DE DOOD.
Vaak zie 'k hem sluipen langs de grachten [heen, in schuwe haast, ondanks het morgenuur; hij klopt aan vensters als een goede buur en even later hoor ik luid geween.
Zijn stervensgang richt zich~naar iedereen; ik zag hem ook, waar als een edel vuur de liefde 'brandde bij een ouden muur, ze zaten neer in stille rouwgebeên.
O God! wanneer daar straks mijn broose ruit_ misschien vóór d'avond neg, zal trillen gaan als door een vriendelijk, een vreemd geluid, laat 't rustloos werk dan niet vergeefs [gedaan, en weeg toch niet den moe-omstreden buit, maar zie genadig mij in Christus aan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 maart 1946
De Reformatie | 8 Pagina's