw Knoppers het woord geven.

Nadat zij iets tegen een slechts met initialen aangeduid predikant (Ds D. Z. te V.) heeft afgehandeld, vervolgt zij aldus: 1,

Hiermede hebben •wij tegelijkertijd reeds het een en ander opgemerkt over hetgeen Mevrouw Cremer—de Vries schreef in „De Reformatie" onder het opschrift: „Tusschen pro en contra" over den arbeid van onzen Bond en over de positie van den Bond van Gereformjeerde Vrouwenvereenigingen: Haar toon is gelukkig heel anders dan die in het vorige artikel.

Met Mevrouw Gr. zijn we het eens, dat, als we bezwaren hebben, we die niet binnenskamers moeten laten ophoopen en dat het veel beter is in broederlijke (hier zusterlijke) liefde, oprecht het goede te zoeken dooT eerlijik onze gedachten te zeggen. De grondslag van onzen Bond, zoo zegt schrijfster, is prachtig. Maar hoe werd soms de practijk! Staatkundige en maatschappelijke onderwerpen werden weinig behandeld, omdat ze weinig belangstelling vonden. Dat is nog te bewijzen. We maJken ons sterk, dat, als wij eens in een heelen jaargang van ons Orgaan nagingen het plaatselijk vereenigingsnieuws, we tot een andere conclusie zouden komen. Echter dat alles gaf geen moeilijkheden. De Bond gaf langzamerhand ook voorlichting over theologische en semi-theologi- Bche, over paedagogische en letterkundige onderwerpen. En daarin vinden de moeilijkheden haar oorsprong. Dat zooveel voorlichting over theologische en semi-theologische onderwerpen gegeven wordt door onzen Bond is mij niet bekend. Theologisch is daarbij nog wat anders dan „kerkelijk".

Dat paedagogische vraagstukken belicht worden, wordt dat niet geëischt door onze doelstelling? Voorlichting over het gezin (den grondslag van het m a a t- schappelijk leven), behoort dat niet tot de maat.schappelijke vraagstukken?

„Dat „letterkundige"'onderwerpen ter sprake'komen, b.v. de bespreking van een boek, behoort dat niet tot de t£iak van onzen Bond, waar juist het boek van zoo grooten invloed is op de sfeer vaü ons gezin? En als in een afdeelingsvergadering door een spreker eens iets gezegd wordt, dat niet onze instemming kan hebben en we hooren dat dan aan zonder „protest" (gelijk Mevr. C.—de Vr. schrijft!) dan staat ook de Gereformeerde vrotnv (hierover gaat het in genoemd artikel) schuldig, als zij haar taak verzuimt, om op grond van de Heilige Schrift als Oods Woord niet aanstonds te protesteeren, of den spreker of de spreekster eerst nadere uitlegging te vragen en bij die explicatie haar meening vrij en frank uit te

„Zonder protest" behoeft niemand in onzen Bond iets aan te hooren. Bat doet men daar, waar het dictatorschap heerscht.

(De cursiveering van deze twee alinea's is van mij, omdat ik. vooral op deze woorden, die me de kern der kwestie lijken, wil terugkomen. W. Gr.—d. V.)

En dat altijd de Gereformeerde vrouwen 'ter wille van den vrede zich maar stil hielden of moesten houden en dat daaruit de Gereformeerde Vrouwenbond is geboren, ynj weten er niet van en wij zelf, die het vereenigingsleven van onzen N. G. V. B. in al zijn geledingen hebben meegemaakt, hebben dat nooit gedaan en zullen gelukkig om des vredeswille dat ook nooit behoeven te doen.

Dit geldt natuurlijk niet aUeen onze Gereformeerde, maar ook onze Hervormde en andere zusters.

Van een voorstel van Mevr. Cremer, om in allen vrede te splitsen in een Gereformeerden en in een algemeen-Christelijken Vrouwenbond, die dan federatief verbonden zouden blijiven, willen wit dan ook niets weten. Dat is niet noodzakelijk en allerminst gewenscht!

Dan zou men consequent nog veel verder moeten gaan in allerlei kringetjes.

Daiarop' heeft Dr Colijn zoo terecht gewezen en daarvoor zoo ernstig gewaarschuwd in zijn reeds genoemde rede.

En vrij in onzen Bond zijn niet algemeen Christelijk, althans niet in den zin, waarvan men daarover spreekt in de Gereformeerde Jeugdbeweging.

We zijn positie f-Ghristelük! Niets minder!

Er zou op vele onderdeeltjes van dit stuk iets te zeggen zijn. Maar om de gedachten wisseling niet door kleinigheden te laten vertroebelen, houd ik me aan wat me de kern der zaak lijkt en die Mevr. Knoppers in de door mij gecursiveerde alinea's onder woorden brengt, n.l. de vraag: „Kan de Gereformeerde vrouw in den Christenvrouwen bond werkelijk Gereformeerd zijnen zich alszoodanig ontwikkelen ? "

Mevrouw Knoppers antwoordt: „ja". En zij beroept zich op haar eigen ervaringen.

Ik antwoord: „neen", en zou daarvoor eveneens op mijn ervaringen mij kunnen beroepen. Maar „ervaringen" zijn wel wat een. al te subjectieve grond om op te gaan staan. We moeten dus vaster basis zien te vindten.

Ook die vastere basis geeft het stuk van Mevr. Knoppers, als ze zegt, „dat de Gereformeerde Vfouw zelf schuldig staat, als zij haar .taak verzuimt, om op grond van de Heilige Schrift als Gods Woord niet aanstonds te protesteeren, als in een afdeelingsvergadering door een spreker eens iets gezegd wordt, dat niet onze instemming kan hebben".

Kijk, deze woorden van de presidente van den N.CV.Bi. zijn prachtigl Op een enthousiaste jaarvergadering zouden we er voor willen applaudiseeren! Maar — of ze, critisch bekeken, dten toets der wérkelijkheid kunnen doorstaan? Ik vrees.

O neen, ik beschuldig Mevrouw Knoppers hierdoor niet van onoprechtheid. Allerminst. Ik geloof zeker, dat zij meent, wat ze zegt. Ook, dat zij, in haar leidende functies van afdeelings-presidente, gewest- en nu Bondspresidente zelf steeds als een Calvinistische Christen vrouw zich heeft geopenbaard.

Maar niet allen zijn zoo flink, dat zij kunnen spreken. Ook al voelen ze, dat iets anders gezegd wordt, dan nóg zullen zij het niet altijd in woorden kunnen formuleeren, laat staan zóó formuleeren, dat ze zich pubUek tegenover een spreker of spreekster durven stellen.

En er zullen ook velen zijn, die zichzelf nooit de bevoegdheid zullen toekennen van te weten, wat nu precies hun eigen Gereformeerde stand^ punt is. Komen ze niet juist naar den Christenvrouwenbond om voorlichting? En is dit ook niet het doel van den Vrouwenbond: het geven van voorlichting? En wordt het dan niet een geweldige tegenstrijdigheid, wanneer men aan den éénen kant van de leden een critisch oor verlangt (wat dus het hebben van een eigen standpunt veronderstelt) en anderzijds propageert: kom bij ons luisteren, wij zullen je helpen in den wirwar van vragen, die het leven aan je opdringt?

En kan men dan van zoo'n Gereformeerde vrouw, die vóórlichting begeert, zeggen, dat zij schuldig staat, wanneer ze niet aanstonds oprijst in de vergadering, wanneer de spreker zijn voorlichting geeft in een verkeerde rich^ ting? Neen toch. Dat oordeel zou al te hard worden. En niet verdiend zijn ook. Zij kwam immers niets anders doen dan luisteren, en heelemaal niet om te disputeeren. Ach arme, waar zou zij, eenvoudige, ongeletterde, de kennis en den moed' daartoe vandaan halen

Maar ook de anderen, die wél de kennis hebben en ook den moed — dat kleiner of grooter perceatage, dat een eigen positief Gereformeerd' of antj. revolutionnair standpunt heeft .— hebben die het recht om in een gemengden iBond dat specifieks standpunt telkens in dispuut naar voren te brengen ?

Volgens Mevrouw Knoppers' woorden wel. H meen van niet.

Wanneer Mevrouw Knoppers' standpunt alge. meen werd aanvaard in den Bond, zou heel het karakter veranderen. Het zou dan niet meer eej Bond' ter vóórUchting worden, doch een damesdispuutgezelschap. ii

Maar ik geloof niet, dat een Grereformeerd'e zich dit recht zal mógen toekennen. Kijk eens, wij allemaal: Ethischen, Gereformeerden, Barthiaansch georiënteerde orthodoxen, Lutherschén enz. hebben allen denzelfden grondslag onderteekend. Dat is de basis, waarop wij samenwerken. En dan weten we vooruit, dat sommigen er anders over denken dan wij. En binnen het raam van dien grondslag zullen we dat^anders-er-over-denken moeten verdragen van elkander. Dan weten we vooruit, dat een Ethische anders over den hemel spreekt dan een Gereformeerde, dat een Biarthiaaii van christelijke politiek weinig verwachting heeft, en dat de één op grond van Gods Woord de christelijke school propageert en de ander vanuit een soort evangeliseerend christendom het meer zijn roeping vindt om als een christelijke cel de openbare school te beïnvloeden. En al dezulken hebben in den Christenvrouwenbond dezelfde rechten.

Mevrouw Knoppers zegt wel: wij zijn positietchristelijk. Het zij ZOO'. Over een uitdrukking wil il( niet twisten. Maar dat positief-christelijke kantocli niet verder gaan dan de algemeenheid van den grondslag reikt.

Op grond van dit alles moet het antwoord op de vraag: „Kan de Gereformeerde vrouw in den Christenvrouwenbond werkelijk Gereformeerd zijn en zich als zoodanig ontwikkelen? " dan ook zeer ; - zeker ontkennend zijn. Wie zich wil fundeeren in l)i eigen belijdenis, kan dat niet doen tezamen met IW velerlei andere schakeeringen. Schakeeringen, die s'v soms zelfs tegenover elkaar zullen moeten staan,

Daarom organiseere de Gereformeerde vrouw zich in haar eigen Gereformeerden Vrouwenbond. Deze consequentie aanvaard ik ten volle. Zelfs als een verblijdende consequentie. Want het kan een teeken zijn van verheugende bewustwording van eigen standpunt en eigen roeping.

Zelfs wanneer deze consequentie zich verder voortzette in ook Chr. Geref. en Herv. Geret. Vrouwenvereenigingen (gelijk bij de jongelingen, de meisjes, de mannen het geval is) dan nog zou dit niet hinderen. Waarom zullen we niet het inzicht in eigen positie verdiepen en verhelderen, en zóó, getrennt marchierend, vereint schlagen?

Alleen zal dan natuurlijk wel hoe langer hoe meer de behoefte aan een centraal hchaam zich openbaren. Een Uchaam, waarin men gezamenlijke! belangen en moeilijkheden zou kunnen bespreken en dat ook naar buiten repiresentatief zou zijn voor alle christenvrouwen. Maar behoeft een Christelijke Vrouwenraad dan zoo'n utopie te wezen? Me dunkt allerminst. Als we eerst maar elkander begrijpen, ook in het betrekken der dusgenaamde „schelpwoningen". En tot dat begrijpen wil ook dit artikel graag een bijdrage zijn.

(Ongecorrigeerd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

VROUWENVRAGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1938

De Reformatie | 8 Pagina's