GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Beliar als „Anhypostatisch"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beliar als „Anhypostatisch"

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het v/as in de jaren der vrijmaking — die gelukkig nog steeds voortgaat — dat iemand, die thans zijn mantel met vraagteekens drapeert, maar die tóen dö uitroepteekens zijner vrijmaking aan ieder lezen liet, aan een nog niet vrijgemaakt, maar thans met ons communiceerend broeder schreef: man, schiet toch op, wat gemeenschap heeft Christus met Belial?

Zou men vandaag den steller dezer vraag aan deze zwart-op-wit geschreven uitlating van hem zelf herinneren, zonder evenwel te zeggen: dat waart gij zelf, die 't zóó hebt gezegd, dan zou hij — want hij zal 't wel vergeten hebben — ongetwijfeld zeggen: ga uit mijn buurt: dit is nu uw verwerpelijk „wit-zwarts chema".

Op gevaar af, dat men volgende week weer schrijven gaat over het wit-zwart-schema van „De Reformatie", wil ik, ziende op de haagsche synode met haar nieuwste eenheidscapriolen, aan een ieder vragen: at gemeenschap heeft Christus met Beliar? Het is een vraag van Paulus, die overigens geen man was van eenig vnt-zwart-schema, maar wél een man van het wit wit, en van 't zwart zwart noemen. Hij stelt die vraag aan de gemeente van Corinthe (2 Cor. 6 : 15). Letterlijk staat er zoo iets als: oe kan nu Christus met Beliar (of Belial) samen-aanstemmen ? Hoe kunnen nu die twee in een symphonie optreden?

Neen, neen, gij correspondenten in allerlei week-en dagblad: niet dadelijk deze krant verfrommelen. Even wachten. De kerk leeft altijd bij stérke woorden: denk maar aan 1944, toen ze zeide: als Greijdanus zoo blijft, dan staat hij buiten Gods koninkrijk. Hooge hoeden bij zijn begrafenis, als ornament boven de hoofden, die zulke oordeelvellingen ontwierpen en uitspraken, nemen daarvan niets terug. U kent ds B. A. Bos, die zijn actie begon met het opwekkende woord: laat allen, die met mij in onverderfelijkheid den Heere Christus liefhebben, zich nu troosten: Greijdanus zal 't wel niet meer beleven, maar verder zul je eens wat zien! Toen kwamen de uit-roep-tee-kensü! Ds B. A. Bos kan niet zóó druk geweest zijn, of hij zal in deze dagen zwaar aan Greijdanus hebben gedacht, toen in de Valkenboschkerk de schorsers van Greijdanus hém de hand kwamen drukken, ten genoege van de Nieuwe Provinciale Groningsche, Kalmpjes aan, gij apostelen des vredes, die wit een tikje zwart, en zwart een tikje wit noemt (in de personen, en „düs" in de waarheid ), kalmpjes aan: niet dadelijk deze krant verfrommelen. De kerk leeft bij 't sterke woord: denk maar aan 1944; wat zijn 6 jaar voor God, voor wien 1000 jaren als één dag zijn? En als de dag van gister, zoo'n anhypostatische morgenwolk?

Niet dadelijk kwaad worden. Want als „De Reformatie", een week nadat de N. Prov. Gr. uitgeapplaudisseerd, en de receptie in de Valkenboschkerk afgeloo-

pen is, nu 't woord „Bella r" in den mond neemt, dan is dit geen „wit-zwart-sehematisme".

Want, hebt u wel bedacht, dat BeHal (of Bellar) een booze naam kan zijn van tweeërlei beteekenls? Beliar kan beteekenen: ziedaar een booze geest, die, waar de Kerk Gods JA zegt, NEEN roept, of, die van hetgeen de kerk van Christus WIT noemt, ons wijs maakt, dat het wit genaamde ZWART Is. Zeker, zeker, dat kan.

Maar er is ook een andere vertaling mogelijk. Want „Bellar" kan óók zoo Iets beteekenen als: pas op, menschen: waar de kerk spreekt: Iets is wit-ófzwart, en daarmee zoden aan den dijk zet, daar komt de kwade geest met lóóze kalk, en hij houdt u op met iets, dat „niets om 't lijf heeft". Het zet géén zoden aan den dijk: 't is wind. Wat Christus spreekt, dat komt er alt ij d op aan: het is hypost a t 1 s c h. Maar wat Bellal zegt, dat komt er niét op aan, het is an-hypostatisch. De dingen hebben nlks-om-'t-lljf. Schei uit met al die drukte: de pluriformiteit der kerk, de pluriformiteit der waarheid, de pluriformiteit der religie, de pluriformiteit der schuldbelijdenis, der doleantie om de breuke van Slons dochter. Je z 1 e t tenslotte niets meer.

Bellal(-r), daarbij denken wij gewoonlijk aan „leelijk", „slecht", „gemeen", „valsch". En we vinden het daarom hoogst onfatsoenlijk, en tevens een bewijs van gebrek aan zelfkennis, als iemand van anderen, vooral wanneer zij zich ontroerd betoonen, ontroerd over wat niét als een behaalde zege doch als een geschonken aangediend wordt, verklaart: „Bélial behaalde in die ontroering een zege; het is geen hypostatische zegen, geen zegen, die wat om 't lijf heeft, waar „substantie" in zit, doch het is een anhypostatisehe morgenwolk, het is wind, bluf, lucht, een zeepbel". Zoo vinden wij iemand, die van de Valkenboschkerkreceptle zegt: daar was Bellar, toch eigenlijk een brutalen kerel. Want we denken bij „Beliar" altijd maar weer aan die eerste vertaling: dan is Beliar een zwaargewichtkampioen tegen Gtod, de baarlijke duivel. Een hypostase is hij dan: een persoon, en, — wat een kwade: het kwaad zelf wordt in hem enhypostatlsch: d.i. in hem wordt het persoonlijk. Hij legt, om het beeld van Albert Frank-Duquesne te gebruiken, koekoekseleren in het nest van GJods nuttige vogels; deze auteur, in een roomsch verzamelwerk over Satan, 257, zegt: de koekoekseieren in het cosmlsche nest leggen, dat Is: de v o'geitjes van God op den grond werpen. Daarom vinden ook nog de beste menschen het wel wat te bar, als je spreekt van Beliar, die receptie houdt In de Valkenboschkerk. Zegt niet die Frank-Duquesne: Satan is hypostase van de Leugen ? (256). Foei, zegt iemand, zóó te praten daar waar vochtige oogen zijn.

Maar, — er is nog die tweede vertaling van „Beliar". Die vertaling luidt, in onvervalscht zoetermeersch: niets-om-'t-lljf-hebbeiid. In deftig atheensch: anhypoStatisch. In beeldspraak: de duivel, die geen k o e k o e k s eieren legt in het nest van Gods vogels, doch windeieren. De kerk broedt ze uit, en oogst nonsens. Het BELIJDEN is dan meteen uit. En Beliar is dan weer tevreden.

We moeten daar even over doorpraten.

Het woord Beliar (-1), dat ongetwijfeld den Booze aanduidt, laat onderscheiden vertalingen toe. Er is ook een oude reeks van weergaven, die om beurten het woord „Beliar" weergeeft door: „Anhupotaktos" (ongehoorzaam), „Anomos" (wetteloos, overtreder), „Apaideutos" (ongezeggelijk) en ook' „Anhupostatos" (anhypostatisch). „Anhypostatisch" nu is vaak vertaald door „onpersoonlijk"; we hebben het zelfs beleefd, dat de kerkmenschen een paar jaar vóór de scheuring werden opgejaagd door een medewerker van dr H. H. Kuyper, nl. dr V. Hepp, die in de kerken een strijd opende onder den inzet van leuzen als „erger is het dan vóór Assen", teneinde het woord „anhypostatisch" in de (Kuyperiaansche) vertaling van „onpersoonlijk" te behouden als eerenaaam voor de menschelijke natuur van Christus, die dan onpersoonlijk heette (terwijl ze alleen maar geen eigen m é n - s e h e 1 ij k e persoonlijkheid had aangenomen). Het is evenwel leerzaam, en .ook ietwat geruststellend voor de opgejaagden van destijds, dat „anhypostatisch" heel vaak ongunstige beteekenls heeft. E!en slaaf, die geen rechtspersoonlijkheid bezit, die „niets om 't lijf heeft", „niets te beteekenen" heeft, „waar men zich niet om bekommert", die „er niet op aankomt", heet anhypostatisch. De sterrenwichelarij, die min of meer aan beunhazerij doet denken, heet óók al anhypostatisch. Stellingen, die onhoudbaar zijn, leeg, inhoudloos, die heeten anhypostatisch. En ofschoon (Van Es) „anhypostatisch" ook aanduiden kan „niet op te houden, onweerstaanbaar", daar is toch wel overheerschend die beteekenls van „leeg", „loos", „winderig". Een koekoeksei, daar zit tenminste nog wat in. Al behoort het niet in het nest der goede vogeltjes. Maar een windel is anhypostatisch: en zoo, min of meer als Windbuil, heet nu Beliar: anhypostatisch. Met al zijn drukte heeft hij niets om 't lijf; hij zet geen zoden aan den dijk; 't is alles wind, waar hij uw hart mee streelt.

Over die vertaling heb ik wel eens nagedacht, ook in verband met 2 Cor. 6 : 15, de eenige plaats, waar „Beliar" voorkomt. Paulus vraagt daar: welke overeenstemming is er tusschen Christus en Belial(-r), welke gemeenschappelijke grondslag is er tusschen den tempel Gods en de afgoden? Die tempel Grods, •— vervolgt hij — dat zijn WIJ; maar van een afgod zegt Paulus, 1 Cor. 8 : 4, volgens de Statenvertaling: at 'n afgod „niets is" in de wereld, zeg maar: nhypostatisch, wind, leegheid, ijdelheid. Sommigen vertalen iets anders: at er heeleniaal geen afgod is; anderen, dat er in werkelijkheid geen afgod is. Of dat hij niets werkeUjks is. Maar' dat komt alweer op 't zelfde neer; en het is zeker, dat in den strijd aangaande het etenvan-af godenof f ervleesch (men denke aan de Nicolaieten) die uitspraak van Paulus uit 1 Cor. 8 : 4 erg vaak is aangehaald in den zin der Statenvertaling: en afgod, maak je daar niet druk om, die is toch niets reëels, daar zit zoo geen substantie in. De Nicolaieten betoogden, dat ze best aan die heidensche offermaaltijden mochten mee doen: ant zij zeiden maar zoo: en afgod, dat is toch maar niets, dat is toch maar anhypostatisch.

Daarom geloof ik, temeer omdat het Oude Testament zelf zoo vaak op dat léége of inhoudlooze van de afgoden wijst, dat die vertaling van' Beliar als Anhypostatos meer dan één bijbelsch, d.w.z. openbaringselement tot zijn recht doet komen. Dat men den spijker op den kop slaat, wanneer men zegt: Beliar, die beoefent zijn verleidingskunst, en zijn techniek van sterilisatie der kerk, erg vaak óók door haar op te houden met anhypostatisch geredeneer en gebaar. Met wind. Looze kalk, Leegen rommel. Als hij de menschen wint voor brutale ketterij, dan is het belijden uit. Maar als hij ze bezig houdt met fata morgana, met leegen inhoudloozen rommel, dan is het resultaat precies hetzelfde.

Beliar Anhypostatos, en die in de Valkenboschkerk, •— wie nu deze krant in den hoek wil smijten, ga zijn gang maar, als hij maar weet, dat het zóó bedoeld is dezen keer.

En is 't niet zoo ? Nu hebben we een paar jaar moeten vechten om schijn. Voor schijn. Tegen schijn. Wat is er gebleven van ds Bos' eerste brochures? Van zijn eerste minimum-eischen? Niets. Thans is 't einde: capitulatie.

We hebben wat deze week voltooid is, zien beginnen bij Oosterbeek. Wat bleef er over van de uitroepteekens van „De Strijdende Kerk" tover dat „wonder Gods", Oosterbeek? Anhypostatisch, heel de resultatencoUectle. Ook datgene wat dan de „substantie" heette te zijn, de vaste kèm, de pit: die psahnen en at samen bidden. Toen 't meenens werd, stoven de idders uit elkaar, en Volten zei: ge kunt de uitspraak, ie Ridderbos zoo hypostatisch ten kwade vindt, en ie hem daarom boos maakte (de uitspraak, dat ieder erecht kon concludeeren, dat er te eng gebonden as) toch ook wel anhypostatisch ezen, goeie menschen ? Ieder KON zoo concludeeen staat er, maar het hóefde toch niet? Dat oordje „terecht"? Nu ja, dat is-maar-zoo-wat, zeg aar: 't is anhypostatisch. Volten werd toen wéér n genade aangenomen: Oosterbeek eindigde daarmee, at niet K, S., doch Volten zei: dit koekoeksei is 'n indel! Het was begonnen met uitroepteekens en sahnen. Het eindigde zóó. En nu kregen we deze week an het slot van 't drama der kerkelijke anhypostasle. e Valkenboschkerk.

Daar is in de kranten dat pakkende opschrift: „De Weg tot Elkander". Ja, ja; maar 't nuchtere feit is, dat de paar menschen, die daar „van onzen kant" waren, doodgewoon gecapituleerd hebben voor de formules van 1944. Heel' wat drukte is gemaakt voor de omelet, die op het vuur stond; vijf officieele vergaderingen, na ettelijke officieuse samenkomsten met een deel van hen. Het resultaat? De weg niet t ó t elkander, maar de terugweg tót Ridderbos. Want het formuletje, dat •— als een omelet — in elkaar gezet is, en niet eerder in de koekepan in de kamer der' kerkgasten mocht worden binnengedragen, dan nadat de keukenbesognes kant én klaar waren, dat is puur „synodaal". We lezen daar heusch, dat de personen in kwestie, gelooven en nog wel BELIJDEN (!), dat de kinderen der gemeente zijn te tellen bij, en (één slag om) te rekenen tot, en (nóg één slag om) te erkennen als zoo en zoo. Eerst stond er nog zoo iets als „eventueel te houden voor", maar dat „eventueel" was al te duidelijk anhypostatisch; doch een koekoeksei en een windel mogen in de kleur van de schaal niet Verschillen: daarom is het „eventueel houden voor" (dat nog een klein beetje knabbelde aan „houden voor") verdwenen, na vijf samensprekingen. En, b Ij wie zijn dan de kinderen te tellen ? H ó e zijn ze in rechten te erkennen? Wel, we lezen: bij en als dezulken, in wie de Geest der genade onoverwinnelijk heerscht TOT wederbaring, TOT geloof, TOT bekeering en TEN eeuwigen leven. De volgorde der belijdenis (art. 2"4), waarbij geloof vóór wedergeboorte komt, is losgelaten, opdat het kuyperiaansche wedergeboortebegrip geen schade lijden zou. En dat „o n o v e r w 1 n n e 1 ij k" heerschen, wel, dat maakt den terugtocht tot vlak vóór de voeten van dr J. Ridderbos, den praeadviseur van 1944, nu precies volkomen. In ons blad is nog pas geleden opgemerkt (in de noot v. d. redacteur bij het artikel-Bremmer in nr 22): als de H. Geest werkt, dan werkt Hij a 11 ij d onoverwinnelijk. Insuperabel. H ij k o m t alt ij d, daar waar Hij wezen wil. Als Hij dus onoverwinnelijk werkt TOT wedergeboorte (u mag kiezen, kuyperiaansch of confessioneel verstaan), TOT geloof, enzoovoort, wel, dan bereikt Hij zijn doel ook. Derhalve, volgens deze nieuwe formule, moet ge v V t e g d i t f e n u m „ d n D b g v w d M d o e t s h G e k e ta de kinderen rekenen tot de u i t v e r k o r e n e n^, tellen bij d© uitverkorenen, erkennen — ia rechten — als uitverkorenen. En dit nog wel „g e 1 o o V i g", het staat er heusch bij. „Geloo-V1 g" evenwel ben ik, als ik aanneem, en blijf aannemen, hetgeen BELOOFD is. Er staat dus duidelijk^ dat we de kinderen KRACHTENS DE BELOBTE moeten houden voor — en bejegenen als uitverkorenen. Ik vermoed, dat dr J. Ridderbos, toen dr H. N. Ridderbos schreef: „naareen vergelijk" (een koekoeksei), heeft gedacht: , weineen, naar een capitulatie (een windei); het 1 ij k t een vergelijk, maar het 1 s toch heusch, wat ik hooren wil. Het lijkt als „nieuwe figuur" nog zoo'n. beetje hypostatisch, doch het is als „nieuwe figuur" anhypostatisch.

Ja, maar, er staat: „TOT" wedergeboorte, en geloof, zal Iemand zeggen. En is dat niet wat anders, .. dan het oude „voor wedergeboren houden"? Antwoord: " neen. Want, weliswaar laat het zich denken, , dat de onderteekenaars van dit stuk bij dat „onoverwinnelijk heerschen van den Geest TOT wedergeboorte etc." nog denken aan zoo iets als men vroeger wel eens aanduidde met den naam van: „v o o r b e re i-d e n d e genade". Maar óók dan zou toch de capitulatie van de onderteekenaars voor het in 1942—'44r opgelegde systeem volkomen zijn: want in de eerste plaats: met die „voorbereidende genade" hebben dedogmatieken nooit goed raad geweten, en bovendien: als Gods Geest onoverwinneUjk (ook daarin) heerscht TOT wedergeboorte, wel, dan is dievoorbereidende genade als wèl-gerichte Geestesdaad. toch altijd een ouverture — een integreerend deel —• van de onoverwlnnehjke genade-symphonie. Dat is dus precies wat de vervangingsformule al gezegd heeft, , die zelf verzekerde: dat ze precies overeenkwam met de oude van 1905—1942. Daar stond ook al: wedergeboren of wedergeboren-of-te-wederbaren. Toenadering? Met iets eigens, iets s u b s t a n t i ­ eels? Pardon: capitulatie; in de qualiteit. van iets „eigens", blijkt de heele zaak anhypostatisch.. Doodgewoon: synodocratisch.

Toen ging de onwezenlijke handel verder. De ze» aanwezigen vroegen: zoudt u ons eens willen zeggen, . of deze nieuwe formule in overeenstemming is met de vervangingsformule? Een nuchter mensch zou opmerken: maar, dat weet u toch zielf wel? Als een formule zoo hopeloos raadselachtig of" tweeslachtig is, dat een doctor in de theologie, en nog enkele theologen, niet weten, OF hun formule ermee overeenkomt, dan is voor iedereen bewezen, dat het ding voor de „gewone menschen" heelemaal niet; deugt, noch als behjdenisformule, noch als dogmatische sententie. Maar goed, de vraag, die niets om. 't lijf had als vraag, werd beantwoord, zoo, als te verwachten viel: de synodocratische deputaten verklaarden: uw formule, meneeren, is in overeenstemming met wat in onze kerken „geldigheid heeft"; waarop dan weer volgde (één slag om): dan hebbén we ook geen bezwaar meer tegen die vervangingsformule. Geen wonder, — want de nieuwe w a s al „1905". De vraag-en-antwoord-acte leek gewichtig: het uitknobbelen van een „probleem". Zij was echter anhypostatisch. Aloopèx, loopèx, oopèks, pèks. Pèks is deervangtngsformule. Pèks, Phèks, Phoeks, Voeks, Voes, . os. Zeg maar: vos. Dat is hetzelfde als aloopèx. Dank u, waarde broeder.

Nog iets: er staat, dat de zes die met de synodocratische deputaten confereerden, dit „rekenenot", „tellen bij", „erkennen als" enz. gelooven n BELIJDEN.

Nu is „belijden" een heel zwaar woord. Het beteekent zoo iets als: hier sta ik, ik kan en mag niet anders, en zal ook overal ervoor uitkomen. Maar een be-Ujdenis „ontdekt" men niet maar zoo eens op eert oeien achtermiddag bij zichzelf als aanwezig. Ds M. e Goede, die curator der Theol. Hoogeschool was en s, heeft in de pers kunnen bemerken, dat de dogmaicus aan de Kamper Hoogeschool die vervangingsormule, waarmee ds de Goede's „BELIJDEN" nu inens blijkt overeen te stemmen, openlijk bestrijdt. Zal u het vuur van dit b e 1 ij d e n niet móeten spatten it het zwaard, dat hij, plichtsgetrouw, nu op te neen heeft tegen dien dogmaticus? Moet ik dat woord belijden" nemeii zoo als het er staat, dan hebben ds e Goede en ik dus een tegenstelling in het b e 1 ij d e n, iet maar in een of ander f o r m u 1 e e r i n k j e. aarover zouden wij geen drukte maken, maar als 't e 1 ij d e n is, wel, dan móet er door ds de Goede estreden worden als curator tegen den dogmaticus, oor wiens werk hij mede verantwoordelijk is. Ander» are het woord „belijden" be-svüst anhypostatisch; en at mogen we geen oogenblik van elkaar beweren. isschien mag ik er nu op rekenen, dat ds de Goede ie thans alzoo b e 1 ij d t, én die op 't oogenblik, waarp ik dit schrijf (Zaterdagavond) ^) lid van onze kerken n dus curator voor Utrecht is, en niet weggeloopen, erwijl hij óók niet maar één dag een voorpost der ynodocratie in onze kerken zal willen wezen, ons allen elpen zal, door zijn belijden met de Schrift te onder-

steunen, en alzoo dat, zware woord, „belijden" hypostatisch zal maken in en door de gedegen substantie van •een op Schrift en belijdenis gegronde weerlegging van ïi.v. ondergeteekende's openlijke afwijzing van de ver-•vangingsformule, waarmee thsuis ds de Goede's b e - 1 ij d e n symphonisch is. Hij zal dan ons den dienst «doen, het gereformeerde volk te helpen, uit het warnet van anhypostatisch gewurm om onwezenlijkheden, zich lós te werken, en weer eens zich te concentreeren •op Schrift en belijdenis. We willen graag daarin onze bijdrage levéren. Niet ydj, doch hij stelt hier een be-3ijdeniskwestie. Laat ons afwachten, of deze dienst aan de kerken geschieden zal. De keuze van het woord „belijden" maakt zoo'n worsteling, om weer eens samen de Schrift te openen, wel waarschijnlijk. We bieden onze medewerking aan, maar vyillen dan ook openlijk zeggen tot ds de Goede: ondergeteekende zal de vervangingsformule bestrijden. Hij heeft iets dergelijks in 1944 gezegd tot alle kerken, opdat ze zouden Tveten, wat er in Kampen gebeurde. Thans zegt hij liet weer, waar alle kerken staan toe te luisteren, aan •curator ds M. de Goede. En hij verwacht van hem geen „tolerantie": als ds de Goede de vervangingsformule wil b e 1 ij d e n, dan móet hij ondergeteekende aanpakken. Ds B. A. Bos heeft dat al in uitzicht gesteld voor wat de vraag der kerk betreft, al is er dan nog niets van gekomen, naar ik meen te weten; laat ds de Goede nu eens zijn krachten beproeven, om voor zijn b e 1 ij d e n i s de deuren open te wringen in Kampen. Want, is ze gereformeerd, wel, dan móet iet.

Ik gebruikte daar het woord „tolerantie". Dat zit 'm in de k e r k r e c h t e 1 ij k e passage van de zes, •die met de synodocraten geconfereerd hebben. In die kerkrechtelijke noot hebben ze eveneens voor Ridderbos-Nauta gecapituleerd. Ze begonnen met het ratificatierecht te ontkennen; hoewel ze zelf op alle manieren bij ons in huis er gebruik van gemaakt hebben. Beste menschen, begrijpt u er iets van? Ik niet. Daar hebben de predikanten Bos en de Goede nu al naaanden lang verklaard: wij hebben de besluiten van Amersfoort onderzocht op het punt van iam. al-of-niet-ratificeerbaarheid, en toen besloten: we zullen ze niet ratificeeren. Gevolg was: heel wat kerkelijke business. Stroomen papier. Classicale heen-en-"weer-disputen. En nu, pardoes, ploft daar uit de zaal "der geheime samensprekingen met sjoiodocratische deputaten de formule, dat het onjuist is, bij het slot van art. 31 te denken aan een formeele ratificatie van synodale besluiten door mindere vergaderingen. Maar wat was dan het n i è t-anhypostatische in al dat optreden, ook van ds M. de Goede, tégen het besluit-van-Amersfoort? Had hij ons dan al die moeite bespaard.

En, dan is daar het slot van hun nieuwe verklaring. Daar staat: als er menschen zijn, die om der conscientie wil bewaard zijn tegen een besluit van een synode, dan moeten de kerkelijke vergaderingen de grootst mogelijke tolerantie gebruiken. Tolerantie ? dat beteekent: we zullen u nog dragen. Dat wil dus zeggen: een RECHT hebben die bezwaarden dus niet: recht blijft, dat ze alles doen, wat besloten is, ook al is het tegen Schrift en K.O. Precies, zooals dat, zwart op wit (al wordt er thans weer dienaangaande gejokt in Den Haag, Valkenboschkerk) geschreven is, in 1944. To lerantie: men geeft met dat woord het recht van niet-uitvoering van Schrift-weersprekende synodebesluiten dus prijs. Dat is: het 1 ij k t wat nieuws, maar het is, als iets nieuws, anhypostatisch; het is puur synod ocratisch.

Dat het RECHT der kerken prijsgegeven is, blijkt trouwens uit wat er aan toegevoegd is: de kerkelijke vergaderingen zullen die tolerantie (!) gebruiken, , , zoover het WELZIJN der kerken dit maar immer gedoogt". Welja. Dat beteekent natuurlijk: de heidensche regel, dat het „heil der kerken de hoogste wiet is" (wat natuurlijk niet waar is, want de wet zélf is de wet, er is geen hoogere en geen lagere wet, en het doen der wet, is het eenige heil der kerk), die heidensche regel wordt aanvaard. Mét de verschrikkelijke vwUekeur en tyrannie, die in dit brok heidendom is opgesloten. De kerkelijke vergaderingen zullen dat tolereeren mogen stoppen, zoodra het haar belieft. Met alsl gevolg, dat ieder nóg afhangt, niet van een vaste wet of regel, maar van de willekeur, en van den wind, die er waait. Nu de nieuwe formule het recht der kerken (en haar plicht) om NIET uit te voeren wat tegen Schrift en belijdenis ingaat, heeft prijs gegeven, nu 'kan men verder de rechteloozen dadelijk weer onderwerpen aan de grofste willekeur. Artikel 31 is dus door de zes volledig op zij gezet. Dit is de nuchtere werkelijkheid. Met alle geleerdheid is het een verloochening van art. 31 K.O. en ook van art. 7 der Bel ij denis. Want daar staat duideHjk, dat men een besluit, dat ingaat tegen de Schrift, nooit uitvoeren mag: en dat geen enkele kerkelijke vergadering dat mag verlangen. Al mag zij wél verlemgen, dat men de zaak-ingeding dan verder aan de orde stelt, om daarna te beslissen of, bij handhaving van een valsch besluit, het tafellaken door te snijden is. Ronduit verklaar ik daarom, dat deze nieuwe formule in strijd is met Schrift en Belijdenis. En een leeg gebaar, dat als nieuwe formule-vanpacificatie (!) anhypostatisch is: ze is net zoo ongereformeerd als al de rapporten-Nauta-Ridderbos-Polman uit de dagen van 1944.

We laten ditmaal de rest rusten. Als 't noodig is, hopen we volgende week nog op een bepaald punt terug te komen.

Het geheel is wel een droef relaas:1) een kerk stelt in 1942—'44 normen vast, in Gods Naam, en jaagt de kudde ermee uiteen; 2) de genade Giods brengt weer bijeen hetgeen verstrooid was; 3) men weigert hardnekkig ook maar iets terug te nemen; 4) een paar van de in 1944 verstrooiden zeggen: aar wij moeten over en weer schuld behjden, concreet de één om dit, de ander om iets anders; 5) tenslotte komen zij bijeen, die enkelen, en de uiteendrijvers, en geen mensch belijdt er schuld. Alleen maar 6) zegt de ééne tot den ander: ls ik 't nu zóó zeg, zoudt u dan u daarin kunnen vinden? De ander 7) zegt dan serieus: et schijnt me zoo van wel, komt laat ons samen zingen. Maar die ander wist wel, dat hetgeen gezegd was, anders niet was, dan zijn eigen oude lied. Het leek pacificatie, het was capitulatie. Maar dan gecamoufleerd. Het was het oude, dat de kerk uiteengejaagd had, maar in den schijn van iets nieuws.

En nu staat daar een heele kerk te hengelen naar een smaldeel. Doende alsof het wat nieuws is, dat b e-leden en plechtig „verklaard" is, en och, het was precies het oude. Wie zin heeft, die kan wel weer terug: de kwestie der duiten is in orde, en die schuldbehjdenis, die is allang in orde. Als u maar weer meedoet, dan is het wel weer goed. Een enkele roept nog gauw: het feit, dat ze eens kwamen praten is al een schuldbelijdenis. Waarom ze dat niet eerder gezegd hebben? Wel: omdat men pas aan 't eind ontdekt, dat ieder terugkomen mag, die synodocratisch denkt.

En daarom vragen we: wat gemeenschap heeft Christus met Beliar? Neen, dat is nu geen verdoemen van personen, en geen scheldpartijtje. We weten allen, dat wij dagehjks in zonden zijn gevallen, en dat er niets is, dat de belijdenis ontkrachten mag, dat wij midden in den dood liggen. Maar onze zonde is wat anders dan onze opstanding en onze bekeering tot gehoorzaamheid. En als wij vandaag Christus met Belial ook hier niet samen kunnen zien stemmen, dan is dat dezen keer nog iets anders dan het zeggen: hier is het ware, daar is het valsche. Want v ó ó r de tegenstelling waar-valsch, of wit-zwart, ligt in de kerk al de tegenstelling : hypostatisc h-a nhypostatisch, iets om 't Mjf hebbend, niets om 't hjf hebbend, substantieel of-larie. De kerk heeft nu eenmaal „stukke n" te verhandelen, pieces de resistance. Dat is haar opdracht, en haar ambt. Als zij met „leege gebaren" werkt, wie zal dan nog zoden aan den dijk zetten? Zoodra een kerk het bestaat, om, nu al zes jaar, niets anders te doen dan een schimmenspel, is het met haar kracht gedaan. Niet, dat de synodocratie verkeerd doet, is haar eerste oordeel. Maar dat zij met schim.-men speelt, dat ze anhypostatisch doet, dat is de primaire triumf van Beliar.

Over personen hebben we 't niet, wij hebben niets aan persoonUjke data. Het gaat over beginselen, en officieele handelingen. In dien zin zagen we Beliar in dé Valkenboschkerk, we zagen in hem de Anhypostatos. Christus geeft ons iets om op te kauwen. Belial iets om op te z a b b e 1 e n. Christus is tot een aan s tootsstee n. Belial toovert fata morgana, grootscheepsche nonsens, glijbaantjes.

Want er is geen steek veranderd, en toch staan er van die vette koppen in de krantjes. En daaraan gaan we onder. Sommigen willen weg, zoo hier en daar, ze willen het alleen maar zóó niet gezégd hebben. Indien het ooit gebleken is, dan hier: de synodocratische kerken willen u wel hebben. Maar ge moet, zoover ge officieel zijt, eerst „amen" zeggen, op de heele beweging. Amen, desverlangd in een andere omschrijving. Men vnl wel doen alsof ge wat anders hebt gezegd.

En daarmee zullen ze het „smaldeel" lokken. Zoo bewijzen de zes, die deze formules hebben aanvaard, de formules, die zakelijk synodocratisch zijn, maar verpakt in het papier van een haute nouveauté, den dienst van lokganzen.

Dat zij het zoo niet zien, geloof ik graag, van een deel hunner.

Maar dat het zoo i s, dat geloof ik niettemin stellig.


1) Dinsdagavond: gisteravond werd bekend, dat ds de oede zijn ambt heeft neergelegd. Of dit tevens insluit en heengaan als kerklid is mij niet bekend. Overigens an onze opmerking blijven staan. Zij demonstreert, dat r wel plotseling „beleden" wordt, maar dat de confronatie aan Schrift en confessie ten bate van eigen ledenchterwege blijft. . K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 maart 1950

De Reformatie | 12 Pagina's

Beliar als „Anhypostatisch

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 maart 1950

De Reformatie | 12 Pagina's