GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gewraakte apologie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gewraakte apologie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

i

Een bijdrage tot rechte beoordeeling van den apologeet dr A. de Bondt.

In het „Gereformeerd Weekblad" van 26 April j.l. begon dr A. de Bondt met de bestrijding van een gedeelte uit de brochure van ds J. A. Schep „Te eng gebonden! Wat nu? " en wel van het hoofdstuk daaruit, dat tot titel draagt: „De toepassing der binding in het geval cand. "H. J. Schilder".

In „De Reformatie" van 14 Mei d.a.v. gaf prof. Schilder reeds eenige opmerkingen over deze artikelen; hij constateerde o.m. dat dr de Bondt „alweer onwaarheden" schreef.

Reeds voor ik deze reactie onder oogen kreeg begon ik zelf met de weerlegging van een deel van dr de Bondt's betoog. Daarin kwam ik tot de conclusie dat het oordeel van prof. Schilder nog te vriendelijk was, . omdat het aan een bepaald verschijnsel in dat artikel was voorbijgegaan.

Waar de veronderstelling dat men prof. S.'s oordeel nogal onheusch vond niet te gewaagd mag worden genoemd, zal een zwaarder oordeel nog des te meer verzet ontmoeten. Mede daarom acht ik het juist eerst de feiten op te sommen, om dan daarna te zien of een scherpe veroordeeling gerechtvaardigd is.

Ds Schep geeft in het betreffende hoofdstuk van zijn brochure blijk het boek van ds H. J. Schilder „Op de grens van kerk en secte" goed gelezen te heblaen. Hij citeert meerdere malen uit dat boek, zonder ooit

aan te geven op welke bladzijde het geciteerde te vinden is. Dezelfde onvolledigheid treffen we ook aan in het artikel van dr de Bondt; bij hem is het zelfs niet eens altijd duidelijk of hij rechtstreeks, dan wel via de brochure-Schep aanhaalde.

D'at dr de B. niet vriendelijk gestemd is t.a.v. dézen geweerden candidaat kan sommigen vanzelfsprekend lijken; voor alle zekerheid laat hij dat no|; maar eens merken ook. Hij betoogt immers (in deel I van zijn artikel) dat in 1944 candidaten uit het ambt werden geweerd, omdat ze geen instemming wilden betuigen met de leeruitspraken van 1942. Hij schrijft dan letterUjk: „Cand. S. maakte op deze groep geen uitzondering. Ook hij kon geen instemming betuigen. Niet iedere, candidaat heeft een memorie in 10 punten ingediend. En later een boek van ƒ 20.— over zichzelf geschreven.''

Zachtmoedige lezers die zich stoeten aan de uitdrukking „alweer onwaarheden", mogen zich verheugen over de allervriendelijkste toon van Sezen singulieren apologeet der synodale (mis) handelingen.

Het mag terecht bevreemding wekken dat dr de B. eerst nu komt met bestrijding van het „witboek". Hij had daartoe toch reeds een jaar lang de gelegenheid. Waarschijnlijk was het te vermetel om dat boek rechtstreeks te bestrijden; het valt nu eenmaal niet mee de feiten-taal der officieele stukken te ontkennen. Mogeüjk rekende dr de B. er op dat dit boek in zijn kring toch niet 'zou worden gelezen, wat me, gezien de uiterst geringe reacties in dien kring, helaas geen misrekening lijkt te zijn geweest. Nu echter ds Schep een deel van dat boek onder de aandacht brengt van het „kerkvolk", en bovendien het „geval cand. Schilder'» gebruikt als bewijs voor 2djn stelling dat in 1944 inderdaad te eng gebonden is, nu wordt het tijd in te grijpen. En dr de B. is gaarne bereid ds Schep tot de orde te roepen (schorsen doet men de schrijvers van zulke brochures allang niet meer!) én het door ds Schep verontruste kerkvolk nog weer eens - -iuidelijk te maken dat deze cand. terecht uit het ambt geweerd werd. Want, zoo zegt dr de B. aan het slot van deel ni van zijn art.: „Persoonlijk ben ik van mening, dat de uiteenzetting van Cand. S. hem in strijd brengt met art. 33. Maar de Synode heeft hem alleen geweerd, omdat hij geen instemming kon betuigen met de genomen leerbeslissingen.'' Nu is dat Idatste één der door prof. S. bedoelde onwaarheden: het rapport van de Commissie voor de Zwarigheden, uitgebracht op 2 Juni 1944 (een rapport dat zelf reeds, voorzoover ik kon nagaan, tenminste één halve waarheid en twee heele leugens bevat) constateert o.m.: „4. Hij weigert te aanvaarden, dat de Sacramenten, gelijk in Art. 33 N.G.B, wordt geleerd, aanwezig geloof verzekeren."

Het officieele rapport van de Synode, d.d. 6 Juni 1944, heeft dit punt niet woordelijk overgenomen, maar achtte deze afwijking reeds daarin te bestaan, dat , , cand. Schilder bezwaren houdt tegen de leeruitspraken van 1942, bepaald tegen de daarin voorkomende aanhaling uit de verklaring van 1905; ". (Zie „witboek", resp. p. 254 en p. 194).

Voor ieder die lezen kan staat er dus in de opmerking van dr de B. dat de huidige ds H. J. Schilder een ketter is, hij wijkt hnmers af van de confessie.

Wie reeds eerder soortgelijke apologetische geschriften van dr de Bondt heeft gelezen, zal het niet ontgaan zijn dat zijn betrouwbaarheid in het citeeren te wenschen overlaat. Een onderzoek van de door hem, samen met ds J. Weggemans, geschreven brochure „Verbond en Doop" kan dat gemakkelijk aantoonen.

Wat dat aangaat is dr de B. nog niets veranderd. In één geval is dat, wat betreft zijn nieuwste pennevrucht, wel bijzonder duideUjk.

In deel II van zijn artikel citeert dr de B. cand. Schilder. De laatste weigerde n.l. te aanvaarden dat de Sacramenten de bezegeling zijn van aanwezig geloof en dus „van metterdaad geschonken, dat is hier in feite gerealiseerde beloftegoederen, die gedacht worden in geloof reeds aanvaard te zijn, welk als aaaiwezig gedacht geloof dan weer de „wedergeboorte" als de facto geschied vóór de toediening van het sacrament als vooronderstelling vereischt". (Witboek, p. 118). Dr de B. meent nu dat cand. S. zich, door zulk beweren, nogal van CaMjn gedistantieerd heeft. (Alsof dat, zonder meer, zoo veel te beteekenen zou hebben!) Deze afwijking van de gedachten van Calvijn wordt o.m. bewezen met behulp van een viertal citaten uit de dissertatie van dr S. van der Linde, getiteld: „De leer van den Heiligen Geest bij Calvijn", waarop deze in 1943 te Utrecht promoveerde tot doctor in de godgeleerdheid.

Het 3e hoofdstuk daarin handelt over den Heiligen Geest en Zijn werkingen. Eén der onderdeelen van dit hoofdstuk is getiteld: „De Heilige Geest en het leven der kerk." De Ille paragraaf van dat onderdeel handelt over „De Heilige Geest en de Heilige Doop". Aan deze paragraaf nu ontleende dr de B. zijn citaten, en wel één van elk der bladzijden 184 t.m. 187.

Het eerste (op p. 184) is dit: „De Heilige Doop is een middel, een zegel, tot de versterking van het reeds geschonken geloof. Dat volgt uit het begrip sacrament, zooals Calvijn het ons voorstelde. Calvijn bevestigt dat op vele plaatsen. De Heilige Doop is een bevestiging der ons geschonken genade, een appendix, om de genade te verzegelen.'' (Curs. van dr v. d. L.).

Dr de B. schijnt hier voortreffehjke ateun te ontvangen. Maar 4 regels na het eind van dit citaat begint een nieuwe alinea aldus: „Daarom gaan Heilige Doop en geloof, d.w.z. Heilige Doop en Heilige Geest tezamen. Den Doop bedienen zonder voorhanden geloof (buiten den kinderdoop) is een goddelooze ontheiliging." (Gespatieerd van mij, J. M. Z.). 't Is duidelijk dat hier gehandeld wordt over den Doop bediend aan volwassenen, nadat ze hun geloof beleden. Dat kan, ten overvloede, eveneens worden afgeleid uit hetgeen dr v. d. L. iets verder (begin van p. 185) schrijft: „Wanneer God toont, tot kind te hebben aangenomen, d.w.z. wanneer de Heilige Geest ontvangen werd, dan laat de dienaar tot het teeken toe." Deze uitspraak heeft slechts dan zin, als bedoeld wordt aan te geven dat van de werking van den Geest in den betrokken persoon iets te constateeren valt voor anderen. Dat „iets" kan dan o.m. zijn het doen van openbare behjdenis des geloofs.

Nog steeds handelend over dezen volwassenendoop, schrijft dr v. d. L. — en hier vond dr de B. zijn tweede citaat —: „In dien zin zijn de sacramenten toch wel degelijk ook de verzegeling van het werk van den Heiligen Geest in ons en niet maar van de belofte ervan." Ook dit s c h ij n t zeer ten gunste van dr de B. Dr V. d. L. maakte deze opmerking echter in een bepaald verband, n.l. handelend over de zekerheid des geloofs: „ zoodat tot zijn Heiligen Doop toevlucht neemt, wie de zekerheid der vergeving zoekt, maar do vernieuwing door den Heiligen Geest is hier, zoomin als elders, te elimineeren." Dan volgt de zin die door dr de B. werd aangehaald. Dtr v. d. L. maakte deze opmerking om daarmee de gedachte van zijn collega dr G. Oorthuys — die voortdurend tegenover elkaar stelde Gods genade in ons én Gods belofte — af te wijzen. Vandaar dat dr v. d. L. vervolgt (p. 186): „De Doop is inuners daarom niet krachteloos, omdat Christus' belofte niet faalt. Op God ziende, is de Doop a 11 ij d waarachtig, want God beeldt af, wat Hij wil schenken, wanneer wij dat door ons ongeloof niet weigeren en verhinderen." (Spatieering van mij, J. M. Z.).

Ieder normaal lezer zal, zonder moeite, opmerken dat hier niets anders staat dan wat van onze zijde, in den strijd rondom de beteekenis van den Doop, naar voren is gebracht. Hier valt alvast niets te constateeren van een vollen Doop, alleen voor de uitverkorenen, tegenover een niet-vollen Doop voor de overigen. Bovendien staat in dit citaat ook nog dat niet ieder die dezen waarachtigen Doop ontvangt, de beloofde heilsgoederen vroeg of laat zal ontvangen. Oin van het „voorwaardelijke" karakter der belofte maar niet te spreken.

Men zóu kunnen meenen dat dr de B. geciteerd had uit een geschrift van prof. Veenhof. Het wekt echter niet de minste verwondering dat we dit citaat niet vonden bij dr de B. Immers, hier geeft dr v. d. L., op gezag van Calvijn, den genadestoot aan de gekunstelde onderscheiding van tweeërlei Doop. Maracaibo, Venezuela.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Gewraakte apologie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's