GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

34 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Verbetering: In het artikel „Waar blijven de gebeden? " van verleden week stond enkele malen 2 Cor. 5, waar bedoeld was 1 Cor. 5).

KUYPER EN SCHILDER.

Onder den titel: „Tweeërlei Maat" schrijft de Kb. van de werkelijk Gereform. Kerk van Goes:

't Was in September 1940. De Duitschers hadden ons volk onder den voet geloopen. De N.S.B.-ers meenden, dat zij de lakens konden gaan uitdeelen. Ook in de Geref. Kerk van Goes was een zeer bekende familie lid van de N.S.B, geworden, en de kerkeraad stond voor de vraag: Wat moeten wij daarmee aanvangen?

Men besloot het advies in te roepen van den kerkelijken Hoogleeraar Prof. Dr H. H. Kuyper. Natuurlijk werti dit niet gedaan omdat de zaak zoo ingewikkeld was. Zij was eenvoudig genoeg. Immers men had de besluiten van de Generale Synode van 1936, die duidelijk genoeg had uitgesproken, dat „er naar het oordeel der Synode geen plaats is vopr de leden onzer Kerken in organisaties, die het „leidersbeginsel", den nat. totalitairen machtstaat enz. huldigen", terwijl leden der kerk, die zich hierbij aansluiten ernstig dienen vermaand te worden en „indien zij aan de vermaning zich niet storen, de afhouding van het Heilig Avondmaal te doen geschieden, ...". Deze taal is eenvoudig en duidelijk genoeg. De Generale. Synodes hebben later wel eens minder duidelijke taal laten hooren!

Dat besluit nochtans advies te vragen was dan ook natuurlijk alleen maar, omdat er Mei 1940 iets veranderd was en er gevaren dreigden. Het zal ook hier geweest zijn, zooals eens een filosoof opmerkte: Men vraagt vaak raad omdat men een verantwoordelijk persoon zoekt voor een reeds genomen besluit. Gelukkig voor den kerkeraad van Groes, onttrok zich bedoelde N.S, B.-er spoedig aan de kerk en loste dus zelf het probleem op. Intusschen het advies van Prof. H. H, Kuyper kwam. Het was gedateerd 23 Oct, 1940 en we nemen er de volgende passages uit over:

, Zooals Uw raad wel bekend zal zijn, zijn de besluiten der Synode te Amsterdam inzake N, S, B, en de CD.U, niet met eenparige stemmen genomen en hebben de prae-adviseerende hoogleeraren der-Vrije Universiteit na de stemming een protest ingediend, niet omdat zij de beginselen van de N, S, B, en C, D, U, goedkeurden, want het tegendeel was het geval, maar omdat zij bezwaar hadden tegen kerkelijke censuur wegens politieke gevoelens, ., , "

Verder: „: .-.. Hoezeer ik steeds, zooals Uwen raad bekend zal zijn, voor het gezag der Synoden ben opgekomen, tegenover het Indepententisme, toch kunnen de besluiten eener Synode van dien aard zijn, dat de kerkeraden hetzij omdat zij daartegen concientiebezwaren hebben, hetzij omdat zulke besluiten ernstige gevaren voor de gemeente meebrenjen, deze niet uitvoeren kunnen. Onfeilbaar gezag hebjjen onze synoden niet en blinde gehoorzaamheid kan van de kerken niet geëischt, Zooals op de synode 'ifan Sneek van meer dan één zijde werd meegedeeld en ook mij wel bekend was, hebben tal van kerken de besluiten van Amsterdam niet kunnen of willen i*itvoeren en heeft ook een vernieuwde verklaring der Synode daarin geen verandering gebracht. De uitoefening der censuur is niet een kerkelijke maatregel, maar een uitoefenen van de sleutelmacht door Christus aan de ambtsdragers toegekend om die op Zijn gezag en in Zijn naam te oefenen. Een kerkeraad kan daarom nooit de verantwoordelijkheid van de door hem uitgeoefende censuur op de synode afwentelen, wanneer naar zijn overtuiging die censuur niet in overeenstemming zou zijn met wat Gods Woord.ons voorschrijft. Binden mag de kerkeraad alleen, wanneer hij overtuigd is, dat wat Rij op aarde bindt, ook in den hemel door Christus zal gebonden zijn ",

Verder: „., , . In steeds breeder kring wordt thans ingezien, "nu zeer ernstige gevaren onze kerken dreigen, dat deze besluiten der Synode van Amsterdam en Sneek te ver zijn gegaan en onze kerken in de grootste moeilijkheden zullen brengen, nu we onder een bewind staan, dat Nationaal- Socialistisch is en zeker niet zal dulden, dat leden onzer kerken, die Nat. Soc. zijn, daarom onder censuur worden gesteld.., , En, ik deel U dit in vertrouwen mede, vanwege de Justitie ben ik tot tweemalen toe gewaarschuwd, dat censuur op leden onzer kerk, omdat zij N, S, B, -er zijn, de grootste rampen voor onze kerken tengevolge zullen hebben. Ik kan daarom, ook afgezien van mijn persoonlijke bezwaren tegen zulk een tuchtoefening, aan Uw Kerkeraad geen ander advies geven, dan thans zulk een censuur niet toe te passen.

Verder: „, ... Al Iaat ik, Uw Kerkeraad geheel vrij in zijn- oordeel over de besluiten van Amsterdam en Sneek, toch veroorloof ik mij U op te merken, dat Uw bezwaar, dat men door deze besluiten niet uit te voeren, feitelijk zich aan het kerkverband onttrekken zou, niet juist is. Die besluiten zijn genomen onder een geheel andere politieke constellatie. Destijds dreigden daaruit geen gevaren voor onze kerken. Thans, nu we onder een bewind staan, dat het Nat, Soc, als grondbeginsel van den Staat beschouwt, is de feitelijke toestand geheel anders geworden ",

Aldus het advies van dezen Hoogleeraar, die wegens zijn „politiek" gedrag van de Synode „posthume eerherstel" ontving.

Er was tijdens de bezettingsperiode een andere kerkelijke Hoogleeraar, die ook bezwaren had tegen zekere Synode- .besluiten. Hij verzette zich om des gewetens wille tegen de hiërarchische binding eener Gen, Synode, die de z, g, leer der veronderstelde wedergeboorte en wat erger is, de leer, dat de doop aanwezige inwendige genade bij het kleine kind bezegelt, dwingend wilde opleggen. Hij volgde den kerkelijken weg en diende zijn bezwaren in bij zijn kerkeraad te Kampen en wees naar den inhoud van art, 31 der kerkenorde. Deswege kwam de Gen, Synode met spoed bijeen, schorste hem en zette hem daarna af èn als predikant én als hoogleeraar, onder verwijzing naar de artt, in de kerkenorde, waar sprake is van de vreeselijkste zonden die men bedrijven kan. En deze man was trouw gebleven aan de besluiten van de Synode van 1936, óók toen de grootste gevaren dreigden. En de man, die nu posthume eerherstel kreeg, beriep zich, bij de procedure van dezen getrouwen hoogleeraar, op het bindend gesag der Gen. Synode, die als opperkerkeraad fungeert en kan doen wat des kerkeraads is. Wij geven geen commentaar, De feiten spreken duidelijk en droevig genoeg. Men leze nög maar eens het advies dat deze man gaf aan den kerkeraad van GDCS, Hij wekte dezen raad op tot ongehoorzaamheid omdat er gevaar dreigde en ki-ijgt „eerherstel", de ander wekte zijn Kerkeraad op de zondige binding niet te aanvaarden omdat hij ze in strijd achtte met de Heilige Schrift en de Belijdenis. En wordt als een geschandvlekte van zijn ambten beroofd, Tweeëerlei maat, ze is den Heere een gruwel, , , .

Waarom wij thans op deze droeve zaak wijzen?

Omdat men snel vergeet. Volgens sommigen heeft de Generale Synode (revisie Synode genaamd) van Utrecht, nu alles gedaan wat er gedaan kon worden om aan de bezwaarden te gemoet te komen.

Maar afgezien van het feit, dat men niets heeft laten vallen van wat in de Synodes van '42—'44 voor vast en bondig werd vastgesteld betreffende de dogmatische kwesties, gaat men ook blindelings voorbij, wat o, i, even erg is, aan het geknoei met de kerkelijke tucht.

Men heeft op grove wijze gemeten met twee maten en er is geen belijdenis van schuld. Integendeel men heeft uitgesproken dat ook wat de schorsingen betreft deze in het licht van Gods heiligheid bestaan kunnen. Dat is het verschrikkelijke van de revisie-synode.

Er is verharding, geen bekeering.

Wij hebben de woorden en daden van twee Professoren hierboven bedoeld maar naast elkaar te zetten om te zien, waar trouw aan Gods Verbond en waar Verbondsverzaking te vinden is.

De tweede werd - met eerc gekroond, de eerste uitgebannen door een vergadering die zich Generale Synode noemen durfde.

Daarover moet Gods toorn gaan. Zijn toorn in geestelijke verlating, zooals onze vaderen dat genoemd hebben.

Tot zoover het blad. Wij wisten, dat Dr H. H. Kuyper de kerken opwekte, de besluiten van 1936 NIET UIT TE VOEREN. Wij wisten ook, dat dit TER SYNODE OFFICIEEL BEKEND WAS. Eveneens, dat er met hem. niets gebeurde. Wij weten nu één van de vele bewijzen over te leggen. Wij weten ook, dat dezelfde man toen Dr Berkouwer hem netjes kwam feliciteeren roet het synodale moderamen vanwege zijn jaardag of zoo, den heeren officieel verteld heeft, dat het ter (uitwerpende) synode heel goed ging. Maar Schilder had niet eens opgewekt om de besluiten niet uit te voeren (zie brief aan Kampen en de brochures). Wij weten, dat de synodocraten smalen over een Schilder-kerk. Wij weten, dat dit een camouflage is van ons rechtsappèl, en van het bestaan van hun Ridderbos- en Kuyper-kerk.

K. S.

IS ER GEEN REDEN? (I.)

Naar wat ik tot dusver las in de pers van die kerken die vertegenwoordigd waren ter revisiesynode van '46, begrijpt men in die kringen niets van de bittere teleursteling en van de diepe verontwaardiging die in de kringen der vrijgemaakten gewekt zijn door de handelingen van voornoemde appèl-synode.

'k Wil in ieder geval een poging doen om de stemming binnen onze kerken duidelijk te maken.

Daar is allereerst het besluit inzake de samenspreking.

De synode sprak uit, dat ze diep onder den indruk was van den nood en bovenal van de zonde der kerkelijke verdeeldheid. Daarom besloot ze, gedachtig aan het gebod van onzen Heere Jezus Christus, over de eenheid der kerk, de kerkeraden te wijzen op hun roeping om alles te doen ter heeling van een plaatselijk geslagen breuk, en zelf deputaten te benoemen o.a. voor het Teggen van contact met de kerken, onderhoudende art. 31 K. O.

Af gedacht nu van verschillende in dit blad reeds genoemde bezwaren, dit besluit stelt diep teleur omdat het slechts woorden zijn. Wat hier staat, klinkt prachtig: bovenal van de zonde; gedachtig aan het gebod van Christus; roeping om alles te doen tot herstel.

Dat deze besluiten in eerster instantie verband houden met de breuk die de laatste jaren is ontstaan, is duidelijk.

De synode ziet indat alles dua zonde, en ze spreekt van Christus' gebod, om deze concrete breuk te heelen.

We Imogen aannemen, dat de synode wist wat ze zei. Niét elke gedeeldheid is zonde; het is niet roeping om , elke breuk te heelen. Wat God heeft samengevoegd, mag geen mensch scheiden. Doch als God het is, die scheiding bracht, dan mag geen mensch, ook geen synode trachten te vereenigen.

Hoe is nu de situatie? Daar kwamen in '42 bindende leeruitspraken; de gravamina daartegen werden afgewezen; om des gewetens wil hebben velen toen de binding geweigerd; en deze werden allen a^^ scheurmakers uitgeworpen. Zoo is de jongste breuk ontstaan.

Wat kon de sjmode nu doen?

Slechts twee dingen; ze kon zeggen, evenals de vorige synode: deze menschen kunnen in de kerk niet geduld worden, om hun leer en om hun kerkrecht. GOD verbiedt dezulken langer in de kerk te hebben. Indien i, 's synode op dat standpunt staat, moet zs zeggen: deze breuk is van onzen kant geen zonde; wij kunnen met deze menschen geen g meenschap zoeken; we mogen het niet, want God v< •biedt ons dat.' Het eenige wat we kunnen doen is dat we hen blijven roepen tot b e-k e e r i n g.

Zoo - .prak evenwel de synode niet. Ze zei: het gebod van Christus dwingt ons, gemeenschap te zoeken, - .'•.•.sr is f^or. roeping; want deze concrete breuk i: » zonde.

Doch indien dat zin heeft, indien die woorden de zware beteekenis hebben die kerkelijke woorden nu eenmaal moeten hebben, dan beteekent dat: deze breuk is zonde; d.w.z. deze uitwerpingen hadden niet mogen geschieden; vanwege de weigering der binding had de vorige synode en de haar volgende kerken niet mogen uitwerpen. Doch in dat geval was er voor de synode maar één ding te doen: te veroordeel en de dogmatische en kerkrechtelijke beslissingen harer voorgangsters, omdat deze de verdeeldheid (die imm.ers naar haar woorden „zonde" was en in strijd met het „gebod van Christus"), brachten.

Doch deze synode, die de concrete breuk als zonde zegt te veroordeelen en daarin haar voorgangsters a f w ij s t, HANDHAAïT even latei^ alle besluiten dier voorgangsters.

Eén van tweeën: de besluiten de, r vorige synodes, die de verdeeldheid brachten, zijn zonde; dan moest deze synode onverwijld alle leeruitspraken en uchtmaatregelen intrekken.

Of ze zijn geen zonde; maar dan moet deze synode niet van zondige verdeeldheid in dit concrete geval spreken. /

Doch wat heeft ze gedaan ? Ze sprak van zondige verdeeldheid, van roeping, van het gebod der eenheid, doch ze h a n d e l d e niet dienovereenkomstig. En dat is haar oordeel. Niet eder, die z e g t : fieere Heere, hoe lief heb ik Uw et van Joh. 17, doch die daar doet den wil des aders...

In de tweede plaats wil ik een enkele opmerking aken bij het rapport der dogmatische commissie. (N.B.: ik ken dit rapport slechts uit wat daarvan in het Kerknieuws van dhr Scheps, .d. 2 Maart is overgenomen; ik kan niet beoordeelen, of daarin fouten zijn ingeslopen; het maakt den indruk alsof dhr S. den letterüjken tekst van het rapport-de Graaf heeft overgenomen). Daaruit citeer ik dan het volgende:

„Het was Uw commissie niet moeilijk te beslissen, welke gedachte het eerst voor behandeling in aanmerking kwam. Bij de besprekingen bleek spoedig, dat het voorstel, tot een nieuwe formuleering van de in 1905 beleden waarheden over te gaan, van de verste strekking en het meest ingrijpend is.

Een behandeling van dit punt zou de behandeling van de meeste andere onderwerpen beheerschen. Stel toch, dat Uw vergadering tot het opstellen van een nieuwe formuleering, welke in de plaats van de vroegere uitspraken gesteld werd, , zou besluiten, dan zou daarmee de noodzaak om in te gaan op verschillende bezwaren tegen de formuleering van 1905 vervallen zij n."

Twee dingen trekken hier de aandacht. In de eerste plaats doet men hier alsof de bezwaren slechts betrekking hebben op de f o r m u l e e r i n g der waarheid, en niet op den inhoud van 1905.

Maar ik geloof niet, dat de zaak zoo simpel staat. Gingen de bezwaren slechts tegen de f o r m u 1 e 3- r i n g of tegen den inhoud van 1905 zooals die in deze formuleering aan de kerken werd gepresenteerd? Ik geloof het laatste. In het algemeen moet men al voorzichtig zijn met scheiding van inhoud en formuleering, zeker bij een belijdenisgeschrift of iets wat daarmee pretendeert gelijk te staan. Hoe kan ik den inhoud kennen, anders dan it de formuleering?

Doch om me nu maar concreet tot 1905 te bepalen: n geding was de zinsnede , , te houden voor edergeboren!" „Te houden voor" beteekende blijkens Praeadvies en dgl. stukken zooiets als „vernderstellen"; de kerk bedoelde in , , te houden - ""^or" het moment van onzekerheid uit te drukken. Zoo werd het namens de synode aan ons allemaal gezegd. En wedergeboren ontving het volle accent.

En Ds de Graaf, als ontwerper der Amsterdamsche formule van zomer 1944, weet evengoed als ik die in Febr. van dat jaar de Amersfoortsche formule concipieerde, dat de synode hardnekkig vasthield zoowel aan het moment van „onzekerhei d", als aan het perfectum wedergeboren. Ons beider poging om door een andere fo'rmuleering in dat stadium (aan den vooravond van de schorsing resp. desifzetting van Prof. Schilder) nog een oplossing te vinden, strandde op de synode, die vasthield aan den zakelnken inhoud der oude formule, al wilde ze xoen reeds eenigermate soepel zijn t.a.v. de formuleering. De Amersfoortsche formule werd voor een deel toelaatbaar geacht; maar ze werd gewijzigd juist op die twee punten, waar ze den zakelijken inhoud- der oude formule, a la Praeadvies, aantastte.

218 . Sinds de historie met de Amersfoortsche en Amsterdamsche formule weet Ds de Graaf net zoo goed als ik, (en iedereen die de stukken heeft bestudeerd, kan dat weten), dat de moeiUjkheden niet meer vastzitten op de formuleering, maar op den inhoud van 1905, zooals dat na 1942 volgens de synode gelezen moest worden.

Bovendien, toen Prof. Schilder zei: 1905 is tegenstrijdig, — was dat toen slechts een bezwaar tegen de formuleering of tegen den inhoud? ,

In ieder geval: Ds de Graaf wist, dat de moeilijkheden vastzaten op den inhoud van. 1905, wanneer men het las zooals het Praeadvies, daarin vertolkend de bedoeling der synode, het deed.

Als zoodanig zou dit nog niet ernstig behoeven te zijn. Maar in dit verband is het m.i. heel ernstig. Dat hangt samen met wat ik nu verder noemen wil. De comm.-de Graaf redeneerde: komt d© synode tot een nieuwe formuleering, dan is de noodzaak vervallen om in te gaan op verschillende bezwaren tegen de formuleering van 190 5.

Ds de Graaf heeft zélf vergeten, en ook de gansche synode helpen vergeten, dat ze lid waren van een r e V i s i e-synode, waarin een a p p'è 1-zaak in behandeling kwam. Ds de Graaf zat evenals al zijn • medeleden op den rechterstoel. En toen hij dit rapport voorlas, was hg het zich bewust dat de behandeling van dit punt de behandeling van de meeste andere onderwerpen beheerschen zou. Volkomen terecht. Maar dat beteekent dan ook: het \'Oorstel der dogmatische commissie zou bgheerschend zijn, en beslissend, voor de heele rechtshandeling.-

En nu moet ik me beheerschen om niet bitter te worden. Ik kan het maar niet verwerken, dat Ds de Graaf het is geweest, die een gansche synode v e r- 1 e i d heeft door het aannemen van een nieuwe formuleering het recht v^olkomen te verkrachten.

Want hoe was de situatie? In 1942 werd de korte verklaring van 1905 in een zeer bepaalde interpretatie bindend gemaakt. ledere ambtsdrager was gehouden, zijn arbeid in volle overeenstemming hiermee te verrichten. 1905 werd norm voor de prediking, en voor den heelen ambtelijken dienst (zie concl. Genadeverbond 1942, nr 1) en zoo ook voor het geloof van iedereen.

Norm dus voor prediking en geloof.

Toen kwElmen er bezwaren. Prof. Schilder zei: aan dezen norm mag ik me niet binden; want hij is deels onjuist en deels innerlijk tegenstrijdig. Doe ik — dit voor wat de tegenstrijdigheid betreft — doe ik naar het eerste deel van deze preek-wet, dan ben ik in overtreding wat het tweede deel aangaat; preek ik in overeenstemming met het tweede deel, dan negeer ik het beg^n; aan een tegenstrijdigen norm kan noch mag iemand zich binden. Anderen zeiden: dezenorm van prediking en geloof gaat uit boven en is in strijd met Schrift en belijdenis (o.a. Prof. Greijdanus). En omdat deze preek-wet in strijd is met de grond wet, daarom kunnen we ons daaraan niet binden. En toen zei de synode: scheurmakers, der afsnijding waardig. Het was imm.ers de zonde waarvan het avondmaalsformulier sprak, en ook art. 80 K. O.

Nu komen aditerg'ebleven bezwaarden met een verzoek om dat vonnis te herzien; en ze brengen hun bedenkingen in tegen de preek- en geloofswet, op grond waarvan het vonniswerd geveld. En ze brengen de rechtbank onder het oog, dat die wet niet deugt. Ze voeren daarvoor hun argumenten aan.

Wat moet de rechter nu doen ? Omdat er vfele vonnissen zijn geveld op grond van de wet-1942, moet hij natuurlijk de bezwaren tegen die „w et" o n d e r z o e k e n. Is die „wet" conform de grondwet? Is die „wet" innerlijk tegenstrijdig, zoodat niemand die houden kan? Enz. Want als die wet niet deugt, dan is elk vonnis op grond van, die wet onrechtvaardig.

En het is deze overweging, die me noopt, het voorstel om een nieuwe formule te bieden, v e r- schrikkelijk te noemen. GODDELOOS!!

Ik wil dit scherpe oordeel motiveeren.

Ik spreek hier au niet over den inhoud der nieuwe formule. De bezwaren die daartegen ontwikkeld zijn in de vrijgemaakte pers, deel ik. Ik onderschrijf ten volle het oordeel van coll. v. d. Bom, dat de nieuwe formule alleen maar de t a a 1 der beüjdenis spreekt doch niet den inhoud der belijdenis heeft. Dat men thatis de termen der bezwaarden gebruikt, en daarin toch den ouden s y n o- dalen inhoud legt, is een verschrikkelijk spel met woorden. En een spel met de profetische roeping der kerk. Men had de synodale leer van verbond en sacramenten nu zoo vUjmscherp moeten formuleeren, dat het na deze synode geen enkele bezwaarde, die het met die leer oneens is, nog mogelijk zou zijn, in het S5Tiodale verband achter te blijven. Men had dan een aantal leden verspeeld misschien, doch werkelijk de kerk vergaderd. En nu heeft men het den eenvoudige onmogelijk gemaakt, er nog uit wijs te worden. Men heeft de menschen bij elkaar gehouden, doch hun de oogen toegestopt. Dit is onverantwoordelijk zoowel tegenover de „achtergebleven" bezwaarden als tegenover de uitgeworpen vrijgemaakten.

Doch mijn hoofdbezwaar richt zich niet tegen den inhoud van de nieuwe formule, doch "tegen het feit, dat men IN DEZE SITUATIE een nieuwe formule heeft voorgesteld en aanvaard.

Psychologisch kan ik me het van Ds de Graaf begrijpen, dat hij ook na de teleurstellende ervaringen van zomer '44 bleef vasthouden aan zijn denkbeeld de zaak op te lossen door een nieuwe formule. Ik geloof ook aan de oprechtheid van zijn bedoeling om een oplossing der kwestie te bereiken. Ik geloof dat van hem en van vele anderen.

Maar het was een revisiesyn o^d e, die recht moest doen. Er waren niet maar m o e i- 1 ij k h e d e n, waarin men een oplossing kon zoeken zooals k o o p'l u i dat plegen te doen: loven en bieden, wat geven en nemen; het was ook niet een kwestie, die kon opgelost worden in den stijl van diplomaten, die confereeren, die een tekst ontwerpen en wijzigen, die een tractaat dat moeilijkheden geeft vervangen door een wat andere formule. Maar het was een RECHTSGE­ DING. Er was een aantal vonnissen geveld op grond van een heel concrete wet met een heel concreten tekst; en tegen die wet waren welomlijnde bezwaren ingebracht.

En nu is dit, meen ik, het abc van elke rechtspleging, ook van die in het Koninkrijk der hemelen: een rqchter, die een onrechtvaardige uitspraak doet, zondigt. Een rechter, die bij de revisie die wet vervangt, zondigt honderd maal zwaarder: hij maakt daarin elke revisie onmogelijk. En voor een rechter, die in een revisie-zitting der rechtbank het voorstel tot vervanging der wet motiveert: dan behoeven we over de bezwaren tegen de oude wet niet meer te praten, we bevinden ons dan in een heel nieuwe situatie — voor zoo iemand weet ik geen woorden meer te vinden. Een rechter, een revisie rechter nog wel, die een nieuwe situatie wil scheppen, is de verschrikkelijkste figuur die men zich kan denken WANT HIJ WERD DOOR GOD GEROEPEN DE OUDE SITUATIE OPNIEUW TE BEOORDEELEN. DOCH HIJ WEIGERT TE DOEN WAT HIJ MOET DOEN: HIJ GAAT EEN NIEUWE SITUATIE SCHEPPEN; HIJ - WEIGERT DE OUDE SITUATIE TE TOETSEN AAN DE WET. mj MAAKT ZICH VAN ZIJN TAAK AF EN ZEGT: ALS IK EEN NIEUWE SITUATIE SCHEP, DAN BEHOEF IK OVER DE OUDE SI­ TUATIE EN DE BEZWAREN DAARTEGEN EN HET EVENTUEELS ONRECHT DAARIN NIET MEER TE SPREKEN.

En dit nu, wat voor eiken rechter met eenig rechtsgevoel absurd is, dat heeft Ds de Graaf gedaan en straks al zijn mederechters: ze hebben een nieuwe situatie geschapen.

Ze hebben JUIST ALS RECHTERS zich losgemaakt van de oude situatie, van het oude GEDING dat God hun ter revisie toevertrouwde.

En wat ik me niet begrijpen kan, is dit, dat er letterlijk niet één der synodeleden hieraan heeft gedacht. Nog eens: ik spreek niet over bedoelingen n motieven; daarover oordeelt slechts God. Dhr. Scheps kan best gelijk hebben, als hij ergens een kopje geeft: „een hoogstaand debat en een voortreffelijke geest". Maar er is iets anders noodig voor een synode, die bijeengekomen is ter behandeling van appèlzaken. En hiernaar zal dan ook de synode'moeten beoordeeld worden, niet of ze met de beste bedoelingen geworsteld heeft om een weg te vinden tot hereeniging, d o c h: of ze in de behandeling dezer rechtszaak heeft gebeefd voor „God, die het recht bemint in zijn rijksbewind".

Ze wisten allen en waren het zich ook bewust, blijkens het rapport, dat de kwestie: al of niet een vervangingsformule, beheerschend zou zijn voor de behandeling der dogmatische kwestie. En daarmee voor de heele zaak waarvoor de synode bijeengekomen was. En dat wetende hebben ze unaniem gezegd: een nieuwe formule, een nieuwe situatie, dan zijn we ontslagen van de noodzaak om in te gaan op de bezwaren tegen de oude formule, van de noodzaak om ons te bemoeien met de oude situatie.

Op dat moment was alles verloren. Van revisie zou nu niets meer komen; men. had den rechter stoel verlaten en men begon als (wat mij betreft: eerlijke) kooplieden en diplomaten een nieuwen tekst té bestudeeren, en een oplossing te zoeken.

Dit heeft de kloof onoverbrugbaar gemaakt. Want men kan niet zeggen: de nieuwe formule is alleen maar voor intern gebruik. Het is niet waar: men maakt daarmee al druk propaganda onder de vrijgemaakten, en lang niet altijd eerlijk (denk aan Kampen: zonder den kop!). Maar men was bijeen in appèl synode: dat is de hoofdzaak; het ging om rechts oefening. En zoo heeft men, met de eerlijke bedoeling om eenheid te krijgen, anders gedaan dan de kloof verwijden. niets

Daarom moet men aan beide kanten goed begrijpen: deze nieuwe formule maakt de mogelijkheid van hereeniginjfe illusoir. Sommigen zeggen: dit Ujkt wel wat. Maar ik houd vol: het lijkt op niets, zelfs al had men eenformule samengesteld uit louter b ij b e 1 t e k s t e n.

Het gaat er niet om, of de nieuwe fonnule beter, helderder, zuiverder is dan de oude. Maar het gaat hierom: dat men de oude formule, die grondslag was van b a n vonnissen, v a n d e tafel nam OP HET MOMENT, DAT MEN BEGON AAN HERZIENING DIER VONNISSEN.

Waren de bedoelingen van Pilatus kwaad, toen hij Barabbas op het tweetal plaatste met Jezus? Ik geloof: hij zocht naar een goede oplossing. Hij zag de kans schoon om Jezus te redden, en het volk tevreden te stellen. Hij dacht ook: als dit nu lukt, dan is de zaak opgelost. Dan is er een nieuwe situatie. Dan ben ik af van de oude aanklachten en van een verder verhoor. „In der minne geschikt". Van dat oogenblik af was Pilatus echter verloren. Hij zocht de oplossing als diplomaat, op het oogenblik dat hij rechter moest zijn. Waarom vergeten we in de Ujdensweken den zin voor alle recht? Hoe kwam het dat niemand meer dacht hieraan, dat een rechter slechts vrede maakt door r e c h t te doen naar de oude wet, en dat hij als rechter verloren is op het moment dat hij een nieuwe situatie wil scheppen, omdat dan de noodzaak om in te gaan op de rechtszaak voor hem vervallen is?

Nu moet niemand zeggen: wat een aanmatiging; de vrijgemaakten doen alsof zij Jezus zijn, en de synode Pilatus. Het gaat alleen maar hierom, of de synode bij de revisie den fatalen weg van Pilatus is gegaan, eerlijk een oplossing zoekend, echter niet als rechter. Daarmede heeft ze de uitgeworpen vrijgemaakten onrecht aangedaan. En ik weet, dat ze het „in deze minste broeders" heeft aangedaan aan Hem, die onder Pilatus geleden heeft.

Met algemeene stemmen: Ds de Graaf, Popma, Schouten, enz., enz. Het is verbijsterend.

Verschillen we slechts in theologie, in temperament, in methode, in psyche, in kijk? 'We breken uiteen wegens verschil in normen!

B. HOLWERDA.

DE UTRECHTSCHE SYNODE EN HET GEREFORMEERD KERKRECHT. (III.)

GEREFORMEERD KERKRECHT. (III.) Hoe weinig de Synode van Utrecht bedoelde hereeniging te zoeken bUjkt hieruit, dat geen der kerkrechtelijke wandaden der vorige Synode's werd herroepen: in 15 meerendeels breedvoerige cpnclusie's worden ze feitelijk alle gehandhaafd, en de begane zonden voorzichtig toegedekt.

In de eerste conclusie wordt uitgesproken, dat de Synode zich niet geroepen gevoelt, naar het algemeen beleid van haar voorgangsters een omstandig onderzoek in te stellen of daarover een oordeel uit te spreken, doch zich meent te moeten beperken tot de beoordeeling van concrete, bij haar ingebrachte bezwaren tegen handelingen of besluiten dier Synodes.

Dus: geen onderzoek of oordeel over het algemeen beleid, Nü, dat had beter weggelaten kunnen worden. Wie zou dat vragen? Wie zou zulk een eisch of onderzoek bij een Synode indienen? Het eerste deel van deze conclusie is volmaakt o v e r- b o d i.g. Maar heel deze „conclusie" is ook misplaatst. Immers, de Synode verklaart, alleen op bezwaren in te zullen gaan die bij haar zijn ingebracht tegen de voorafgaande Synoden. Nu zou men kunnen vragen: zou het niet beter en doeltreffender geweest zijn, als de Synode ook onder 't oog had gezien de bezwaren door de Kerken, onderhoudende art. 31 voorheen ingebracht tegen bepaalde besluiten der Synode van Sneek, Sneek— Utrecht en Amsterdam; beter en doeltreffender, omdat de jongste Synode toch stond in het teeken der eenheid? Wie zegt, eenheid te zoeken en zich van te voren gaat beraden, is die niet genoopt althans kennis te nemen van de oorzaken, die de eenheid verstoorden en te niet deden ?

Maar nu zien we nog eens de conclusie's in.

Zij handelen over bezwaren, in eigen kring tegen de voorafgaande Synoden ingebracht.

En wat blijkt nu?

Een herhaling van de bezwaren, door de thans vrijgemaakte Kerken reeds lang geleden bekend gemaakt.

Vrijwel het geheele bekende bezwaren- en aanklachten-register keert terug. ")

Over het onwettig aan de orde Stellen der meeningsverschillen (concl. 2); over de geheime Synode-zittingen (concl. 3); over het achterhouden van rapporten (concl. 4); over het doordrijven van de afhandeling der meeningsverschillen in bezettingstijd (concl. 5); over art. 30 (concl. 6); over art.^ 31 (concl. 7); over het „zich conformeeren'

(cottcl. 8); over het gedwongen zwijgen (concl. 9); over de afvaardiging van bezwaarde ambtsdragers (concl. 10); over de zelfcontinueering, art. 50; (concl. 11, 12); over art. 79 (concl. 13); over schorsing en afzetting (wering) van Prof. Greijdanus, Prof. Schilder, cand. Schilder (conl. 14, 15).

Dat wil dus zeggen: bezwaarden in de niet-vrijgemaakte Kerken en de thans vrijgemaakte Kerken spreken principieel één taal, trekken één lijn. Als nu ook zij, die de hiërarchie van deze Synode gezien hebben, naar hun eigen bel ij denis, deze lijn maar doortrekken (art. 32 Ned. GeloofS' belijdenis : „ „En daarom verwerpen wij ")

Practisch maakt het dus weinig of geen verschil, of men nu behandeld heeft de bezwaren van 1946 sf die van 1942 tot 1945. Maar daarmee is con* clusie 1 niet slechts - overbodig, maeir heel de tegenstelling tusschen algemeen en bijzonder of concreet, de vermelding van b ij haar ingebrachte bezwaren, als zou dat beduidend verschil maken met bij haar., voorgangsters ingebrachte bezwaren, doet niet ter zake, komt hier niet van pas, is misplaatst.

De inzet is dus niet bijster gelukkig.

Doch dit geldt alleen nog maar de - vaststelling van 't kerkrechtelijk agendum.

We komen nu tot de poging, de bezwaren weg te werken, dat is: de begane misslagen en zonden te bedekken.

Dat begint aanstonds in conclusie 2. Ze vindiceert, dat de zaak der meenings- of leergeschillen (toen men ons uitwierp, waren het leer geschillen; thans heeft men de keus tusschen deze benaming en de andere, die het recht van uitbanning ontkent) door de Synode van Amsterdam (1936) niet op onwettige wijze. aan de orde is gesteld..

a. omdat dan een meerdere vergadering het recht niet kan worden ontzegd, op eigen initiatief een zaak als de handhaving der leer aan de orde te stellen; :

b. omdat bovendien de aanleiding tot het voorstel ter zake is geweest een uit de Kerken zelf bij de Synode aanhangig gemaakt voorstel en de leden eener Synode het recht hebben, op grond van een aanhangige zaak bepaalde voorstellen te doen.

Ziezoo. De Synode heeft gesproken. Is het nu uit? Neen, nu begint het pas. Een uitspraak doen is zoo moeilijk niet. Maar die uitspraak waar maken, waar maken, daar is het wachten op. Poneeren is gemakkelijk. Maar b e w ij z e n met klare, steekhoudende argumenten. Dat mochten we verwachten, na al wat sinds lang over dit punt van onze zijde is gezegd en geschreven.

Komt daar iets van terecht?

Neen.

Aan een meerdere vergadering kan het recht niet worden ontzegd, op eigen gezag een zaak als de handhaving der leer aan de orde te stellen? Dat kan wél. Sterker: dat geschiedt. Door wie? Door de kerkenordening, die de Synode geroepen en verplicht is (zij niet in de laatste plaatg) te onderhouden. Die kerkenordening, reeds de eerste, die met gemeen accoord werd aangenomen (Emden 1571) bepaalt, dat a^n de roepende Kerk alle zware zaken, die in andere Kerken der provincie (Cap. EI, 11) of in andere Kerken uit aÜe provincie's (Cap. IV) voorvallen, of die in de vergaderingen van Kerkeraden of classes of Particuliere Synoden niet hebben kunnen afgehandeld worden, , óf zoodanige zware zaken die de gansche Provincie (UT, 11) of alle Provinciën (IV) raken, naarstig en bijtijds moeten gezonden worden? Het agendum moet drie maanden (1578, Cap. II art. 26: twee maanden of daaromtrent) aan alle Kerken worden toegezonden, „van dewelke een iegelijke Kerk bijtijds mag bedanken, .en haar oordeel in de classical vergadering (resp. Particuliere Synode) voortbrengen, opdat zij, die vanwege de classis (resp. Part. Synode) uitgezonden worden, met voorbedacht oordeel, en wat van alle Kerken van die classe (resp. Part. Synode) daarvan gevoeld wordt, mogen voortbrengen".

Deze bepaling is nooit afgeschaft, integendeel telkens herhaald en nader aangedrongen, zoodat ze naar art. 87 nog steeds van kracht is, en de Synode, die nooit boven, maar steeds onder de Kerkenordening staat (en haar alleen mag wijzigen als de wensch daartoe uit de Kerken opkomt en de Kerken deze wijziging op het Synode-agendum plaatsen) dus in geen geval op eigen initiatief quaestie's, die de leer raken, aan de orde mag stellen. Doet ze dit toch, dan gaat ze rechtstreeks tegen de Kerkenordening in, dan is de zaak, niet zooals Utrecht 1936 beweert, wettig aan de orde gesteld, maar onwettig, en heeft elke Kerk het volste recht zulk een onwettig tot stand gekomen besluit naast zich neer te leggen.

Dat wat de eerste „grond" Van conclusie 2 betreft. En nu de tweede grond. ''

Daarin beweert Utrecht, dat de aanleiding tot het voorstel ter zake is geweest een uit de Kerken zelf bij de Synode aanhangig gemaakt voorstel.

Elen haastig lezer zou uit deze conclusie-grond de conclusie kunnen trekken, dat de quaestie der

meeningsgeschillen dus wel uit de Kerken was opgekomen.

Maar vergis U niet.

Maar vergis U niet. Wanneer U de Acta van 1936 opslaat ziet U al heel spoedig, dat het in geen enkel voorstel, bij de Synode aanhangig gemaakt, liep over de meeningsgeschillen zelf, maar alleen over de polemiek. Het ging over den toon van hetgeen destijds in kerkelijke bladen gepubliceerd werd, en heel niet over den inhoud daarvan. Men vroeg aan de Synode: wilt U een weg zoeken, waardoor veranderd wordt de w ij z e, waarop men schrijft — allerminst: wij hebben bezwaren tegen die en die meeningen of leerstellingen.

Dat wil dus zeggen: over de beslechting van „leer- of meeningsgeschillen" hadden de Kerken niets gevraagd.

De Synode spreekt hier niet eerlijk, niet ronduit, ze is niet waar.

Is de t o o n de aanleiding tot den inhoud ?

Is de scherpte van een debat aanleiding tot behandeling van de zaken, die in het geding zijn?

Is een rechter, die in een woordenwisseling tusschen twee personen gevraagd wordt een oordeel te vellen over te scherpe of kwetsende uitdrukkingen, die gebezigd zijn, bevoegd om „naar aanleiding daarvan" een heel ander indicium te geven, n.l. over de vraag, wie van beide partijen gelijk heeft?

Wat zwakke zaak, die met dergelijke „argumenten" moet verdedigd worden.

Twee gronden voor conchjsie 1. De eerste „grond" is niet aanwezig. De tweede „grond" is niet aanwezig. Tweemaal nul is nog altijd nul.

P. DEDDENS.

INAUGUREELE REDE PROF. DEDDENS.

Prof. Deddens' inaugureele rede als hoogleeraar in de vacature-den Hartogh heeft in de schoone Januari-dagen van dit jaar dadelijk het mes in de wonde, het zout bij het ei, den mosterd bij den maaltijd, het medicijn bij den zieke gezet. Zonder beeldspraak: ze was een woord op tijd. Ze gaf een principieel betoog dat in de huidige deformatie van het kerkelijk leven hoog noodig was.

We kondigen dan ook de uitgave van deze hans in druk verschenen met vreugde aan. Prof. eddens heeft het wetenschappelijk apparaat opgeborgen in de noten, die alle achtereen aan het slot zijn geplaatst. Ze storen dus de lectuur niet. En van den tekst der rede zelf mag getuigd worden, dat de spreker blijkbaar zich ten doel gesteld heeft, zoo te schrijven, dat ieder hem volgen kon; wie naar de bronnen afsteken wil, kan aan de noten zich vergasten. Welnu, de opzet is geslaagd.

Uit mijn hier-gepubliceerde mededeelingen omtrent de Kamper week weten onze lezers reeds onderwerp en strekking van deze rede, die handelt over „De Ratificeering der besluiten van meerdere vergaderingen". Het gaat over de vraag, of, als een S5Tiodaal besluit eenmaal genomen is, ipso facto alle kerken het óók reeds in haar genomen heb.ben, dan wel of de kerken recli4 en plicht hebben in een eigen, afzonderlijke, vrije daarna volgende daad die besluiten van haar afgevaardigden te beoordeelen, te toetsen, en eventueel af J; e wijzen. Een afwijzing, die niet geschieden mag, indien het beslotene niet als met Schrift n kerkorde strijdig kan worden bewezen; want in alle zoodanige gevallen, aldus heeft ieder tevoren beloofd, zal men zich aan de meerderheid houden; en die belofte maakt schuld. Een afwijzing, die evenwel volgen móet indien strijd met Schrift en K.O. wél bewezen is; voor dat geval heeft men immers elkaar beloofd, zulk een esluit NIET uit te voeren, want men wil in de Kerk nooit van elkander hooren, dat men niet Gode eer gehoorzaamd heeft dan den menschen. O ó k déze belofte maakt schuld.

Toen destijds ondergeteekende in correspondentie et de synode der uitbanners erop wees, dat zij een tijd had gelaten voor de ratificatie der beluiten, antwoordde zij daarop met een nieuwe nereuze ontlading van onbeheerschte drift, door alle erken te tracteeren op verhandeling (officieus, aar op kerkkosten) nimuner zooveel, waarin'gechreven werd: ratificatie van synodebesluiten? ooit sprake van geweest. Revolutionaire idee van ien Schilder. Het was het zooveelste stemmingstukje tegen mijn persoon. Hoe droef, hoe erg. erkouWer teekende: kende hij Rutgers dan heeleaal niet meer, noch de doleantie? Duursema eekende: wist hij dan niets van de vroegere.kerkechtelijke worstelingen der theologische hoogechool, waarvan hij curator was? Waren dan waarijk alle remmen losgelaten?

liaat nu eens deze synodeleden, stuk voor stuk, rof. Deddens betoog lezen. Ze kunnen er allemaal ij. Laat een breede schare van onze menschen het ezen, want de kerkrechtelijke zaak wil men ginds l maar wegmoffelen, en Christus wil ze steeds eer naar voren zien komen, wijl ze zijn recht raakt, n onze gehoorzaamheid. Laat men onder ons

waken en bidden, dat men niet in kerkrechtelijke vefdringingsverzoeking komt. Laat men terdege beseffen, dat het brutale „kerkrecht" van de overzijde een ketterij is, en tot ongehoorzaamheid dwingt. Het snijdt, zooals prof. Deddens — misschien in terugslag op een woord van dr V. Hepp uit het begin van zijn anti-Schildercampagne, een paar maand na'diens optreden te Kampen — het snijdt in het hart der Reformatie. Of de heeren Berkouwer en zoo voort nog eens openlijk zullen terugnemen hun kwaadsprekend sjmodaal geschrijf tegen ondergeteekende ook inzake de ratificatie-kwestie, blijve overgelaten aan Hem, die zich vertoornt over alle onschendbaarverklaring van het synodaal prestige. God kijkt ook daar dwars doorheen, en vergunt geen een 1 i d zich te verschuilen achter de massa eener vergadering, die zich te goed acht voor schulderkentenis. Ook al liggen de fouten duidelijk aangewezen, zooals in prof. Deddens' rede.

K. S.

GEEN CAPITULATIE, OOK NIET VOOR DE BEZWAREN.

Dat de z.g. revisie-synode niet voor de bezwaarden zou capituleeren, kon ieder verwachten.

Maar voor de bezwaren?

Velen dachten: ja.

Dr H. N. Ridderbos komt nu in „Strijdend Nederland" vertellen, dat óók déze capitulatie uitbleef. En verzekert nog eens uitdrukkelijk en „ondubbelzinnig" dat de synode haar voorgangsters van 1905 en '42 „is trouw gebleven".

We zijn het dezen keer eens. En zijn blij, dat nu ook van dezen kant verzekerd werd: er kwam geenrevisie! En: erisnietsterugge-

nomen.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1946

De Reformatie | 8 Pagina's