GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In den neergang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In den neergang

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II)

Uiteraard licht het Rapport van de commissie, ingesteld ter bestudeering van de instelling van een Lichaam met verordenende bevoegdheid op onderwijsgebied, ons slechts zeer sober in over den gang van zaken in de commissie zelf.

Het eenige, dat we echter mogen vernemen, is allerminst - bemoedigend. Het spreekt vanzelf, dat de commissie, werd samengesteld uit vertegenwoordigers van de vier in den Raad van Leeraren samenwerkende organisaties. Dit zijn: de Algemeene Ver. van Leeraren bij het M.O.; het „Genootschap van Leeraren aan Ned. Gym-, nasia; de R.-K. Leerarenver. „St Bonaventura" en de Ver. van Leeraren bij het Chr. Voorber. Hooger en Midd. Onderwijs. De voorzitter van den Raad van Leeraren werd als negende lid en voorzitter' benoemd.

Over de samenwerking in deze commissie meldt het Rapport alleen:

„Het volgende Rapport heeft de instemming van alle leden, hoewel er uiteraard aanvankelijk omvangrijke meeningsjverschillen waren. Versphii in levensbeschouwing en politiek inzicht vormden steeds de ondertoon der besprekingen zonder bij het opstellen van de onderscheidene onderdeden van het Rapport storend te werken."

U ziet, welk een ideale commissie door deze leden werd gevormd.

Er was wel verschil in levensbeschouwing, maar deze „werkte niet storend". Er is geeif" meerderheids-en minderheidsrapport. Men werd het allen eens. Zulk een tweeërlei rapport herinneren we ons anders nog wel uit commissies, waarvan de leden allen verklaarden te buigen voor de H. Schrift. En dat was in deze commissie stellig niet het geval.

Voorts is het ook niet zoo geweest, dat men slechts die punten in een soort gezamenlijk communiqué opnam, waarover men tot genoegzame eenstemmigheid kwam. Ook dat zoo veel geloofd procédé onzer dagen behoefde niet te worden benut. De commissie onderzocht — gelijk we den vorigen keer zagen — feitelijk meer punten, dan strikt genomen tot haar opdracht behoorden.

Als U hierdoor nog niet van het wonder, dat in het werk van de commissie tot openbaring kwam, U wilt laten overtuigen, dan blijft U nog één tegenwerping over: natuurlijk was het onderwerp, dat aan de commissie werd opgedragen ter bestudeering, zoo geheel onttrokken aan het rechtstreeksch gezag der Schrift, dat geloovigen en 'ongeloovigen door eenvoudigs uitwisseling van gedachten tot overeenstemming vermochten te komen.

Een dergelijke tegenwerping zou wel een noodsprong zijn. Men zou, via de „gemeene gratie" in haar meest verwerpelijken vorm, gelijkheid van visie postuleeren bij geloovigen en ongeloovigen inzake het onderwijzen der kinderen. We stelden den vorigen keer reeds vast, dat deze commissie heeft bepaald de grens voor de taak van de Overheid op ondervrijsgebied. Daarover is bijna de geheele vorige eeuw gestreden. In dezen strijd is de A.R.-partij gevormd.

Daarin is ook de antithese-gedachte tot grootsche ontwikkeling gebracht.

En zou men dan hierbij een punt ontdekken, waarin die antithese zich niet doet gelden?

Bovendien is zulk een tegenwerping ook in tegenspraak met het woord van den dichter van Psalm 119, die, wetendei dat „de goddeloozen hopen (hem) te doen omkomen, acht geeft op de getuigenissen" des Heeren, waarvan hij belijden moet: „Aan al het volkomene heb ik een einde gezien, maar Uw bevel is zeer wijd", (vs 95 vlg. vert. Noordtzij).

En weer rijst de vraag, hoe het dan mogelijk is, dat in deze commissie alles zonder eenige „storing" verliep. Waarom trad de antithese niet duidelijk aan het licht?

Het antwoord is in feite reeds in bovengeeiteerde uitspraak van het Rapport gegeven: Wanneer „verschil in levensbeschouwing" wel den ondertoon der besprekingen vormde, maar nooit „storend werkte", dan is volgens geen der leden dezer commissie ooit een punt aan de orde geweest, waarin het geloof in de Schrift als eenig richtsnoer voor het leven in geding was. Anders zou de eisch van gehoorzaamheid aan dei Wet Gods stellig een „storende" factor geweest zijn. Want de Wet des Heeren berust niet in het eonstateeren van „verschil in levensbeschouwing", maar drijft onverbiddelijk tot het stellen van het ultimatum; zich te buigen voor den eisch van den levenden God.

Het is dan ook begrijpelijk, dat er gesproken wordt van levens beschouwing en van politiek i n - zicht. Er had moeten staan: levens overtuiging en politiek b e 1 ij d e n. Wanneer het geloovig leven naar het Woord des Heeren tot een beschouwing wordt gedegradeerd, en het uitroepen van de ordinantiën van den Almachtigeji Schepper, zooals Hij ze ons wüde geven in Zijn Woord, wordt gequalif iceerd als een politiek inzicht, dan is de antithese reeds gedenatureerd. Dan lacht de Satan, omdat hij zijn doel heeft bereikt, wat hem negentien eeuwen geleden, toen het Evangelie van Jezus Christus voor het eerst in Europa werd verkondigd, in de stad Philippi, mislukte door het ingrijpen van den apostel Paulus.

In Philippi, zoo lezen we in Hand. 16 : 17, riep een slavin, onder de werking van een boozen geest van Paulus en de zijnen, dat zij „een weg tot behoud" verkondigden. Een weg tot behoud! Prof. Grosheide in de k. Verkl. merkt hierbij op, dat het roepen van deze vrouw, dat Paulus een weg van behoud' naast andere, die gepredikt worden, verkondigt, een gevaar beteekent voor het werk Gods. „Zij relativeert het, en Paulus mag dat niet verdragen". In zijn bestrijding richt de apostel zich dan ook regelrecht tot den boozen geest. En door zijn bevfel in den naam van Jezus Christus behaalt Paulus de overwinning. •

De overwinning ? Velen in onze dagen zouden dit betwijfelen. Want wat waren de gevolgen hiervan? Welk een actie werd hierdoor tegen Paulus en Silas ontketend, omdat ze mogehjk was geworden! Heel de kans om het Evangelie in Philippi te brengen is in één slag vernietigd! Paulus en Silas werden in den binnensten kerker geworpen.

Maar Paulus en Silas waren niet ontmoedigd door hun gevangenschap. Zij wisten, dat in den weg der gehoorzaamheid het Evangelie ook in Europa zou worden verbreid. Daarvan hadden zij nog juist weer het bewijs ontvangen. Hoe werd de eerste bewoner van Europa voor' den Christus gewonnen? Lukas, die er getuige van was, beschrijft het ons als volgt: „En een zekere vrouw, Lydia genaamd, een purperverkoopster uit de stad Thyatire, die God vereerde, luisterde toe. En de Heere opende haar hart, zoodat ze acht gaf op hetgeen door Paulus gesproten werd."

Wanneer we dus nooit een gelegenheid willen laten voorbijgaan om den Christus te prediken, mógen we nooit anders spreken, dan hetgeen is naar het voUe Woord Gods.

En hoe is het hiermee gegaan in den arbeid der commissie ? Gelukkig zijn we omtrent dezen arbeid uitvoeriger dan het Rapport mogelijk was, ingelicht door het referaat, dat üoor een der vertegenwoordigers van de Ver. v. Leeraren bij het Chr. V.H.M.O. in deze commissie. Dr P. Doornenbal, Rector van het Chr. Lyceum te Den Haag, is geleverd op de jaarvergadering van deze vereeniging.

deze vereeniging. In dit referaat'^) behandelt Dr D. ook voorgeschiedenis en strekking van het Rapport. Dusdoende houdt hij zich ook bezig met het feit, dat allen instemden met het Rapport, en zegt daarvan:

„(die instemming) was ten aanzien van sommige punten eerst mogelijk na een uitvoerige gedachtenwisseling, die tenslotte leidde tot een zodanige formulering, dat allen door hun handtekening hun instemming met de inhoud van het rapport konden betuigen." (pag. 7)

Gelet nu op de samenstelling van de commissie, zeggen deze woorden ons genoeg. Men heeft elkaar gevonden in een bepaalde formuleering. Men moet dus weer zijn toevlucht hebben genomen tot woorden, die in verschillenden zin kunnen worden geïnterpreteerd. Want, zooals aanstonds zal blijken, de tegenstellingen zijn geenszins in aUes opgeheven. We moeten dus met de woorden van het Rapport zeer voorzichtig zijn.

Maar er is nog iets ergers. We wezen er reeds op, dat men in verband met de instelling van een Lichaam een afbakening moest vaststellen voor de taak van de Overheid in engeren zin, en daarnaast voor die van het LichEiam tegenover de Overheid en de scholen. Hier heeft men zeer concrete punten opgesomd. Daarover kon men dus nooit tot overeenstemming komen, als men niet geheel gelijk den omvang van die onderscheiden taken begrensde. En dus staan we voor de vraag: wie» heeft hier gecapituleerd? En wie heeft hier de winst behaald?

Ter vergadering te Utrecht betoogde Prof. Dr L. W. G. Scholten, die met Dr Doomenbal de Chr. Ver. vertegenwoordigde, dat de invloed van de Prot.-Chr. had gezegevierd over de opvattingen van de anderen. Wij zijn van meening, dat, nu men gekomen is tot een zoodanige formuleering, dat allen er mee in konden stemmen, en er geen sprake is van bekeering, het tegendeel het geval moet geweest zijn. Dat kan men heel eenvoudig te voren vaststellen. Want in elke samenwerking kan de door allen aanvaarde norm nooit een grootere mate«van zuiverheid vertoonen, dan de verst verwijderde groep voor zich aanvaardt.

En we hopen het te bewijzen ook.

H. M. MULDER.


1) Verschenen als bijlage van het Orgaan „Chr. Gymn. en Mldd. Ond." van 29 Mei '48 bij Welters te Groningen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

In den neergang

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's