GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

DE WAGENWIJD OPENSTAANDE DETIK.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Groningsch Kerkblad publiceert de Groningsche ierkeraad den tekst van een drietal bij hem ingekomen brieven:

Hiermede brengen ondergetekenden, belijdende leden Uwer kerk, onder uw aandacht, 'dat zij met belangstelling hebben kennis genomen van het besluit van de Synode van Den Haag ten aanzien van de samenspreking.

Daaruit hebben zij opgemaakt, dat voornoemde Synode bereid is op grond van Schrift en Belijdenis met de Deputaten van onze Synode te spreken over alles wat ons gescheiden heeft en nog houdt, met de duidelijk omschreven bedoeling, om op grond van te blijken geloofsgemeenschap tot een hernieuwd kerkelijk samenleven te komen.

Hoewel de basis van dit samenleven niet nader wordt omschreven, zijn ondergetekenden van mening, dat uit de brief aan onze Kerk te Kampen duidelijk blijkt, dat opzettelijk alle met Schrift en Belijdenis overeenstemmende wegen zijn open gehouden, zodat als resultaat van samenspreking eventueel teruggekeerd kan worden naar Schrift en Belijdenis alleen, óf, zo dit wenselijker mocht blijken, eenzijdigheden kunnen worden afgesneden, of eventueel gezamenlijk een nieuwe formulering •betreffende Verbond en Doop kan worden opgesteld.

Ondergetekenden zijn van overtuiging, dat de toegestoken hand om Christus' wil moet worden aangegrepen! Zal het gebed van onze Hogepriester voor ons niet ijdel zijn, dan zullen onze Kerken niet mogen weigeren samen te spreken. Zó is het reeds door de Synode van Groningen gezien, welke Synode ons heeft opgewekt te bidden en te werken voor een mogelijk te openen deur om wederom met de broeders (zusters), met wie wij eertijds kerkelijk verbonden waren en ook nu nog in de fundamentele stukken van de leer der zaligheid niet verschillen, in contact te komen.

Aemgezien onze Kerken geen Deputaten voor samenspreking meer hebben, bidden ondergetekenden U, In gehoorzaamheid aan Christus' gebed, het Uwe te doen, om te komen tot de bijeenroeping van een buitengewone Generale Synode (via Classis en Particuliere Synode), welke het onze Kerken gedane verzoek zal dienen te beantwoorden.

Met grote klem verzoeken zij U spoedig in dezen stappen te willen ondernemen en hen in te lichten over het door U te nemen besluit.

Met nadruk willen ondergetekenden vastleggen, dat zij geen behoefte gevoelen dit schrijven als petitionnement aan te merken, doch ten bewijze van het feit. hóé deze zaak in de gehele Gemeente leeft, hebben zij besloten dit schrijven gezamenlijk aan U te richten.

De kerkeraad heeft aan de drie schrijvers het volgende geantwoord: c

In onze vergadering van 17 October hebben wij de brief van 24 September j.l., die door U mede ondertekend is, gelezen en besproken.

Wij besloten U persoonlijk daarop te antwoorden en niet over het aangegeven „correspondentie-adres", omdat wij U niet gaarne een weg zien betreden, die zo gemakkelijk voeren kan tot een groepsvorming of partijstrijd, waarvan het droeve voorbeeld in de gemeente des Heeren te Corinthe ons ter waarschuwing beschreven is.

U vraagt ons „stappen te willen ondernemen om te komen tot de bijeenroeping van een buitengewone Generale Synode" in verband met het besluit van de z.g.n. „Haagse Synode" van de gebonden Geref. Kerken.

Nu zouden wij kunnen volstaan met U, ten antwoord, te herinneren aan het besluit van de Kerkeraad d.d. 20 Sept. '48 om onze Generale Synode te Amersfoort aldus te adviseren „geen deputaten voor „samenspreking" te benoemen, aangezien duidelijk is, dat er geen wederkeer is tot Gods Woord, zoals blijkt uit de handhaving van de genomen onschrlftuurlijke leerbeslissingen en zondige schorsingsbesluiten".

Met blijdschap hebben we daarna van het U bekende Amersfoortse Synodebesluit kennis genomen en het voor vast en bondig gehouden.

Omdat het nu verder duidelijk is, dat er ook bij de Haagse Synode geen sprake is van berouwvolle wederkeer tot de HBERE God, Wiens Woord verlaten is en nog steeds weerstaan wordt, daar immers alle besluiten en de daarmee in verband staande vervolging en uit­ werping van gelovigen zonder een woord van schaamte gehandhaafd zijn, zo hebben wij er ons wel voor te wachten met kerken, die ongebroken in deze zonden voortleven, m „onderhandeling" te treden.

Dat wij evenwel niet volstaan met U dit slechts in herinnering te brengen, maar hieraan nog iets toevoegen, heeft zijn reden in de door U genoemde gronden, waarop U meende ons Uw verzoek te moeten doen.

Wij kunnen niet verhelen, dat deze gronden ons ernstig hebben verontrust.

Het diepst heeft ons getroffen Uw mening „dat de toegestoken hand om Christus' wil moet worden aangegrepen" en de daarop volgende woorden „zal het gebed van onze Hogepriester voor ons niet ijdel zijn dan zullen onze kerken niet mogen weigeren samen te spreken".

Dat U hiervoor verwijst naar hetgeen onze Synode te Groningen in 1946 besloot, berust op een misverstand, daar toch deze Synode bedoeld noch gezegd heeft over de besluiten van 1942 en de daarop gevolgde daden te willen onderhandelen in z.g.n. „samenspreking".

Zo dikwijls als in 1946 het onschrlftuurlijke woord „samenspreking" door onze Synode gebruikt werd, is het tussen aanhalingstekens geplaatst om daarmee uit te drukken, dat er van een eigenlijke samenspreking geen sprake kan zijn, nu de HEBRE God Zelf Ingegrepen en scheiding heeft gemaakt tussen hen, die de zonden van 1942 en volgende jaren bleven vasthouden en hen, die Hij de genade gaf zich daarvan te mogen vrijmaken.

De strijd, toen gestreden, was een geloofsstrijd, waarin we wisten (en nog steeds weten) in Zijn weg te zijn.

En zouden we nu het gebed van onze Hogepriester ijdel maken, als wij in deze weg blijven voortgaan en allen, die zeggen Hem te vrezen, opwekken: „Kom, ga met ons en doe als wij? "

Onze Heere bad in Zijn hogepriesterlijk gebed niet om eenheid van allen, die zich met Zijn Naam noemen, eenheid van alle vergaderingen, die zich , , kerk" believen te noemen, eenheid van „kerken", óók die de waarheid van Zijn Woord in ongerechtigheid ten onder houden en evenals de boze dienstknecht uit de gelijkenis, terwijl de heer toeft te komen, zijn dienaren begon te slaan en smadelijk te behandelen. Lucas 12 : 45. Hij bad niet om de eenheid van het oude Verbondsvolk, omdat ze toch allen één God (van Abraham, Izak en Jakob), één besnijdenis, één pascha, één „bijbel" (die van het Oude Testament) hadden.

Hij zeide wél tot Zijn discipelen: ziet. Ik zend u als schapen in het midden der wolven", Matth. 10; 16a. „Zij zullen u uit de synagoge werpen, ja de ure komt, dat een iegelijk die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen", Joh. 16 : 2, maar nergens heeft Hij gezegd: erenigt u kerkelijk met alle Israëlieten, want zij zijn Gods verbondsvolk.

Juist omdat Israël het volk des Verbonds was, daarom riep de Heere Jezus het terug van achter zijn blinde leidslieden: Komt herwaarts (hierheen) tot mij, Ik zal u rust geven". Matth. 11 : 28.

Zijn roepen tot bekering bracht onder het éne verbondsvolk verdeeldheid en scheuring, die soms zeer pijnlijk werd gevoeld tot in gezinnen en families toe: meent gij, dat ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen? Neen, zeg ik .u, maar veeleer verdeeldheid. Want van nu aan zullen er vijf in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie; de vader zal tegen de zoon verdeeld zijn en de zoon tegen de vader; de moeder tegen de dochter en de dochter tegen de moeder; de schoonmoeder tegen haar schoondochter en de schoondochter tegen haar schoomnoeder", Lucas 12 VS 51—53. En op de Pinksterdag maakte Hij allen, die Hem volgden, vrij van de kwade herders en hun aanhang, toen Hij riep door de mond van Petrus: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht" (der Schriftgeleerden en Farizeeërs), Hand. 2:40, d.i. „onttrekt u of scheidt u af, opdat gij behouden moogt worden". (Kanttekening).

En hebben de apostelen anders gedaan dan hun Meester? Overal waar Paulus predikte onder „de kinderen der profeten en des Verbonds" (Hand. 3 : 25, 26) ontstond verdeeldheid, die tot afscheiding en vrijmaking leidde.

Deze verdeeldheid onder het éne verbondsvolk was niet tegen Gods wil, alsof ze zich eigenlijk moesten schamen voor de wereld, integendeel, zij was een vrucht van Gods ontferming, waardoor velen tot wederkeer werden gebracht „en prezen God en hadden genade bij het ganse volk". Hand. 2 : 47.

Zie toe, broeder, dat U het gebed van onze Hogepriester niet uitlegt in de geest van de afvallige Christenheid, temidden waarvan wij leven, die streeft naar eenheid van allen, die zich Christenen noemen, naar eenheid van ware en valse kerken en die op wereldse wijze deze eenheid vindt in het samenspreken over wat een ieder voor zich meent te zien als waarheid.

Onze Heere Jezus Christus vergaderde Zich Zijn Kerk, toen Hij kwam, door Zijn prediking en daardoor alléén, terwijl U poogt ons te brengen op de weg van onderhandelen en samenspreken, welke samenspreking natuurlijk niet door de Haagse Synode wordt gedacht als een vergadering om onze ernstige vermaningen en bestraffingen over het verscheuren van Christus' werk, dat Hij met zoveel trouwe zorg onder ons gewerkt had, •aan te horen, maar zoals U zelf schrijft: een samenspreking met als resultaat een eventuele (!) terugkeer naar Gods Woord of „zoo dit wenselijker mocht blijken het afsnijden van „eenzijdigheden" of (alweer) „eventueel" het gezamenlijk opstellen van „een nieuwe formulering betreffende Verbond en Doop".

Waé, r vindt U in Gods Woord ons deze weg voorgeschreven ?

Vergadert Christus zó Zijn Kerk? De ganse Schrift getuigt het tegendeel van wat U ons voorstelt, waarom wij U ernstig en broederlijk vermanen Uw gedachten gevangen te geven in gehoorzaamheid aan Christus, die Zijn Kerk vergadert en verenigt, bewaart en vermeerdert alléén door de zuivere prediking des heiligen Evangelies, hetwelk een kracht Gods is tot zaligheid een iegelijk die gelooft.

Laten we toch nauwlettend toezien, dat alle eigenwillige of ^wereldse ideeën omtrent Zijn vergaderingsarbeid van ons gew.eerd blijven.

Zo dikwijls als Gods volk tn de .loop der eeuwen van Zijn Verbond was afgeweken, heeft Hij in ontroerende trouw dat volk teruggeroepen en een overblijfsel uit de algemene afval gered. Dat deed Hij in 1517 en daarna uit de Roomse kerk en wat üi het bijzonder ons land 'betreft met name in de vorige eeuw door afscheiding en doleantie.

En was het ook niet een blijk van grote ontferming, toen Hij in 1944 en volgende jaren begon ons vrij te maken uit steeds verder doorgaande afval en tot Zich deed wederkeren? Was dit niet bitter nodig?

Zijn de harde oordelen, waarmee Hij ook de afvallige Christenheid in ons land reeds vele jaren bezoekt, soms zonder oorzaak?

Als ons oog daarvoor open is, is ons hart vervuld met oprechte dankbaarheid jegens onze God en Vader, dat Hij niet liet varen het werk Zijner handen, maar opnieuw door Zijn Zoon tot ons Gereformeerde geslacht gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Christus' vergadermgsarbeid binnen de afdwalende Geref. Kerken!

Wiens oog daarvoor .gesloten is, die „loochent de iZoon" practisch en metterdaad, al stemt hij volkomen „orthodox" m met de Geref. leer omtrent de persoon van de Middelaar Gods en der mensen. Al „ontkent" men geen letter van deze leer, toch zijn velen door ongeloof of kleiugeloof niet in staat Hem te zien, vrijmakende en vergaderende in onze steden en dorpen. Zij loochenen de Zoon in dit Zijn werk! Want wij kunnen toch niet de Zone Gods belijden in levend geloof en onderwijl Hem miskennen in Zijn kerkwerk?

Die de Zoon loochent in Zijn werk, dat Hij onder ons begonnen is, lieeft ook in deze zaak de Vader niet (1 Joh. 2:23), hoe „zuiver" zijn beginselen en formuleringen ook mogen zijn.

Alzo loochent In dezen de Haagse Synode de Zoon en gelooft niet, ook niet „om de werken zelf" (Joh. 14:11), die Hij de laatste jaren onder ons verricht heeft, blind als ze is voor Zijn ontferming over de door haar voorgangsters verscheurde kudde des HEEREN. Ze kan het werk des Vaders, dat Hij thans door Zijn Zoon Christus doet, ook niet zien vanwege het ongeloof veler harer leidslieden.

Maar wat de Synodes der gebonden kerken ten kwade hebben gedacht, heeft God ten goede gekeerd in de vrijmaking en wederkeer van velen.

Waar zegt Gods Woord toch dat wij met ontrouwe herders mogen of moeten „samenspreken"?

Herders, die nalaten „het zwaarste (het gewichtigste) der Wet", Matth. 23 : 23, n.l. het oordeel, d.i. het rechtvaardig beoordelen van de twistzaak der kerk?

Als de HEERE „richtend" tussen beide is getreden, wat willen wij dan nog onderhandelen over een „eventuele terugkeer tot Hem ? Lees Ezech. 35 : 13, 15 en 17.

God verbiedt het ons! „Verwerp een ketters mens na de eerste en tweede vermaning", Titus 3 : 10. Da kanttekening bij deze tekst luidt: een ketters mens, d.i. die valse leer hardnekkig drijft en voorstaat, tot verontrusting en scheuring der gemeente. Verwerp hem of mijd, schuw: .i. heb met hem niets gemeen, laat hem heen gaan, zonder met hem meer te twisten en het heilige voor zulke honden te werpen". Matth. 7 : 6.

Het heeft ons verbaasd hoe weinig sommigen beseffen het diep zondige van wat er In de Kerk des Heeren is geschied.

Alsof dat door een nieuwe „formulering" was goed te maken in plaats van door ootmoedig berouw jegens de Koning der Kerk, Die men heeft verloochend in Zitjn werk van reformatie, hetwelk Hij reeds vóór 1944 in de Geref. Kerken was aangevangen, toen Hij onze ogen begon te openen voor het heerlijk Verbond, dat Hij met ons en al onze kinderen had opgericht, maar dat in de practijk van ons Gereformeerde leven smadelijk vertreden lag, terwijl een geest van hoogheid en grootheid ons vervulde.

Het heeft ons (als die waken voor Uw ziel) met zorg vervuld, dat U kon schrijven: „ook nu nog (verschillen) wij niet in de fundamentele stukken van de leer der zaligheid".

Zou dat ook niet van de Schriftgeleerden tn Jezus' dagen gezegd kunnen zijn?

Maar hoe „zuiver hun leer" ook, ze waren blind voor de ontferming, die God toentertijd aan Zijn afgevallen volk bewees in het zenden van onze Heere Jezus Christus. Voor de noodzaak der „wedergeboorte" waren de ogen gesloten. Joh. 3.

Mochten de ogen van velen, ook in de vrijgemaakte kerken, voor deze noodzaak steeds meer geopend worden!

Het wil ons voorkomen, dat in de weg van Uw verzoek de breuk der dochter Sions op het lichtst geheeld zou worden, terwijl de diepste oorzaak der verdeeldheid is de breuk met God. Maar hoe kan men ook voor deze Verbondsbreuk een oog hebben, zolang met hand en tand aan een leer wordt vastgehouden, die deze Verbondsbreuk feitelijk uitsluit en haar aanhangers blind houdt voor de ernstige Verbondswraak, waarmee de HEERE ons thans bezoekt?

Tussen de leidslieden der gebonden kerken en ons staat het levende geloof, dat de Zone Gods opnieuw (en thans misschien voor de laatste maal tn ons land? ) 'begonnen is Zich een kerk te vergaderen in enigheid des waren geloofs.

De zaak der Vrijmaking in 1944, die thans nog als •ketters en goddeloos wordt verdoemd, zal eens bekend worden de zake des Zoons Gods te zijn.

Gedachtig aan dit kerkwerk des Heeren onder ons bidden wij: Keer weder, HEERE, tot hoe lang? En het berouwe U over Uw knechten. Verblijd ons naar de dagen, in welke Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben. Laat Uw werk aan Uwe knechten gezien worden, en Uw heerlijkheid over hunne kinderen", Psalm 90 : 13, 15 en 16.

Gedachtig aan degenen, die buiten de vrijgemaakte kerken de HEERS vrezen, bidden wij:

„Laat hen tot mij komen, die U vrezen en die Uw getuigenissen kennen". Psalm 119 : 79.

En dreigen de zwarigheden in onze ambtsbediening

ons soms te overweldigen dan vermaant en vertroost de HEBRE ons met Zijn Woord: Daarom zegt de HEERE alzo: o gij zult wederkeren, zo zal Ik u doen ' wederkeren: ij zult vooT Mijn aangezicht staan; en zo gij het kostelijke van het snode uittrekt, zult gij als Mijn mond zijn; laat hen tot u wederkeren, maar gij zult tot hen niet wederkeren", Jer. 15 : 19.

Geliefde broeder, wil met ons voortgaan in het waarschuwen'van allen, die hun wettige herders en leraren verlaten hebben om onder een Synode te blijven, die Gods kinderen uitwierp en onderwijl hoe langer hoe meer afglijdt, met haar kerken, naar de grote religieuze eenheidsbewegingen der wereld.

Bij vele gelegenheden en op velerlei wijze brengt God dagelijks dezulken op onze weg. Make Hij ons dan getrouw om Hem te belijden, want de Vader werkt tot nu toe en de Zoon werkt ook.

Wilt U toch met ons zorgvuldig houden aan onze Goede Herder om achter Hem te blijven op de weg waarlangs Hij de laatste jaren ons geleid heeft.

Het bijeenbrengen van al de schapen is Zijn werk. wij hebben ons te benaarstigen „te behouden de enigheid des Geestes door de band des vredes", Efeze 4 : 3.

In het vooruitzicht op de éne kudde, als ze ten laatste dage vergaderd zal zijn, belijden wij thans reeds: Ik ben een metgezel van allen, die U vrezen en van hen, die Uw bevelen onderhouden". Psalm 119 : 63.

Wij zijn dankbaar, dat de kerkeraad zich niet met een formeel antwoord van de correspondenten afgemaakt heeft, doch hun brief volledig en eerlijk heeft onder de oogen gezien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's