GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van crisis tot crisis....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van crisis tot crisis....

DE „KUYPERIANEN".

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE „KUYPERIANEN".

(II)

In ons eerste artikel gaven we een schetsteekening van die stroonüng onder de leden der Gereformeerde kerken, welke haar stempel ontving van de Afscheiding en haar „Vaders". Het zijn de mannen en vrouwen, die leefden en leven uit de bronnen, welke door Gods genade in het begin der vorige eeuw zijn opengesprongen en nimmer ophielden te vloeien.

We willen nu een andere nuance onder de Gereformeerden onder de loupe nemen, n.l. die der „kuyperianen".

Voor wie leeft uit de Schriften en' in de belijdenis der Gereformeerde Kerken waarüjk de vertolking van zijn geloof vindt, is en blijft Kuj^per een profetische, reformatorische figuur.

Om dat ten volle en voor goed te weten moet men maar eens de moeite nemen een jaar of tien, b.v. gedurende de periode van 1878—1888 dagelijks met Kuyper mee te leven door middel van zijn Standaard en Heraut. Op den afstand, welke onze tijd scheidt van het decennium, waarin de stichting van A.R. partij en Vrije Universiteit plaats vonden en de Doleantie een feit werd — een afstand, welke graspollen en slootjes doet vervagen, maar de breede waterstroomen en de hooge bergen te scherper markeert — ziet men dan Kuyper midden in de levensbranding zijner dagen. Hij peilt de verwoesting, welke de Revolutie (met een hoofdletter!) in het negentiende-eeuwsche leven aanricht, tot op den bodem. Hij beeft van toom en trilt van zorg, als hij de voortwoekering van de God-loosheid, de atomiseering en de individualiseering waarmede het liberalisnie de europeesche menschheid zegende, gadeslaat. Hij voorvoelt met instinctieve scherpte en zekerheid wat uit die verwording moet voortkomen. „De oligarchie der financieel en intellectueel bevoorrechte klasse leeft uit", — zoo roept hij zijn , , mannenbroeders" en heel Nederland al in 1891 toe. „De massa is in gisting geraakt. Het sociaal belang is op den voorgrond getreden. En met dreigende taal en nog dreigender gebaren vraagt het gedrukte volk den liberalisten rekenschap af, waarom indien dan het volk souverein is, dat souvereine volk in zijn massale afmetingen nog langer door deze oligarchie moet worden vertreden".

Met briljante veelkleurigheid en veelvormigheid van taal en stijl en gedachten kanoneert en mitrailleert hij dan iedere openbaring van deze leven verwoestende en Grod vertoornende Revolutie. En hij zwoegt dag in, dag uit om de oogen der geloovigen open te scheuren voor het dreigende, doodelijke gevaar. Al zijn enorme liracht spant hij in om de christenen ervan te doordringen, dat ze overal en a 11 ij d, op iedere plaats waar ze staan, in iedere functie welke ze bekleeden, in eiken kring waar ze optreden, den HEERE moeten dienen. En met een scherpte van blik en een diepte van geest, welke men thans zoo ontstellend schaars vindt, en tegelijk meer dan ooit noodig heeft, ontdekt hij en dreunt hij het den zijnen toe, dat ook in zijn dagen de gevaarlijkste menschen in den strijd des HEEREN die groep van geloovigen zijn, welke, warmhartig en teergevoelig, alleen maar over liefde en eenheid spreken, maar niets beseffen van den afgrond waarboven ze leven! Deze lieden openen de harten voor iedereen, behalve voor hen die in alles naar Gods geschreven woord willen leven. Zij strekken de handen uit naar allen, die zich christen noemen, behalve naar hen die het in alles willen zijn.

Speciaal ontplooit zich Kuyper's profetische en reformatorische kracht en trouw in zijn rusteloqzen arbeid om de kerk terug te leiden naar de gehoorzaamheid aan haar Koning. Neen, die is voor hem niet in de eerste plaats een theologische strijd! Het is een wegdoen van de zonde! Het is een breken met wat Christus' kerk verwoest. Het is een strijd des geloof s. Het is een moment in den dienst des Heer e n ! Reeds in 1868 roept hij het van de oude Vaderlandsche kerk uit: „Verslapt in geestelijke kracht, is ze ontrouw geworden aan haar oorsprong, heeft ze haar verleden verloochend, het pas begonnen werk gestaakt en, rustende op haar lauweren, de massa's eenvoudig aan hun ellende en onkunde ten prooi gelaten, om voorts te liefhebberen en te knutselen, een steekspel, maar geen strijd met de leugen aan te binden, ja, om, tuk op haar gezag en haar gezag alleen, haar leeraren wereldsch, haar instellingen geesteloos, haar woord dubbelzinnig te maken, en door het verlies van elk besef van roeping, haar zedelijk geweten, als kerk van Christus, geheel te verkrachten".

En wanneer, ook als zegen op z ij n arbeid, de kerk tenslotte in een acute crisis geraakt, een crisis waarin het, zooals altijd, oppervlakkig gezien, om een kleinigheid ging, maar waarin feitelijk heel het leven der kerk, haar kerk-of niet-kerk-zijn, op het spel stond, dan staat Kuyper, voor wat hij zoo lang als eisch des Heeren had gepredikt! Neen, dan neemt hij niet de toevlucht tot de reeds eeuwenlang bekende en gehanteerde „vrome" leuzen van „trouw zijn aan de kerk" en „de kerk niet scheuren" e.d. — neen, dan IS hij trouw en dan BLIJFT hij zeer gewillig om de breuk der kerk — haar breuk met Gód — te heelen in het breken met het kwaad waar God over toomt.

Juist in dat trouw zijn in de crisis, in dat b 1 ij - ven oproepen tot een leven uit het geloof, als de crisis acuut wordt, als het er op of er onder gaat, als waarheid moet worden wat men als Gods wil heeft gepredikt, blijkt de reformatorische prediker de reformator van de daad.

Ontzaglijk groot was Kuyper's invloed op het geloovige volk in het Nederland van de negentiende eeuw.

Toen hij optrad leefden de gereformeerden voor zoover deze nog in de boeken van de Ned. Herv. Kerk stonden ingeschreven, kerkelijk geheel en al op den achtergrond. Wel vormden zij het over-overgroote deel van het kerkvolk. We kunnen zelfs rustig zeggen, dat héél het eenvoudige, vrome volk gereformeerd was. Maar in de officieele kerkelijke wereld telden ze niet mee. Ze werden beschouwd als aanhangers van een „leersysteem", dat in de verlichte negentiende eeuw ten ondergang was gedoemd. Ze waren vertegenwoordigers van een „nachtschool", die moest worden „afgetrapt". En deze eenvoudige vromen koesterden zelf ook geen kerkelijke ambities. Als in hun omgeving een dominee stond die de „oude waarheid" bracht, dan verdrongen ze zich om zijn kansel, al moesten ze er ook uren voor loopen. Was in hun buurt zoo'n prediker niet, dan stichtten zij elkaar in hun conventikels, die in grooten getale overal bloeiden. Of ze lieten zich geesteUjk voeden door de vele „oefenaars", welke de vereeniging „Vrienden der Waarheid" het land inzond.

Over het algemeen bemoeiden deze menschen zich niet met de politiek. En aan het cultureele leven van ons land namen ze niet deel. Ze schuwden dat alles zelfs: behoorden die „terreinen" niet tot de „wereld", en lag deze niet in het „booze"?

Onder deze menschen nu trad Kuyper op. Hen zocht hij. Want aan hen wist hij zich geestelijk verwant. Zij leefden „in steile afhankelijkheid" uitsluitend uit Gods genade. Gods Woord was in hun leven alles. Zij bogen er voor met een volkomen hart. Met scherpen blik ontdekte Kuyper in deze eenvoudigen de mannen en de vrouwen van wie hij veel, ja, alles verwachten mocht in de komende worsteling om kerk en koninkrijk Gods; zij vormden voor hem het groote krachtsreservoir, waaruit hij in zijn strijd permanent zou kunnen putten — als het hem tenminste gelukken mocht deze wereldschuwe geloovigen ervan te doordringen, dat de

Heere hen tot gehoorzaamheid en dienst riep in ie-, deren sector van het menschenleven.

Aan de activeering van dit, van het „groote" leven afgewende volk Gods wijdde Kuyper zich allefeerst en met al de krachten en gaven van zijn groote genialiteit.

Toen hij zich bij zijn komst in Amsterdam — Augustus 1870 — aanstonds opnieuw en met onstuimige kracht en vaart in den kerkdijken strijd wierp, ontdekte hij al heel spoedig, dat de zaak mis ging. Zijn kerkelijke actie vond daar geen begrip en daarom ook geen steun. De menschen, die zich om zijn preekstoel samenpersten, keken hem vreemd aan en lieten hem alleen staan als hij hen tot reformatorische daden wilde opstuwen. En de oorzaak van dit ellendige verschijnsel was voor den veldheersblik van dengenialen dominee niet lang verborgen. Hij herinnerde zich opeens met groote klaarheid, dat Beets hem, bij zijn entree in Utrecht, dit wijze woord had toegevoegd: als ge op kerkelijk of ander terrein iets wil bereiken, moet ^e allereerst bedacht zijn op het „create an opinion" (kweek een overtuiging!)

Welnu, geleid door dit woord, wendde Kuyper toen het roer. In zijn Heraut, die in 1877 haar nieuwen loop begon, ging hij zijn volk onderwijzen. De „opinie" zou worden „gecreëerd"! Want drong eenmaal, gerugsteund door een pittige theologie, en gedragen door een gemeente, die kennisse der heiligheden bezat, een geestelijk kerkrecht door, och, dan zou er niet veel beroering meer noodig zijn, op 's Heeren tijd weekte zich dan vanzelf af wat tot onze kerk niet hoorde" (!)

Kuyper is na enkele jaren over de resultaten van zijn .werk reeds bizonder tevreden. , , Nog slechts enkele jaren — aldus de Herautredacteur in Sept. 188.2 — is , , De Heraut" aan de bepleiting der rechtstreeks gereformeerde beginselen getogen, en nu reeds is het gelukt, de tegenstelling tusschen deze beginselen en de Vermittelungs-theologie onder Staatstheologen duidelijk te maken. Een niet zoo kleine "kring van theologen heeft den moerasbodem der Vermittelungs-theologie reeds vaarwel gezegd, om zich op het vaster erf onzer historische theologie terug te trekken. Op kerkrechtelijk terrein wordt de strenge en onverbiddelijke consequentie van deze beginselen reeds gevoeld. De gemeente begroet over het algemeen genomen, de wederopleving van haar historisch verleden met ingenomenheid".

En inderdaad, duizenden waren naar Kuyper gaan luisteren. Ze spelden Standaard en Heraut. Met innige dankbaarheid aanvaardden ze in Kuyper hun van God gegeven leider. Onder zijn aanvoering wilden ze strijden en zoo noodig alles offeren. Door Kuyper's woord was een nieuwe wereld voor hen opengegaan! Een nieuwe roeping greep hen met onontwijkbare kracht en ernst in het hart. Ze beefden voor en toomden over de zonden der kerk, die Kuyper hun aanwees. 2je ontdekten de verwoestingen, welke het modemisme en het liberalisme, maar ook het halfslachtige christendom in kerk en wereld aanrichtten. Wat Kuyper hen leerde was Evangelie. En zoo wies de Antirevolutionaire partij gaandeweg in kracht en invloed. Zoo kwam de Vrije Universiteit tot stand, gekoesterd in de sterke, bijna mystieke, liefde van duizenden. Zoo werd in 1886 en volgende jaren de reformatie der kerk door duizenden „ter hand genomen".

Het waren sterke, vrome, strijdvaardige — dikwijls ook strijdlustige — mannen, die oude kuyperianen. Ze hadden heldere koppen. Kuyper had hen denken geleerd. Hij had hun de „gereformeerde waarheid" als een prachtige, monumentale dom voorgetooverd. 'Ja, hij had hun zelfs' een boeiende, imposante, wijde perspectieven openende, „levens-en wereldbeschouwing" geschonken. Ze kenden nu „in beginsel" de structuur, het leven van „kerk, staat en maatschappij". En ze wisten wat hun daarin te doen stond. Met innige vreugde mochten zij over deze schoone dingen denken en spreken. En zij wilden ook met alle krachten strijden om kerk, staat en maatschappij te reformeeren naar het hen zoo volkomen meesleepende ideaal. In het debat over de waarheid: over heilsorde, kerk, gemeene gratie, verbond en doop, waren ze geduchte tegenstanders. Met ijzeren, dwingende logica drongen ze dan hun tegenstanders in den hoek en op de knieën.

Hun kerk hadden deze broeders innig lief. Het gereformeerde kerkrecht was hun in het bloed gevaren. Ze kenden en beleefden het. De „synodale genqotschapskerk" haatten ze met een volkomen haat. Sikkel noemde haar eenmaal de groote hoer. Ik heb er wel gekend, die na de Doleantie een belofte hadden afgelegd nimmer meer een kerkdienst van „het Genootschap" te zullen bijwonen. Ze hielden van een heldere, forsche, liefst wat voorwerpelijke preek. Van zwevende theorieën, halfheden en vaagheden gruwden ze. De „ethischen" verfoeiden ze. En „methodisten" — in hun terminologie was dat woord een verzamelnaam voor subjectivisten van allerlei slag — waren hun aartsvijanden. Met vreugde en groote bekwaamheid organiseerden ze zich voor den strijd op „heel het terrein van het leven". Kuyper had hen van de noodzakelijkheid van dergelijke organisaties geheel en al overtuigd en hij onderwees hen dagelijks in de techniek er van.

Ontzaglijk veel werk is er door deze mannen — en vrouwen! — in den loop der jaren verzet. Groote offers hebben ze jaar op jaar gebracht. Voor wat voor armzalige tractementen zwoegden — zonder morren! — dominees en schoolmeesters?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Van crisis tot crisis....

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's