GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

ONS KERKGEBOUW, I.

Het is voor een Architect zeker geen eenvoudige zaak om een kerk te bouwen. Hiermede wil ik niet zeggen, dat deze opgave moeiUjker is dan het ) bouwen van een woonhuis, een stadhuis of schouwburg. Elk van deze gebouwen heeft zijn eigenaardige structuur en zijn eigen typische functie in 'de samenleving en ook in het stads- of dorpsbeeld en steeds weer bij elke nieuwe opdracht heeft de architect zich rekenschap te geven van deze functie en van de structuur van het gebouw, dat hij heeft te bouwen en bij elk zich voordoend geval is het weer van het allergrootste belang, ja zelfs noodzakeUjke voorwaarde, dat de architect zich tenvolle inleeft in deze materie, zoodat het zijn geesteUjk eigendom wordt.

Dat zich geheel inwerken en inleven is voor alle bouwwerken tot op zekere hoogte gelijk en voor ieder goed architect mogehjk, maar voor een kerkgebouw is dit eenigszins anders.

Voor elk bijzonder geval is het van beslissende beteekenis hoe de levensinstelling van den architect is. Zijn visie op de structuur — ik bedoel hier de individualiteitsstructuur, die het juist tot dat bepaalde soort gebouw maakt en niet de technische structuur — wordt bepaald in principieelen zin door de religieuze instelling van den architect.

Toch kan een niet-christeüjk architect wel een woonhuis of een school bouwen. Een niet christelijk gezin, een niet christelijke school of een niet christelijke sociale of economische gemeenschap of vereeniging is toch wel een gezin, een school, een gemeenschap of vereeniging. Maar met de kerk is dit geheel anders.

De kerk is slechts te zien als de tijdehjke openbaring van de ecclesia invisibilis i) en is principieel slechts denkbaar in de una sancta ecclesia in Jesu Christo.

Dit christelijk karakter van het kerkinstituut beheerscht zijn structuur als kerk en het is juist deze voorwaarde, die „het onmogelijk maakt nog van een wezenüjk kerkverband te spreken wanneer daarin de zij het al gebrekkige tijdelijke openbaring van het boventijdelijke lichaam van Christus 2) zou worden gemist". (Dooyeweerd).

Een onchristeUjk kerkverband is een contradictio in term.inis.

Om dus werkelijk een kerk te bouwen moet de architect zelf christen zijn, anders is het hem onmogelijk eenig inzicht te krijgen in de individuaUteits-structuur van het kerk-instituut en ook van het gebouw hiervoor; anders is het hem volkomen onmogelijk de structuur van het kerkgebouw te beleven en zijn functie te verstaan.

Wij bouwen dus kerken voor de gemeente van Christus, voor het kerkinstituut in zijn Nieuw Testamentische organisatie-vorm.

Wij bouwen geen tempels of heilige plaatsen zooals de primitieve heidenen in vergoddelijking van een deel van de kosmos, zoodoende een scheur makend in de schepping; of zooals de cultuur- Grieken in 'Verabsoluteering van het redeUjk zede- Hjk denken — de nous — die toch ook geschapen is. Wij bouwen geen tempel, zooals de Israëlieten, met een heilige en een heilige der heiligen, symboliseerend de kloof die er is tusschen God en den zondigen mensch. Christus heeft door zijn Verlosserswerk deze kloof overbrugd, deze tegenstelling opgeheven. Het voorhangsel scheurde van boven naar beneden.

Wij bouwen geen tempels zooals de moderne mensch, tempels van den arbeid, de kunst of de wetenschap in verabsoluteering van een der aspecten van de geschapen werkelijkheid.

Wij bouwen kerken, dat zijn gebouwen waarin de gemeente van Christus vergadert.

Wij bouwen echter ook geen kerken zooals Rome, waar de hiërarchische orde in de kosmos is uitgedrukt in het dualistisch schema natuur-genade, dus toch weer profaan — heilig.

Het is alles van Christus in hemel en op aarde en wee dengene, die het hem toevertrouwde misbruikt of ontheiligt.

Ook wij zijn van Christus, Hij ons Hoofd en wij Zijn leden. Ook wij zijn heilig. Dit moet onze levensinstelling zijn bij alles wat we doen, ook bij ons bouwen en dan eerst kunnen we den zin van onze opdracht benaderen wanneer we een kerk bouwen.

De kerk is een geloofsverband rustend in de Goddeüjke Woordopenbaring in Christus, gebouwd door Christus en niet door menschen.

Deze geloofsfunctie typeert het kerkverband in het rechtstreeks boven den tijd uitwijzen naar Christus.

Dit moet worden uitgedrukt in het kerkgebouw en dit kunnen we symboliseeren in de toren met een spits.

Geen heilige plaats voor leeken verboden, geen monumentale vieringstoren boven het koor en de heilige voorwerpen, geen heilige hostie, geen altaren, geen relequieën waar we eerbiedig voor knielen, maar wel een toren waarmee we het uitspreken, dat we de gemeente van Christus zijn, die in het geloof uitwijst boven den tijd uit naar Christus ons Hoofd.

En dan een toren met een spits, geen koepel of andere afdekking, geen wereldsche toren als bij een stadhuis, maar een kerktoren, rustig en zeker naar den hemel toe.

Ook het verdere exterieur moet spreken van deze geloofsinstelling. Het moet harmonieeren met den geloofseenvoud, de geloofsontroering, de geloofsrust, de geloofsüefde, de geloofsblijheid, de geloofszekerheid van Gods kinderen, en daarvan getuigen.

Geen plastische monumentaliteit zooals de Romaansche kerken als heilige monumenten, geen veelheid van vormen en uitbundige rijkdom van motieven zooals de materieele Gothische kathedralen.. Ook geen rusteloos massaspel en zucht naar persoonlijke originaliteit zooals vele nieuwe kerken, maar rustig en eenvoudig en toch vol blijheid, bescheiden maar toch voornaam.

Ook de plaats in de omgeving is voor het kerkgebouw van groote beteekenis.

Het gebouw mag niet domineeren, want er is geen suprematie van de kerk over andere levensverbanden. Het is een typisch geloofsaccent in het groote geheel van de GoddeMjke scheppingsorde der souvereiniteit in eigen kring, waarin ook sociale accenten, economische accenten en vele anderen. Het is daarom ook niet noodig groote kerken te bouwen en zeker geen „domkerken" of „hoofdkerken". Groote kerken zijn ook niet wenschelijk om redenen van internen aard, alleen al omdat het herderlijk werk in een te groote gemeente niet tot zijn recht komt.

Een kerk met 700 zitplaatsen moet wel als maximum worden beschouwd. Een dergelijke kerk kan in allen eenvoud een accent zijn, zonder door geweldige afmetingen te domineeren en haar omgeving materieel te.beheerschen. In een dergelijk kerkgebouw ook kan de gemeente de vertrouwde rust vinden in de eenheid van de gemeenschap der heiligen, meer dan in een grootsche imponeerende ruimte, die door haar grootheid den mensch klein maakt, niet klein tegenover God maar tegenover menschenwerk. In een te groote kerk zit de mensch neer onder den indruk der machtige menscheüjke architectuur buiten schaal en dit zal hem afleiden. En al komt hij dan toch onder het beslag van Gods gepredikte Woord, dan heeft hij eerst dezen weerstand moeten overwinnen. In een bescheiden ruimte van zijn eigen schaal zal hij zich meer op zijn gemak gevoelen en zich direct kunnen instellen op het wezenhjke doel van zijn komst daar.

Natuurüjk is de grootheid der ruimte hiervoor niet alleen van beteekenis. Er zijn vele andere factoren, en hiermede ben ik dan tot het interieur gekomen, dat wellicht nog belangrijker is dan het exterieur. Dit is toch de omgeving waarin de gemeente bijeen is voor haar godsdienstoefening. Dat is natuurlijk overal mogeUjk, in een schuur of in het open veld. Het kan als het moet; maar toch behoort de omgeving zo, o mogehjk in harmonie te zijn met het karakter der vergadering.

Wanneer God van ons eischt, dat we volmaakt zijn, dus ook in onzen levensstijl, dan zullen we ook hierin moeten streven naar een zuivere levensharmonie. Dit geldt voor de das die we dragen zoowel als voor het kerkgebouw waarin de gemeente van Christus vergadert.

De Romaansche kerk is vol van mystieke wijding en spreekt van-de schuchtere bevangenheid en de beving van den naleven mensch voor het heilige, dat hij niet aan mag raken.

De Gothische kathedraal is vol van een mystieke grootschheid en indrukwekkende monumentaliteit, waarin de mensch verloren raakt tusschen de alles beheerschende plasticiteit van bundelpijlers, stijgende ribben en hooge gewelven, die toch in wezen is een demonstratie van menschelijke grootheid.

De groote Renaissance kerken zijn vol van rijkdom en wereldsche overdaad, waardoor de mensch wordt afgetrokken van het zich in allen eenvoud geven aan God en wordt geboeid door de weelde van een onchristehjke mensch-verheerlijking.

Wij willen in onze kerken geen valsche mystiek, geen grootsche monumentaliteit, geen verblindende pracht, maar ook geen saaie nietszeggendheid of karakterlooze leegheid.

De ruimte moet gaaf zijn en eenvoudig, want als eenvoudigen komen we in de kerk, als eenvoudigen die God wil gadeslaan.

Deze eenvoud moet ons tot rust stemmen terwijl een gecompliceerde ruimte onrust zal wekken.


1) Dit is natuurlijk niet bedoeld als een dogmatische formule. Redactie. 2) Als voren. Redactie.

P. VAN LOO.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 1946

De Reformatie | 12 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 1946

De Reformatie | 12 Pagina's