GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUWTI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUWTI

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

• De schilder en de kuiper.

In het synodocratisoh blad „Gereformeerd Weekblad" schrijft een dominee, die als pseudoniem gebruikt ds M. E. Voila, d.w.z. dominee-kijk-lüer-ben-ik, bladvulluigscopie. Men zendt mg volgend product van zqii hand toe:

Vandaag den schilder op mijn studeerkamer 'gehad. Wel een rommel. Verf, kwasten, emmers, stank, vlekken, Palthe. Toch een mooi gezicht als alles zoo opknapt, 't Was maar wat bijstryken want de - cerfpositie schijnt nog niet schitterend te wezen.

Grezellige Tent, die schilder, eea broeder bovendien. Ik heb gemerkt, dat deze menschen een massa levenservaring opdoen. Zo komen overal, in liuis en er buiten; staan geregeld tegen gevels op en gluren in de kamer, natuurlijk net als je je ongegeneerd uitrekt en gaapt, omdat je denkt, dat toch niemand je zien kan.

Hij — d.i. mijn scliilder — was een prater. Dat zijn ze niet allemaal, maar deze wel. Onder het „Geref. Weekblad'* door een zeer stichtelijk gesprek gehad. Hig verraadde een diep inzicht in de menschelgke natuur.

— Ik kom overal, domino, en je ontmoet een hoop narigheid. Maar de vrouwen., .

Ik vreesde minder frissohe onthullingen, dus kuchte ik en onderwierp' mij een oogenblik geveinsdelijk aan het Weekblad. Maar 'twas niet noodig.

— De vrouwen, ziet u, die hebben het vaak veel te druk. Eu dan al die kinderen...

Hij zuchtte en gaf een streek met den kwast. Het heele geval bleef mij wat wazig, maar hij ging door:

— Ze hebben hot te druk met al die kinderen. Woei' een zucht en een streek.

— Maar ik heb eau hoop vau ze geleerd, eeu hoep.

Om uit ie waaigheid te raken vroeg ik: wat hebben ia je daa geleerd, Verburg! (zoo heet hij).

— Wel, ik dacht vroeger, dat ik aJtyd gelijk en m^jn zin moest hebben. Daarom tien ik nou ook Bchilder. M^jn vader zei: ga leeren, jongen; maar ik was zoo koppig, dat ik dit doorzette, alleen omdat ü het eenmaal had gezegd en niet omdat ik zoo graag wou. Ik ben eigenlijk schilder geworden tegen mijn zin, omdat ik mijn zin wou hebben, als u mij begrijpt.

Ja, ja, zei ik, wat aarzelend, want hij ging mij diep genoeg.

— Maar die vrouwen met kinderen hebben me geleerd, dat het niet goed is om een mensch zijn zin te geven. Eetot n wel eens opgelet, dat ze nooit een van de kinderen heelsmaal gelyk geven als ze ruzie hebben? Zoo houden ze vrede. En groote menschen zijn net kleine kinderen. — Wat bedoel je, Verburg?

— Wel, je moet iemand nooit heelemaal gelijk geven als er ruzie is. Want je hebt nooit heelemaal gelijk. Wel als je 't uitrekent misschien, maar in je hart zit er meestal een fout, Net aks Jeh^i: die had ook gelgk, maar toch zat het niet goed. Je denkt zoo gauw: twee maal twee is vier, maar dat ie niet altijd zoo zeker.

Ik was wel wat verbluft b^j deze pliilosophjscho zou hjj Einstein gelezen hebben?

— Ik bedoel dit: als je je kwaad maakt op iemand, die je belogen en bedrogen heeft, dan heb je natuurlyk gelijk. Maar later denk je: ik had dien vent toch niet zoo af moeten bokken. En dan heb je al niet heelemaal gelijk meer, vind ik.

Hij streek en, zuchtte: ja, die vrouwen, daar heb ik een hoop van geleerd.

Ik dook weer in het Weekblad. Merkwaardige kerel. Eigenlijk niet zoo gek, wat hij beweerde. Misschien heeft hij wel gelijk. Maar dat zeg ik hem natuurlijk niet, want dat schijnt hij niet prettig te vinden.

Ik vertelde het geval aan een collega: Ik heb den schilder op bezoek gehad...

Hij sprong op van zijn stoel: Wat? heb jij Schilder op bezoek gehad!

Neen, neen, zei ik, die niet.

Tot zoover de schrijver.

Ook ik heb iets beleefd (in den geest natuurlek).

Vandaag den kuiper in mijn tuinhuisje gehad. Wel een rommel. Duigen, hamers, tonnen, vocht, spaanders, Phoenix. Toch een mooi gezicht, als zoo'n zuurkoolvaatje opknapt, 't Was maar wat repareeren, want de houtpositie schijnt nog niet schitterend te wezen.

Gezellige vent, die kuiper, een allemansbroeder bovendien (behalve dan van wie dat niet wezen wil). Ik heb gemerkt, dat deze menschen een massa levenservaring opdoen. Ik herzeg: ervaring. En dan: ervaring van „het leven". Ze komen overal, in hun kuipery en er buiten; staan geregeld in je bijkeuken en gluren naar binnen, natuurlijk net, als je je ongegeneerd uitrekt en gaapt omdat je denkt dat toch niemand weet, •wie Me Voila is.

Hij — d.i. mijn kuiper — was een prater. Dat zija ze niet allemaal, noaar deze wel. Onder De Reformatie door een zeer stichtelijk gesprek gehad. Hy verraadde een diep inzicht in de r/iensehelijke natuur.

— Ik kom overal, professor, en je ontmoet een hoop narigheid. Maar de vrouwen

Ik vreesde minder frisache onthullingen, dus kuehte ik en onderwierp mij een oogenblik geveinsdelijk aan De Reformatie — Maar 't was niet noodig.

•— De vrouwen, ziet u, die hebben het vaak veel te druk, En dan al die kinderen ....

• Hij zuchtte en gaf een klop met den hamer. Het heele geval bleef mij wat wazig, maar hij ging door:

— Ze hebben het te druk met al die kinderen.

Weer een zucht en een kiop. — Masr ik heb een hoop van ze geleerd, een hoop. Om uit de •wazigheid te ra/Ken, vroeg ik: wr.t liabbsn ze U dan geleerd, TOJrJieer Verburg (zoo beet hij, ea ik ben graag laeleefd vooral tegen zulke goeie menschen),

— Wel, ik dacht vroeger dat de voorga , igers altijd gslijk hadden en hun zin mochten hebben, Daarom bea ik nou ook kuiper. Mijn vader zei: ga studeeren voor profeet, jongen; maar ik was zoo eenkennig, dat ik dit doorzette alleen omdat ik het eenmaal hrd gezegd ea niet omdat ik zoo graag wou. Ik ben eigenlijk kuiper gebleven zonder miJn zin, omdat ik mijn zin wou hebben, als u mii begrijpt..

Ja, ja, zei ik, v/at aarzelend, want hij ging mij diep genoeg.

— Maar die vrouwen met kinderen hebben mij geleerd, dat het niet goed is, om een kind 9Qit gelijk te gev^n.' Hfibt u Y/el eens opge.'et, dat ze nooit een van de kinderen heelemaal gelijk geven als ze hen eenmaal in drift buiten de deur gezet hebben? Zoo houden zs hun vrede met zichzelf. En groote mensehen zijn net kleine kinderen: als ze eenmaal zioh. hebben doen gelden als openbare aanklager van Gods gezag......

Het begon me te interesseeren.

— Wat bedoelt u, mijnheer Verburg?

— Wel, je moet iemand nooit in het fijne puntje, waar het om gaat, heelemaal gelijk geven, als je hem eenmaal buiten de deur gezet hebt. Want je hebt nooit heelemaal gelijk („je" in den eersten zin, zei de heer Verburg zelf m.et een knipoogje tegen mij, is e': i ander dan „je" in den tweeden zin, begrijpt u wel? )

Ik zeg; , Je (d.w.z. mèn-min-ik) hebt nooit heelemaal gelijk. En die zin ia óók zoo te lezen: je hebt nooit heelemaal ongelijk. Je woord misschien wel, maar je persoon niet. Wel als je 't uitrekent misschien, maar in je hjut hoop je dan allicht op 'n rekenfout. Net als Jehu, die had ook geüjk, maar toch zat het niet goed. Je dankt zoo gauw: twee maal twee is vier, maar dat is niet altijd zoo zeker.^We schaffen dus den

ijver af, want Jehu deugde niet.

Ik was wel .wat verbluft bij deze philosophische taal; zou hij liet Praeadvies gelezen hebben?

-— Ik bedoel dit: als je je eens kwaadmaakte op jezelf, omdat zoo'n blaaskaak van een jongen opeen scherp gestelde v r a a g van je zelf precies heeft geantwoord, de redactie van de vraag voor je eigen rekening latende, uit respect voor je gezag, en je hebt later in de gaten-gekregen, dat je vraag verkeerd gesteld was (b.v. van n i e t s te leeren dat niet h e e l e m a a l o v e r e e n k w a m met „Wedergeboren") en dat je liem dus op een valsohen grond buiten de deur gezet hebt, dan zou je natuurlijk gelijk hebben. Maar later denk je: ik laat me toch niet door de heele buurt «an die EIGEN VRAAG van mijzelf herinneren, want Ik laat me door niemand afbekken. Want alE ze mij afbekken, dan hebben ze al niet heelemaal gelijk meer, viad ik.

Hij klopte en zuchtte: ja, die vrouwen, daar heb ik een hoop van geleerd. Nooit ccvpituleeren in je eigen „tuciht", al ws, s die ook mis.

Ik dook weer in De Reformatie. Merkwaardige kerel. Eigenlijk niet zoc weltfremd, wat hij beweerde. Mis-ScJiièri iheeft hij wel „succes". Maar dat zeg ik hem natuurlijk niet, want dat schijnt hij, als ik het woord zijn klemtoon geef, niet prettig te vinden.

Ik vertelde het geval aan een collega: ik heb den kuiper op bezoek gehad

Hij Verschoof eens zijn stoei en dacht na. Wat? heb jij Kuiper op bezoek gehad?

Ja, ja, zei ik, die was het.

Zijn familie van twee kanten, die hem laat schreven, heeft het vaak over „den toon”.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 februari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUWTI

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 februari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's