GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een Woord van twee friesche Predikanten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Woord van twee friesche Predikanten.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij aankomst, verleden, week (ik schrgf 1 Dec.) vond ik in het nummer van 29 Nov. het artikel van ds J. Hettinga, op bl. 73/4.

Zooeven, waarschijnlijk te laat voor het e.v. nummer, ontving ik van de post een contra-artikel van twee der Priesche predikanten, dr J. Schelhaas Hzn. te Tzummarum en ds L. v. Urk te Sexbierum. Eerst dacht ik erover ds Hettinga zelf uit te noodigen, het van een onderschrift te voorzien, desgewenscht; — maar teneinde niet langer inzenders op te houden, voorzie ik het zelf maar van eenige aanteekeningen. Gemakshalve, ter voorkoming van onnoodige herhaling, geef ik het stuk in achtereenvolgende gedeelten, telkens met mijn antwoord:

Aan de Redactie van „De Reformatie".

Geachte Redactie,

In „De Reformatie" van 29 November 1947 komt onder het hoofd „Stemmen uit onze kerken" een artikel voor ^ van de hand van Ds J. Hettmga van Harimgen, waarin over de schorsing van br. S. Hoekstra als diaken van de kerk van Sexbierum gehandeld wordt. Omdat in dit artikel naar ons oordeel een niet in alle deelen zuivere voorstelling van zaken gegeven wordt'en onze namen hierbij worden genoemd, nemen wij de vrijheid, U opneming van dit ingezonden stuk te verzoeken.

Het is ons hierbij niet te doen om behandeling van heel dit artikel, omdat de schorsingsgronden voor zichzelf spreken.

Inzenders „behandelen" niet „heel" het artikel van ds Hettinga. Dat is jammer, want het molentje blijft op die manier maar draaien. Hieronder zullen.inzenders him verontwaardiging aan den dag leggen over dat spreken (door br. Hoekstra) van „valsche kerk". Maar men kan daarover geen verstandig woord, dat tevens hier ter zake is, zeggen, als men niet eerst ingaat op schorsingsgrond nummer één: dat br. Hoekstra zich niet gehouden heeft aan het kerkeraadabesluit, voorjaar 1947, inzake het g e z a m e n 1 ij k bevorderen van de eenheia in het midden van de gemeente te Sexbierum. Natuurlijk is dit besluit, afgezien dan nog van het hebraïsme („in het midden van") onduidelijk. Als men echter naar den tekst het ook maar even overweegt, voelt men, dat het van den Heere God verboden is, net zoo zeer als de belofte, die vrijmetselaars afleggen in de loge, of de valsche kerk vordert van haar leden. Ik bedoel dit: men belooft hier elkaar, bij elkaar te blijven, hoe het ook gaat. En dat mag niemand den ander beloven. Dat is een valsche-kerk-besluit: onze gegeven „si.inousia'' (bij elkaar zijn) in elk geval bewaren! Men MOET alles beloven aan den Heere wat Hij vordert, want Hij vordert geen handelingen, dan waarvan men alle consequenties aan Hem MAG en MOET overlaten; maar men MAG aan de mènschen letterlijk niets beloven, dat zij van ons vorderen zóó dat wij de consequenties niet kunnen overzien. Ik MAG niet bij voorbaat beloven, dat ik dingen zal doen, waarvan ik niet weet, wat ze zijn, of wat ze inhouden.

Zoo vragen de vrijmetselaars onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan onbekende geboden van de menschelijke gezagsinstanties, die daar zijn; en Hitlor deed dat ook, en de valsche kerk van Sexbierum (of bestaat die daar soms nérgens volgens inzenders? ) doet desgelijks. Natuurlijk zit de fout, de zonde, van dat heele kerkeraadsbesluit (voorjaar 1947) in dat woordje , , gez am e nlij k". Wat beteekent dat? Beteekent dat wel iets anders dan: wij, mannetjes, die hier bij elkaar zitten zullen de eenheid bevorderen, hoe het ook gaat, zoo, dat in elk geval wij mannetjes b ij elkaar b 1 ij v e n ? Ik zie geen anderen uitleg, tenzij dan, dat ik zeggen moet: de heeren hebben elkaar nog eens eraan herinnerd, dat er een formulier van bevestiging van ambtsdragers is; maar daarvan maak je toch geen apart kerkeraadsbesluit?

Het woord „gezamenlijk", gelezen gelijk het anno 1947 bedoeld zal zijn, beteekent: deze mannen blijven in elk geval bij elkaar. Maar dat is een goddelooze belofte. Want dan kunnen „deze mannen" verder in meerderheid besluiten wat ze willen, de minderheid kan dan nooit handelen naar de kerkenordening, artikel 31. En, de meerderheid kan dan NOOIT SCHOR­ SEN. De minderheid heeft dan bij voorbaat gezegd: deze mannetjes blijven bij elkaar, hoe het ook gaat, en dus halen wij een streep door het bijbelsche woord: scheidt u af, zoo noodig. En de meerderheid heeft dan bij voorbaat gezegd: deze mannetjes blijven bij elkaar, hoe het ook gaat, en dus halen wij een streep door de artikelen 79, 80, waarin de Kerkenordening.spreekt over schorsing van ambtsdragers, die een openbare grove zonde doen. Zoo'n besluit is net zoo slecht, als dat brouwseltje van het eiland Urk, waarover destijds hier uitvoerig geschreven is; óók zoo'n formuletje, waarmee een meerderheid de getrouwe honden aan den ketting wou leggen, opdat ze nooit écht zouden bassen. Inzenders weten, wat Jesaja zegt van waakhonden, die niet eens blaffen kunnen.

De zonde wreekt zich dan ook. Want nu komen de geesten voor den dag. Zeker, br Hoekstra schijnt (ik weet het niet, maar krijg den indruk) gezegd te hebben: ik stem vóór, toen voorjaar 1947 dat besluit werd genomen. Nu zeggen inzenders: hij hield zich niet aan zijn woord, schors hem. Maar br Hoekstra kan zeggen: ook gij hebt voorgestemd, gij houdt u niet aan uw woord, want gij werpt me uit den kerkeraad. Hij moet hen dus schorsen. Ziet men de dwaasheid niet? ER MAG IN DEN KERKERAAD NOOIT EEN BE­ SLUIT GENOMEN WORDEN, DAT KERKENOR­ DENING OF BELIJDENIS UITSCHAKELT.

En d i t besluit van voorjaar 1947 heeft door het woord „gezamenlijk" gezegd: we blijven bij mekaar, HOE HET OOK GAAT. D% laatste woorden nu worden verboden door art. 7 der Confessie, en art. 31 der K.O. Dte geesten werden inderdaad openbaar: d-meerderheid wou de minderheid-schaakmat zetten, en toen de minderheid eindelijk begreep, dat de zaak verkeerd was behandeld, en teruggreep naar de belijdenis en de kerkorde, toen zei de meerderheid: maar ru schorsen we u.

Toen deed die minderheid ineens een k-e r k o r d é-lij k gebaar. Maan ze had eerst met de minderheid afgesproken : we maken alle kerkordelijke gebaren die ons in den zin zullen komen, behalve het gebaar dnc op verbreking van onze „gezamenlijke sunousia", ons bij elkaar aan één tafel zitten, zou v^sranderen. Het aan-eén-tafel-zitten is evenwel wat anders dan het aan-die-tafelder-ee'nheid-zitten. Dat br Hoekstra (ik ken hem niet) dat niet dadelijk bedacht heeft, is te begrijpen. Dat een doctor in de theologie het niet doorheeft, is minder goed te verstaan. Ds Knap heb ik eens hooren zeggen in een lezing over het geweten: Herodes had „het" wel beloofd, maar toen Salome kwam met den eisch: het hoofd van den Dooper, had hij moeten zeggen: ik mocht niet onbeperkte inhoud en onvoorwaardelijk beloven, ik zal geen tweede zonde aan de eerste toevoegen, en ik gsef dat hoofd dus niet. De logica van Sexbierum luidt evenwel: schorsenswaardig was Herodes geworden, als hij het hoofd van den Dooper niet gegeven had, want HIJ HIELD ZICH AAN HET KONINKLIJK BESLUIT NIET. O, het geknoei in de kerken, hoe wreekt het zich. In Urk en Sexbierum, en overal. Hoe het zij: INDIEN br Hoekstra zich niet hield aan het besluit, dan de i n z e n d e r s evenmin. Laat hen zichzelf nu schorsen, want zij zijn geen haar meer waard dan br Hoekstra.

Als van br Hoekstra gezegd kan worden, dat hij zich aan dit ongeoorloofde kerkeraadsbesluit niet meer houden wil, dan zeg ik, als buitenstaander, die dus niets weet van wat ginds gebeurd is, dan alleen den tekst van dat besluit: deze broeder heeft zich van een dwaalweg bekeerd, en zijn schorsers lieten dat na. En nu wordt h ij geschorst, en z ij vermeten zich, op te treden als handhavers van Gods recht tegenover' hem. — Voorts:

Daarom maken we alleen de volgende opmerkingen: Ie. Wanneer br. S. Hoekstra van oordeel is, dat in de Geref. Kerken geen H.A. meer kan worden gevierd en hij ook weigert aan de viering daarvan deel te nemen, dan moet het voor leder duidelijk zijn, dat hij in die kerken niet meer ambtsdrager kan zijn.

Hier komt de „verstókking" voor den dag. Eerst is gezegd: „gezamenlijk", zooals-we hier zitten, d.w.z. beroofd (door een onbevoegde synode, we lieten ons gemakshalve maar berooven), .beroofd van het gezelschap van broeder S. Greijdanus, en van duizenden anderen, onder wie de leden der buiten het verband g e z e t t e kerk van Bergschenhoek (die wij als ze hier logeerden niet aan tafel zouden „mogen" ontvangen, en ook niet WILLEN ontvangen, want we hebben de grens van onze gehoorzaamheid afgeteekend in ons woord , , gezamenlijk") bevoi-• deren wij de eenheid van Sexbierum. Gezamenlijk sluiten WIJ dus uit, wie, naar onze protesten zelf zeggen, door Christus niet uitgesloten zijn. Wij vieren avondrnaal, maar zonderen bij de voorbereidingspreek en bij de censura morum één afgod uit van do lijst der te verbranden afgoden: wij sparen den afgod der , , gezamenlijkheid-hoe-het-ook - g a". Wij dienen eerst elkander en daarna, zoover het nog pas geeft, den Heere. De afgod der sunousia-van-ons-gezamenlijk (sunousia = samenzijn) wordt niet verbrand in Sexbierum, en daarom wilk; n we den God-der-koinoonia-van-wie-samen-één-lichaamzijn (ook in Kampen en Bergschenhoek) wel als Gastheer toelaten, mits Hij ons op dit punt niet m o l e s t e e r e (koinoonia = gemeenschap). Nu zeggen hier twee friesche predikanten openlijk: als iemand verklaart, dat hij niet in Sexbierum van Christus' tafel uitzonderen wil de broeders en zusters van Bergschenhoek, omtrent wie dr J. Ridderbos en zijn genooten niet eens aan hun eigen mènschen durven vertellen, dat ze door hen in synode van het kerkverband buitengesloten zijn (de Acta verzwijgen dit), en als die iemand dan daarnaar handelt, wel, dan is zoo iets een openbare grove zonde, die den bedrijver voor de wereld eerloos maakt en in een ander gemeen lid der kerk de afsnijding waardig gerekend zou worden. — We vervolgen:

2e. Bij de schorsing van br: S. Hoekstra als diaken was centraal in geding, dat hij verklaarde, dat de kerk van Sexbierum een valsche kerk geworden was, en dat hfl toch ambtsdrager wilde blijven in die naar zijn oor-• deel valsche kerk.

We hebben hier dus een openlijke critiek van inzenders op dr Abraham Kuyper. Die stelt, Tractaat Reformatie Kerken, bl. 176, het geval, dat „mijn eigen kerk" (hij bedoelt: de plaatselijke) „krank" of „verminkt" is. Hii^zegt dan: „Ik heb dus volstrekt niet te letten op wat elders plaats grijpt, maar alleen te letten op mijn eigen kerk. De solidaire verantwoordelijkheid voor hetgeen elders geschiedt, komt voor rekening van den KERKERAAD', niet van de enkele leden". Let wel, ondergeteekende gelooft, dat dr A. Kuyper hier met onjuiste en min of meer imagfinaire schema's werkt. Hij is het daarin met Kuyper niet eens, evenmin als dr Ridderbos, dr H. H. Kuyper, en de andere synodocraten tegenwoordig. Maar daar loopt het niet over. 't Gaat over de vraag, of dr Schelhaas en ds Van Urk mogen zeggen: wij achten art. 79 en 80 toepasselijk op ons kerkeraadslid br Hoekstra.

Welnu, dan zegt Kuyper elders, bl. 162: „(We) gaan in deze § uit van de vooronderstelling, dat een kind van God lid is van een kerk, die metterdaad valsche kerk geworden is, om voorts te onderzoeken, hoe hij alsdan in het werk der reformatie te verkeeren heeft" , , Te zeggen: „ik loop er uit", is egoïstisch, zelfzuchtig gedacht" ' , , Voorzooveel aan hem ligt, zal hij die kerk dan niet uit de hoogte berispen, maar met doordringenden ernst manen en bidden " (163) Daarna gaat dr A. Kuyper handelen over „het geval, dat niet een gewoon lid, maar een D'ienaar des Woords zich gedrongen voelt, om zijn kerk als valsche kerk uit te werpen" (uit te roepen? ? ? ), bl. 166. We raken hier dus het probleem der AMBTSDRAGERS, zooals het geval van br Hoekstra. Ambtsdragers hebben te maken, ook volgens Kuyper, met de solidaire verantwoordelijkheid, zie boven. Welnu, als zoo'n ambtsdrager (D. d. W.)-zich gedrongen voelt, om zijn kerk als valsche kerk uit te werpen (roepen), dan, aldus Kuyper, nog steeds bl. 166, vloeit , jUit die OVERTUIGING een tweeerlei bijzondere verplichting voort. Vooreerst de verplichting, om de getrouwen te waarschuwen VAN DEN KANSEL en mét zich te voeren, en ten anderen de verplichting, om den dienst des Woords elders in een ware kerk van Christus te zoeken of ook in de plaats zijner woning een nieuwe kerkstichting tot openbaring te brengen. Begraven mag hij - zijn talent niet, en ZIJNE ORDENING BLIJFT ONGEDEERD, ook al is de kerk, die hem eens ordende, in een valsche synagoge des Satans omgezet".

Ook Kuyper zou dus zeggen: br Hoekstra moet zich als ambtsdrager blijven beschouwen. En nu zeggen inzenders: hij doet juist daarin een openbare grove zonde, die den bedrijver en wat daar verder volgt.

Let wel: pndergeteekende heeft al in 1944 zijn eigen meening omtrent de te volgen procedure kenbaar gemaakt en behoeft dus noch met Kuyper, noch met iemand in of om Sexbierum zich in dit artikel te confronteeren. /

'Daar is het hier niet om te doen. Hier gaat het alleen om die ééne vraag: weten ze in Sexbierum nog wat schorsen is? Antwoord: neen. Deze friesche dominees vallen ook zelf in de zonden hunner synode.

Volgende week de rest.

K. S.

onze verantwoordelijkheid

ten opzichte vAn onze kinbeRen, het zAAö bes veRBonös, speciAAL ALS öeze in miLitAiRen öienst zijn.

Hoe weinig wordt déze verantwoordelijkheid beseft, ' ook in onze vrijgemaakte gezinnen. Bijna alle ouders laten hun jongens maar gaan in militairen dienst, zonder een enkel bericht aan den kerkeraad of ouderling voor de militairen van de gamizoensplaats, waar hun kind vertoeft. En deze adressen zijn toch heusch wel te vinden in het „Handboek ten dienste van de Geref. Kerken in Nederland (onderh. art. 31 K.O.)". Niemand behoeft dus onwetendheid voor te wenden. Hoe stellen de ouders het zich voor, dat hun kind geestelijke verzorging zal genieten zonder eenige kennisgeving hunnerzijds. Heeft men dan geen enkel begrip van de groote kazernes, waar hun jongens onderdak vinden?

Er zijn kazernes bestaande uit meer dan 20 gebouwen, waarvan er zijn die meer dan 60 kamers hebben, waarop de jongens gelegerd zijn. Hoe kan nu ooit een militairen-ouderling die vaak meerdere kazernes te verzorgen heeft, uitzoeken waar zich de jongens bevinden, waarover hij van Christus-wege het opzicht heeft. Weken, niaanden zijn er mee gemoeid om do jongens te vinden, als het gelukt ze te vinden.

Er is nauwe samenwerking met de veldpredikers. Als dezen actief zijn kan de militairen-ouderling inderdaad vaak snel aan de noodige gegevens komen.

Maar helaas niet alle veldpredikers zijn actief en volgen daarin den juisten weg. Maar de ouders m o-g e n dit niet laten afhangen van het meer of minder actief zijn van de veldpredikers of militairenouderlingen. Zij hebben van God ten dien opzichte een taak en een bevel. Bovendien hebben zij bg den doop

hunner kinderen de belofte afgelegd voor 'sHeeren Aangezicht, hun kinderen bij het opwassen in de voorzeide leer te onderwijzen of te doen onderwijzen. En nu stuurt men ze rustig in militairen dienst zonder meer.

Ouders, schrikt wakker, en ziet hier Uw van God opgelegde taak. Geeft oogenblikkelijk kennis aan den kerkeraad van de g: emeente, waar uw jongen heengaat zoodra hij in dienst komt of van garnizoen verandert. Zoo kan hij aanstonds weer ter catechisatie gaan en allen bijstand genieten, dien hij zoo zeer van noode heeft. Beseft U de moeilijkheden van uw kind niet, als hij daar geheel alleen staat in zoo'n groote kazerne? De militairen-ouderling legt dan ook direct contact tusschen de vrijgemaakte jongens onderling, een contact dat zelfs in Indië nog van onschatbat-e waarde kan zijn.

Nog erger is het verzuim als uw kind in een der militaire hospitalen moet worden opgenomen. Vaak wordt de klacht vernomen, dat er geen ouderling op bezoek is geweest. Er zijn gevallen dat jongens er maanden liggen, ' zonder dat daar kennis van gegeveii wordt.

Aan wien de schuld? Hoe moet de militairen-ouderling weten dat uw jongen daar ligt? En hoe verlangen zulke jongens, daar ver van huis en temidden van een zoo gemengde omgeving, naar een geestelijk gesprek. Hoe goed dnet het ze daar eens over te kunnen praten. U weet niet, waar U uw kind van berooft.

Reeds meerdere malen is in de kerkelijke bladen de aandacht op deze misstanden gevestigd. Dit moest toch onder ons niet noodig zijn.

Vriendelijk verzoek ik alle kerkelijke bladen dez'; regels nog eens over te nemen.

Een ouderling voor de militairen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Een Woord van twee friesche Predikanten.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's