GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Laat het bootje nog aan den oever, menschen!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laat het bootje nog aan den oever, menschen!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Martin Buber, een wonderlijk man, schreef een boekje: Der Grosse Maggid.

Daarin, S. 134, volgend verhaal:

In de keizerlijke burcht werden leelijke aanslagen tegen de Joden beraamd. Toen reisde Rabbi Schmelke, met zijn leerling Mosche Leib (van Sassow), naar Weenen om het booze plan te verijdelen. Het was evenwel ijsgang op de Donau; de rivier was bedekt met drijvende schollen. Beide mannen stapten in een smal bootje; niet meer dan twee konden erin. Ze stonden rechtop in het bootje: rabbi Schmelke zette het lied in, dat gezongen was aan de S c h e 1 f z e e; en de bas van den man uit Sassow viel toen ook in. Zoo nam het bootje zijn vasten gang door het ijs. In Weenen liepen de lieden met open mond te hoop naar den oever, en al heel gauw wist men ook aan het hof van de aankomst der wonderlijke reizigers. Nog denzelfden dag werd Rabbi Schmelke ontvangen door de keizerin en vond bij haar gehoor.

Wat is nu het fijne puntje tusschen „Den Haag" en „Amersfoort" ?

Den Haag herhaalt: stap in het bootje, Ridderbos en Schilder, en Schilder, - — zoo is het de vorige maal gezegd, officieel — begin jij dan te bidden.

Amersfoort zei evenwel, enkele maanden geleden: wat samen bidden? Gij hebt gebeden tot God dat WIJ de liederen die wij zingen als psalmen van bevrijding, zouden leeren schrappen van ons kerk-en persoonlijk répertoire. Want het zijn volgens uw gebeden geen psalmen, maar revolutieliedjes. Dat hebt gij aan Grod gezegd, heel duidelijk en heel openlijk. Als gij Schmelke-Ridderbos, gaat zingen in het bootje, dan kan Mosje Leib-Schilder niet de baspartij nemen; want gij zegt van Schilder: hij zingt niet het lied van de Schelfzee, het lied van de Vrijmaking, maar zijn liedje van de gewaande vrijmaking. Dat moet hij afleeren. Daarom, zoo vervolgde Amersfoort: zeg nu eerst eens ronduit, Ridderbos, of gij nóg meent, dat Schilder zoowel vóór als i n Den Haag een revolutieliedje heeft voorgezongen. Dan pas kunnen we erover denken, het bootje van den oever weg te halen, samen erin te stappen, om samen den Filistijn in „Weenen" op den schouder te vliegen. We houden u aan uw gebeden.

Toen zei Den Haag wederom: we moeten in het bootje. We zullen het nog eens vragen. En zingen zullen ze, Ridderbos en Schilder. De rabbi Schmelke en zijn afvallige afgezette leerling van Sassow. Zingen zullen ze; en als de Sassower zegt: ik doe het niet, dan zullen we allemaal aan den oever staan en in spreekkoor zeggen: h ij. w i 1 niet, h ij wil niet, h ij wil niet. Ds Bos zal het zeggen. En Utrecht-Noord-West houdt het niet instappen op het moment, dat de één nog tegen den ander openlijk in loopt te roepen, niet voor vast en bondig. We zullen wel eens zien, wie er mee doet in ons spreekkoor-van-alsdan.

Den Haag zei: instappen. Het bootje in. IJsschotsen zullen zich voor uw bootje laten wegdrijven, a 1 s ge maar samen zingt. Zing dan toch het eenheidslied.

Maar Den Haag had nog geen woord gezegd over het te z i n g e n lied. Rabbi Schmelke zong nog: de vrijmaking is tegen de VRIJMAKING (van de Schelfzoe: eer verdorre mijn rechterhand, eer ik daaronder mijn naam zet (letterlijk geschreven). En wie ook maar een gekloofde haar afwijkt van mijn lied, die is een Weener! En Mosche Leib bezwoer nog steeds: eer verdorre mijn tong, eer ik zoïi loochenen, dat de vrijmaking conform de Vrijmaking was. Hij heeft met Douwe van Dijk in de Noorderkerk de eerste vergadering na de vrijmaking meegemaakt: v/at werd daar gezongen. Gezongen van de Vrijmaking en de vrijmaking: God baande door de woeste baren en breede stroomen en dwars door de winden en de ijsschollen ons een pad. Ik hoor het nog, ik hoor het nog.

En nu heb ik alleen maar dit te zeggen: menschen, blijft bedaard. Laat het bootje nog maar vastgemeerd. Amersfoort heeft gezegd: welk lied wilt ge zingen, Ridderbos? Het onze kent ge. Handhaaft ge uw vervloeking nog? Zoo neen, zeg het dan eindelijk eensmet rondewoorden.

Geen antwoord nog.

Menschen, wacht nu eens kalmpjes af. Honderden bezwaarden BINNEN de synodocratie hebben hun eigen synode bezworen: het was mis, ge hebt die lieden èn die liederen vergeefs vervloekt, en ge hebt niet gezongen uit den bundel van „de kerk alleir e e u w e n".

Welnu, menschen, wacht nu eens rustig af wat ze in Den Haag aan dieeig-en menschen zullen' antwoorden. Of ze nóg zullen zeggen: om Gods wille, zing met die rebellen de kerkelijke marseillaise niet mee. Of ze nóg zeggen: Mosche Leib is rebel, hij hoort in Weenen, niet in het bootje, zoo spreekt de Heere.

Eerst als Schmelke met Leib ten aanschouwe van heel de kerk het eens geworden is over het te zingen lied, en Schmelke wil verklaren, dat Leib geen revolutie gepleegd heeft, eerst dan kunnen ze samen probeeren of er' plaats is in één bootje.

Om misverstand te voorkomen: Mosche Leib van zijn kant houdt vol, dat Schmelke revolutie pleegde. Hij soebat ook heelemaal niet om in een bootje naar Weenen te gaan, want hij vindt dat Schmelke Weensche dingen deed tegen de kerk.

Is het teveel gevraagd, dat Schmelke aan de synode van Mosche Leib gehoor geeft, welnu, laat hem dan eerst rustig antwoord geven aan zijn eigen menschen, die in brieven schreven, dat het bootje van 1944 niet van „Creta" had mogen afvaren. Niet vanwege de gevolgen, maar vanwege de wet van den Reeder aller kerkelijke Booten en bootjes.

En geef niet aan de Haagsche trekkers aan de touwen van het ranl^p Donaubootje de kans, door nerveus gedoe de stem Van hun eigen bezwaarden in de synodocratie als oostindiseh dooven te laten verloren gaan onder het stemmengemurmel van de stuurlui aan den kant, die zelf almaar weigeren met ijsschollen te gaan vechten.

Bootje aan het touwtje laten, totdat die Haagsche synode gesloten is, we de concrete antwoorden op de concrete bezwaarschriften weten, het liedboeksken van Israels pelgrims naar beider redactie weer hebben kunnen lezen, om dan na te gaan of er een bootje kan worden bemand met deputaat Schmelke of deputaat Mosche Leib. De namen doen natuurlijk niet ter zake, het komt maar op de zaken aan.

Want zóó zong men aan de Schelfzee:

De Heere is een Krijgsman de wagens van Farao en zijn heir wierp Hij in zee Ook de keur van zijn adjudanten Gij hebt in gunst dit volk geleid.

Hierbij denkt Mosche Leib zeer concreet aan het volk, waar men Greijdanus eert, H. J. Schilder laat preeken, en geen mensch wegstuurt van de synode die zoo trouw sprak als D. v. Dijk en B. A. Bos, schrijver destijds van een uitstekende brochure tegen de usur­ patoren van de kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Laat het bootje nog aan den oever, menschen!

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's