GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waar blijft de eenvoudige gehoorzaanxheid aan art 31 K.O.?

In aansluiting aan de door ons in dit nummer besproken dogmatische formule der H.H. dr F. L. Bos en ds Van Teylingen willen we hier ook eenige aandacht geven aan hun nieuwe kerkrechtelijke formule. Die is óók gepubliceerd in Eenigheid des Geloofs. We zullen hun stellingen overnemen en verzoeken op de nummering te letten. • Stelling 1:

1. Elke wettige beslissing van een kerkelijke vergadering is als zodanig bindend, en behoort voor vast en bondig te worden gehouden, d.i. als rechtskrachtig te worden erkend.

Mitsdien moet Ksrorden afgewezen: a. het z.g. ratificatie-recht der nfindere vergaderingen;

b. het recht van de tegen een wettig besluit bezwaarde partij, zich daaraan vooralsnog niet te onderwerpen of voorlopige opschorting van de uitvoering van of de binding aan het gewraakte besluit te vorderen.

Merkwaardig: onderscheid wordt gemaakt tusschen WETTIG en ONWETTIG. Maar niet tusschen „schriftuurlijk" en „onschriftuurlijk", „kerkrechtelijk-getrouw" en „kerkrechtelijk ontrouw". Het nalaten van deze onderscheiding wreekt zich straks, meen ik.

Want hieronder (zie stelling 3) wordt „onwettig" genoemd wat in strijd is met Gods duidelijk Woord (is er ook een onduidelijk? ? , dat zou strijden met de Confessie), en ook wordt onwettig genoemd wat in strijd is met de K.O. Nu, wil ds Van Teylingen ons eens zeggen: als zijn synode bij herhaling heeft verzekerd, dat de schorsingsbesluiten etc. WETTIG waren, bedoelt zij dan: Schriftgetrouw en kerkrechtelijk beantwoordend aan de geldende bepalingen? Wij meenen, dat ze een slag om den arm hield; zeggende: wel wettig genomen (wat ik loochen), maar dan toch niet boven zakelijke critiek verheven, kom maar op, maar BEGIN er naar te DOEN, minstens drie jaar lang. Bedoelt nu ds Van Teylingen dat die besluiten ONWETTIG waren in den zin van onschriftuurlijk en ontrouw aan de K.O.? Waarom voert hij ze dan uit?

Voorts stelling 1 strijdt — zooals ze daar ligt — met art. 31 K.O. Want het „tenzij" wordt weggelaten. Men zal zeggen: nu ja, daarover spreken we in het vervolg. Accoord. Maar zooals het hier staat, deugt het niet; want nu is het hek weer van den dam: een besluit kan

WETTIG genomen zijn (ik kan me voorstellen dat men wettig een besluit neemt b.v. om te leeren, dat de Zoon Gods niet uit een maagd vleesch en bloed aangenomen heeft), terwijl het toch onschriftuurlijk is. Naar dit .artikel 1 zou dus een kerkeraad het ratificatierecht moeten missen, en .veïplicht zijn het voor vast en bondig te houden. Hij kan dan uit ^tikel 3 van dit formulier wel weer opdiepen, dat hij er toch niet aan „mag" gehoorzamen, maar ik wil dan liever de WEIGERING .zelf van uitvoering van onschriftuurlijke besluiten WETTIG laten blijven, want artikel 31 K.O., dat zich niet in stukken laati knippen, stelt die WETTIGHEID dadelijk vast, EN NOEMT DE AANVAARDING van onschriftuurlijke etc. besluiten ONWETTIG, wijl de wettige AFSPRAAK der in verband tredende kerken geweest is, in art. 31: we doen het, niet; we spreken af dat we onschriftuurlijke uitspraken niet zullen uitvoeren. Ik acht het krachteloos maken van de aangenomen „wet" met nieuwe inzettingen verlies, omdat de WET­ TIGHEID van het „neen"-zeggen tot onschriftuurlijke besluiten en de ONWETTIGHEID van .het „ja" er tegen zeggen nu van het eerste plan naar het tweede is weggewerkt.

Dat „ratificatierecht" is overigens geen „récht" alleen, doch eerst een plicht. Het weg te werken is gauw genoeg gedaan, maar de onderteekenaars van deze stellingen zullen toch, voordat ze de wüde improvisaties in dezen van dr Dijk (onderteekend door de synode) overnemen, of althans er aan te hulp schieten, eerst moeten weerleggen wat collega Deddens en ik in onze brochure „Eerste of Tweede-Hands Gezag" hebben betoogd, vooral collega Deddens. Temeer, omdat ze straks ons toch onder anderen naam (toetsing-met-mogelijk-Jieid van niet bondig-houdenü) weer gelijk geven, onbegrijpelijk genoeg. Zie stelling 2 en 3.

Deze eerste stelling is dus onjuist, zooals ze daar ligt. Ze volgt een methode van pacificatie, die herinilert aan 1905. Toen heeft Lindeboom een „staart" laten inlasschen, meenende, dat de „kop" daarmee ongedaan gemaakt was. In 1942 hebben we gezien, hoe men den „kop" ons oplei, en den „staart" liet zwaaien. Hetzelfde spel is weer te herhalen. Men kan nu zeggen: een kerkeraad (waarom spreekt men hier van een „party"? ) heeft GEEN KECHT, vooralsnog zich niet te onderwerpen. Wat is niet-onderwerpen? Dat kan beteekenen: we zullen er tegen protesteeren. Maar dat is ledig, als men alvast begint uit te voeren, wat on-.schriftuurlijk of tegen de K.O. is. De uiteenknipping van art. 31 wreekt zich. En dan: voorloopige opschorting VOBDEEEN mag niet, volgens onderteekenaars. Maar daarover loopt het niet. In normale gevallen, zie hieronder, is de besluitende. vergadering (synode) ont-, bonden zoodra ze besloten heeft. Van HAAR valt dus niets meer te „vorderen"! Van de andere kerken „vorderen"? Dat wil geen mensch, want we moeten elkaar tijd laten. Het is alleen de kwestie: moeten we zelf gaan DOEN wat tegen Schrift en iC.O. ingaat? We zeggen: neen; artikel 31 K.O., art. 7 Conf. Nu stelling 2:

2. De kerkeraden zijn als in eerster instantie verantwoordelijk 'aan den Koning der Kerk, verplicht, de besluiten van meerdere vergaderingen op hun wettigheid te toetsen, en bij gebleken onwettigheid daaraan rechtskracht te ontzeggen, en op kerkelijke wijze daartegen te procederen.

Het is het ambt aller gelovigen, dezelfde controleplicht ten aanzien van het optreden van de kerkeraad — in bedrijf en nalatigheid — uit te oefenen.

„Toetsen". Best. En dan „rechtskracht ONTZEGGEN". Best. Maar: blijft dat bij ZEGGEN? Dank u wel; dat wordt ketterij, en verloochening van art. 31 en art. 7 bovenbedoeld. Er tegen procedeeren? Best. Maar intusschen toch DOEN? Dit wordt ook directe ketterij, en brengt in strijd met de K.O. en de confessie. Hier wordt TE WEINIG gezegd, en art. 31 prijsgegeven.

En dan die kerkeraden. ALLEEN ZIJ? Stel, de dominee, de ouderling, kan zich niet vereenigen met het besluit dat Christus niet behoeft of mag gepredikt te worden als uit de MAAGD geboren. De kerkeraad zegt: WIJ hebben geen bezwaar. Moet dan de dominee zeg-.gen: ik ben maar een PARTIJ (stalling 1) «n de OUDER­ LING dito? En dus toch maar alzoo LEEREN? ? CON-TiJOLE van de geloovigen? Best, best, best. Maar het onschriftuurlijk beslotene en opgelegde DOEN, ja of neen?

Stelling 3:

3. Als onwettig nloet worden aangemerkt en rechtskracht ontzegd aan

a. elk kerkelijk besluit dat in strijd is met het duidelijke Woord van God, en mitsdien ook elk conscientiebindend besluit dat niet in alles op Gods Woord is gegrond (vgl. N.G.B. art. 32);

b. elk kerkelijk besluit, dat hetzij formeel door de wijze waarop het is tot stand gekomen, of materieel in strijd is met de geldende kerkelijke rechtsregelen (de kerkenordening en verklarende bepalingen).

Ook hier weer die term: rechtskracht ONTZEGGEN. Dat zegt me niets. Er was eens in Rome een meneer, die elke speech besloot: overigens ZEG ik dat Carthago moet verdelgd worden. Maar het bleef kalm staan. Hier gaat men weer het fijne puntje voorbij. Ds van Teylingen heeft weer als synodocraat dï Bos verslagen.

Ja, maar, hoor ik zeggen, loop niet zoo haastig van stapel, kijk eens naar stelling 4. Ja, ja, ik kom er wel. Maar ik herhaal wat ik zei over het Verknippen van een eenheidsbepaling in art. 31. Dr Ridderbos zei: er staat in art. 31 voor dat „tenzij" geen komma maar een punt. Hier maakt men er een lange lijn van. Van die punt. Waarom? De waarheid is toch zOO eenvoudig? Stelling 4:

4. Hij die — na met alle daaraan toekomend respect de eventuele argumenten der besluitende vergadering te hebben overwogen — voor zichzelf b e w e Z e il acht, dat een kerkelijk besluit om een van de genoemde redenen onwettig is, kan dat besluit niet als rechtsgeldig erkennen.

Acht hij een besluit duidelijk in strijd met het klare Woord van God, Of in geval van conscientiebindiiig kennelijk niet op Gods Woord gegrond, dan mag hij zich naar de rechtens niet erkende beslissing ook in feite niet schikken. Want „men moet Gode meer gehoorzamen dan den mehsen" (Hand. 5 : 29).

Hij is evenwel verplicht het bewqs van ontwettigheid aan de betrokken kerkelijke samenkomst of beroepsinstai^tie te leveren, en inmiddels alles te vermijden, waardoor hij de kerkelijke gemeenschap zou kunnen schaden.

Rustige bespreking van het geschil mag met de laatste eis niet in strijd worden geacht.

Hier wreekt zich de fout van het verknippen. Er wordt nu gezegd: de man KAN een besluit niet als rechtskrachtig ERKENNEN (wat nog bloot theoretisch is, een bewering, een theoretisch oordeel). Verzwakking nummer 1. Daarna volgt: hij MAG het ook niet uitvoeren. Concessie nummer één, maar verzwakking nummer twee. Want hij MOET de anderen ervan trachten af te houden, omdat NIEMAND het desbetreffende besluit uitvoeren, mag; zonde mag door niemand gedaan worden. Zijn kerkeraad MAG het ook niet; maar hij is door deze onderteekenaars bij voorbaat in zijn positie verzwakt, omdat hij tot een „partij" is teruggebracht. Staande tegenover of buiten den kerkeraad. En dan: wat beteekent: de RECHTENS NIET ERKENDE BE­ SLISSING? Dat zijn eigen erkeuningsweigering RECH­ TENS is geschied? Maar tot nu toe ontbrak aan die stelling de basis. Bedoelt men: een beslissing, die RECHTENS (wettelijk) reeds zich de erkenning zag ontnomen door een vergadering? Dan moet 'hij toch daarop wachten, en krijgen we weer het kerkrecht-Ridderbos-Nauta CS.

En voorts: wat is dat? Alles vermijden, wat de kerkelijke gemeenschap zou kunnen schaden? Is de gemeenschap de uiterlijke eenheid? Dat is dan roomsch. De roomsche Bellarminus zegt: kerk(elijke gemeenschap) is de eenheid van DEZELFDE confessie en de nuttiging van DEZELFDE sacramenten. Gereformeerde belijdenis zegt: kerk is gemeenschap van ware christGELOO-VIGEN en van REINE praedicatie en ZUIVERE sacramentsbediening. M.a.w. als ik een besluit NIET uitvoer, dat naar Schrift en K.O. veroordeeld is, dan DIEN ik de gemeenscliap, door haar te helpen zuiveren. Als ik me aan de AFSPRAAK houd (niet uitvoeren wat tegen H.S. of K.O. ingaat), dan dien ik de gemeenschap ook. Schrijvers vergeten, dat wie de AFSPRAKEN niet houden, zooals b.v. iedereen doet die tegen de afspraak in, de slechte besluiten van 1942—'44 WEL uitvoert, de gemeenschap beschadigt, zooals alle synodocraten door hun prijsgeving van de afspraak, nU al vier jaar lang doen.

Stelling 5:

5. Stuit degene die aanvankelijk meent zich ook in feite niet te mogen schikken op ernstige schriftuurlijke en confessionele argumentatie van de besluitende kerkelijke vergadering, dan dient hij zich wel dubbel te bedenken, voordat hij het conflict van Hand. 5 : 29 stelt, en zich ernstig *af te vragen of hij zich niet kan vergissen.

Moet hij echter na grondige bezinning de kerkelijke argumentatie als ondeugdelijk verwerpen, dan mag hij verder niet dan naar zijn overtuiging voor God handelen.

De fout hierin is: dat men weer wordt gestuurd NAAR DE BESLUITENDE kerkelijke vergadering. Een synode is na haar besluit ontbonden, als ze normaal zit; en synodes als van 1939 tot ik weet niet hoelang (we mochten niet eens vragen, warmeer de knechtj es naar huis beliefden te gaan) die moeten we niet weer hebben. Of bedoelt men: de vergaderingen, die NA de valsch besluitende synodes de zaak bedokteren? Moeten we dan daarop wachten? En intusschen alles maar DOEN?

Neen, zullen de onderteekenaars zeggen, kijk maar naar onze uitspraak: „hij mag het niet doen". Ja, ja.

Maar ik zeg: kijk naar mijn tegenwerping over dat recht, dien plicht, en over die gemeenschap, al of niet „beschadigd". Overigens: men moet zich altijd „dubbel bedenken". Niet maar als men „neen" zegt, maar ook als men „ja" zegt. Dat vaderlijk advies zegt me hier te weinig.

En dan; dat tweede vaderlijk advies: handel naar uw overtuiging voor God. Dat komt óók te laat. De afspraak van de kerken was: niet doen wat tegen H.S. of K.O. ingaat. Men moet niet een private overtuiging maken van wat algemeen erkend recht was. Stelling 6:

6. Zolang de betrokken kerkelijke vergadering of een beroepsinstantie niet overtuigd is van de onwettigheid van het gewraakte besluit, is zij zedelijk niet verplicht dat besluit te vernietigen. Evenwel dient zij ter eerbiediging van het recht van de bezwaarde partij, die uit Schrift en Belijdenis argumenteert, hangende de bewijsvoering en het onderzoek daarvan, zolang dus de wettigheid van het gewraakte besluit kerkelijk ia het geding is, de binding daaraan althans voor de bezwaarde partij op te schorten.

Mitsdien moet worden afgewezen:

a. de eis dat men zich aan 'n onwettig geacht besluit aanstonds de facto moet onderwerpen, zonder dat de eisende vergadering daarvoor als rnotief aanvoert, dat de bedenking voortspruit uit klaarblijkelijke ketterij; b. het kwalificeren van het vooralsnog niet voor vast en bondig houden van een onwettig geacht besluit als revolutie.

c. het illusoir-maken van art. 31 K.O. door het „tenzij bewezen worde " te interpreteren als stond er: „totdat bewezen is....”.

Hier staat veel goeds in, maar het is zoo omzwachteld, dat wij zuchten: geêi ons natuur en waarheid weer, het simpele artikel 31.

Voorts: hier is' sprake van „vernietigen". In den regel kan een generaal-synodaal besluit alleen door een generale synode worden vernietigd. Maar elke kerkelijke vergadering kan het nietig VERKLAREN, het gerimdivum van dien meneer die over Carthago sprak. Dan staat „Carthago" nog wel overeind, maar de man zeU hoeft er niet te wonen of ermee te pacteeren. Stelliiië 7:

7. Indieii gëëö allefi Bëvi^édiëëHdë oplossing van hét rechtscónfliet wordt gevonden, moeten beiderzijds alle mogelijke middelen van accommodatie (d.i. schikking) worden aangegrepen, indien het materiële geschil een kerkelijke breuk niét rechtvaardigt.

Wat is rechtvaardiging van een kerkelijke breuk? Die ligt b.v. volgens Ridderbos-den Hartogh-Nauta in een niet kunnen uitvoeren van een besluit. Ze zeiden immers tot mij, schriftelijk, en later ook aan den kerkeraad van Wezep (óók schriftelijk): Kunt ge het niet uitvoeren? VERBREEK DAN HET KERKVERBAND. Polman was ook in het koor. ïk zei toen: neen, ik loop niet weg; en zóó sprak Wezep ook. Toen zeiden ZIJ: dan moet ge maar eruit. (Bergschenhoek b.v.). Wie zal nu uitmaken of „de kwestie'* een kerkelijke breuk rechtvaardigt? In 'zoo'n geval vindt de bezwaarde de breuk niet gerechtvaardigd, maar zij vinden het, die kalm beweren: wie niet accepteereh kan, moet eruit, en anders werpen we hem er uit. In zulke gevallen wordt „de kwestie" een heel andere dan de oorspronkelijke moeilijkheid. Het wordt nu: de kwestie van synodocratie. En daar loopt Üit nieuwe formulier overheen. Door de positie van de bezwaarden te verzwakken, en minder stabiel te maken dan art. 31 doet. Door hun PLICHT tot weigeren te verzwakken tot een dicutabel „recht”.

Stelling 8:

8. Deze middelen zijn aan de z; ijde van de, de wettigheid van hun gewraakte besluiten handhavende instanties:

a. prijsgeving van ordemaatregelen, die voor het behoud van de enigheid der kerk en voor de onderhouding van de dienst van God niet per se noodzakelijk zijn;

b. vervanging van conscientiebindende eisen door ordemaatregelen (toepassing van tolerantie onder bepaalde voorwaarden, die het geweten van de bezwaarde partij niet aantasten).

„Ordemaatregelen? " Wel, wel, daar staat dat droeve woord. Verbreking van de K.O. is wanorde-stichting. De meerdere vergadering, die zich daaraan schuldig maakt, de afspraken verkrachtend, moet heusch geen veer op den hoed krijgen in een advies: neem geen verkeerde, of zelfs: neem geen ordemaatregelen. Maar ze moet hooren, dat zij wanorde stichtte en de gemeenschap verbrak, en brutaal was. ORDEMAATREGELEN die niet PER SE noodzakelijk zijn? Wie maakt dat uit? Schending van de K.O. is per se verboden. Ook in 't kleinste conflict over de K.O. is de man, die zegt: naar de K.O. deugde het besluit niet, IN ZIJN RECHT. En de synode moet niet worden beschouwd als een politie, die de „orde" handhaaft. De K.O. regelt onzen communalen politiedienst, en de kerkeraden hebben de politie. Zoo zegt de confessie het. En een synode Heeft alleen te doen wat de kerkeraden niet alleen afkunnen.

Tolerantie is allang geregeld in art. 31. En als deze onderteekenaars weer die tolerantie overlaten aan de misdadenplegende vergadering, dan is weer de willekeur aan bod, en blijven zij, die het recht en de afspraak hielden, gedoodverfd als „partij" van querulanten.

Stelling 9: •

9. Deze middelen zijn aan de zijde van de bezwaarde partij:

a. waar ongehoorzaamheid-om Gods wil niet uitdrukkelijk wordt geëist: feitelijk zich schikken naar de rechtens niet erkende besluiten;

b. in het uiterste geval, indien men zich niet schikken kan en mag, en nochtans een kerkelijke breuk door het materiële geschil niet gerechtvaardigd wordt geacht; afstand van hun kerkelijke diensten om gewetensconflicten te ontgaan.

Hier wordt iets goeds gezegd, zoolang het loopt over besluiten die ons niet dwingen tot zondigen (b.v. Kampens promotierecht onthouden om drogredenen). Maar het loopt thans over wat tegen de Schrift en de K.O. gaat. En dan maar staken den ambtelijken dienst?

En dus doen maar het advies van den synodocratischen dominee Schelhaas: koekebakker worden naar een gevleugeld woord van ds D. v. Dijk? Dank u wel; wij zijn dankbaar dat Greijdanus en cand. Schilder en de duizenden anderen geen koekebakkerij hebben opgezet. Dan ware Nederland heelemaal overgeleverd aan Nauta's krommen handel en was de zaak al lang in slaap gesust. Ze hebben de gemeenschap gediend, door haar te regelen naar de bezworen afspraken.

Stelling 10:

10. Een kerkelijke breuk, die door de materiële verschillen niet gerechtvaardigd is, is alleen daardooir verklaarbaar, dat mensehelijke zelf handhaving hetzij de christelijke vrijheid (Gal. 5:1) of de christelijke liefde (1 Cor. 8 : 13) of die beide verstikt.

Dit woord zet de spade in verkeerden grond. De breuk komt na de zonde, onverschillig wie ze bedreef. Zet dit waarschuwingswo.ord dus niet pas bij het punt van de breuk, maar bij de besluiten zelf.

Conclusie: leg weg die nieuwe formule, en houd uw recht vast van 1942: het recht om beoordeeld te worden naar de AFSPRAKEN van enkele eeuwen lang; de afspraken van art. 31 K.O. en art. 7 Confessie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's