GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Synode van Orange 529

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Synode van Orange 529

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(IV slot)

Daar staan ze naast elkaar! Orange en de Catechismus. Caesarius en Ursinus. Maar juist dit maakt ons huiverig zijn oordeel te onderschrijven. Het klinkt wel aannemelijk: Caesarius heeft niet alles van Augustinus kerkelijk willen vastleggen en Ursinus heeft niet alles van Calvijn geschikt geacht voor bet kerkelijk onderricht. Maar: het zal toch niet gaan. Want in de eerste plaats heeft de Catechismus wel degelijk de leer van de volharding beleden o.a. in antwoord 1: „Waarom liij mij ook door Zijn Heiligen Geest van het eeuwige leven verzekert" en in antwoord 54: „ en dat ik daarvan (nml. van de gemeente) een levend lidmaat ben en eeuwig zal blijven" en in vraag en antwoord 58: „Wat troost schept gij uit het artikel van het eeuwige leven? Dat, nademaal ik nu het beginsel der eeuwige vreugde in mijn hart gevoel, ik na dit leven volkomen zaligheid bezitten zal " Ook spreekt de Catechismus vanuit het geloof in de verkiezing, zoo vaak over de volharding gesproken wordt en wordt de verkiezing beleden in antwoord 54: , i een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren " Maar in de tweedfe plaats: wie parallellen zoeken wil moet, zooals reeds enkele malen opgemerkt werd, Caesarius niet naast Ursinus, maar naast Bogennan, Dordrechts voorzitter, plaatsen en moet Orange's canones vergelijken met de canones van Dordt. Want de kerkhistorische situatie van Caftïarius — geroepen tégen de semi-pelagianen te profeteeren — is toch wel aanmerkelijk verschillend met de situatie van Ursinus en Olevianus die geroepen werden te spreken tot het kerkvolk en te leeren aan de kerkjeugd. En in de derde plaats — en dit weegt het zwaarst — de Catechismus is vreemd aan kerkpolitieke formuleeringen. Inderdaad: óók in den Catechismus van Heidelberg is niet alles beleden, maar wat beleden is, is veilig vóór (want het Woord is eerlijk nagesproken) èn een beveiliging tégen de ketterij. En in Dordrecht heeft men dan ook, nadat de remonstrantsche verzoeken om revisie o.a. van den Catechismus afgewezen waren en déze belijdenis dus bewaard was, de lijn van den Catechismus rustig verder kunnen trekken in de schoone hoofdstukken over verkiezing en volharding. Men zei tóén — immers tóén was er de roeping tegen de remonstrantsche zonen der gallische semi-pelagianen te profeteeren! — wèl méér dan in den Catechismus was beleden MAAR NIET WAT ANDERS. Maar Orange heeft een grens aan de be­

lijdenis gegeven daar, waar in deze concrete situatie de kerk juist tot profeteeren geroepen was. De strijd was immers begonnen, omdat Augustinus de kerk had teruggeroepen tot het Woord inzake de verkiezing, de onoverwinnelijke genade en de volharding der heiligen? Toen hadden de semi-pelagianen zich verzet. En in dat verzet hebben ze volhard. En als dan de Kerk in Orange spreken gaat, z w ij g t ze — juist op de bedreigde punten. Daarom juist heeft m.i. dr de Jong helaas maar al te zeer gehjk, wanneer hij met het oog op dit gedeelte verklaart dat de wilsvrijheid uitdrukkelijk beleden werd in Orange'"'). Want wanneer tot de Kerk de roeping tot profeteeren komt en zij zwijgt, dan geldt niet de regel: niet alles wat verzwegen wordt, wordt ontkend, maar dan draagt het zwijgen tegen de ketterij het oordeel in zich van dien anderen regel: wiezwijgt, stemt toe.

Want noch de leer der praedestinatie, noch de leer der onoverwinnelijke genade, noch de leer der volharding wordt een plaats gegund in de uitspraken van Orange. Éénmaal noemt Orange de verkiezing. Dat is als zij haar vervloeking — het is de eenige maal dat dit bedachtzame concilie zich verheft om den banvloek te werpen! —• slingert tegen hen die een praedestinatie tot het kwaad zouden leeren^"). Het zou te ver voeren na te gaan hoe deze uitspraak is ontstaan. Zooveel is zeker: de semi-pelagianen hebben in hun bestrijding van de leer der verkiezing dezelfde fraaie methodes toegepast als de remonstranten ten tijde van de Dordtsche Synode. Ze hebben een e a r i - c a t u u r - voorstelling der schriftuurlijke leer over de verkiezing en verwerping onder den naam van de volgelingen van Augustinus onder het volk verbreid. Daartegen verzet Orange zich door uit te spreken niet te gelooven dat er zijn die, een voorbeschikking tot het kwaad zouden leeren, maar indien zij er zijn, dan zijn ze vervloekt. Och, wat lonkt Orange hier naar

49) Dr J. de Jong, a.w. I, bl. 202. De terminologie is natuurlijk roomsch.

50) Denzinger 200: Aliquos ad malum divina potestate praedestinatos esse, non solum non credimus, sed etlam, si sunt, qui tantum mail credere velint, cum omnl destestatione illis anathema dictmus = Wij gelooven echter niet alleen niet dat sommigen door goddelijke macht tot het kwaad voorbeschikt zijn, maar zelfs, indien er zijn, die iets zóó slechts zouden gelooven willen, dan spreken wij met volkomen verwensching over hen den banvloek uit.

het volk! Dat moet vooral geworven worden. Düs is dit dan het e e n i g e wat over de verkiezing en de verwerping gezegd wordt. Hoe mager wordt de belijdenis van kerkpolitici, zelfs al zijn hun bedoelingen zoo goed, zoo goed.

Wij kunnen nu de rekening wel opmaken. Wanneer Orange spreekt, ziet het niet naar de Schriften, maar naar het vóik. Wanneer Orange z w ij g t, is het niet om de eenigheid van het ware geloof te bewaren, maar om het volk te werven. Wanneer Orange z'n eenige vervloeking slingert is het niet gedrongen door het Woord, maar om het volk te contenteeren. Hoe is het augustinisch goud verdonkerd in de diplomatie! Daarom is het ook hier niet mogelijk het oordeel van Seeberg")te onderschrijven, dat in Orange toch nog wel een groote erfenis van Augustinus is bewaard. Dók het oordeel van Arnold is af te wijzen ''^): tusschen de tegenover elkaar staande meeningen („Ansichten") werd een compromis gesloten en wel op deze wijze, dat de ééne (nml. het augustinisme) zegevierde en zich van den tegenovergestelden kant wijzigingen moest laten welgevallen. Afgedacht van het feit, dat bij het spreken der Kerk het niet gaat om het vastleggen van ménschelijke „Ansichten", maar om het naspreken van het Woord van Gód; het „zegevieren" dat Arnold meent te kunnen reserveeren voor het augustinisme, wordt verteerd door het zeer nuchtere: „compromis". Profetie kan nooit triumfeeren in compromis met de leugen. Dan is dat spreken al beroofd van den adel der ware' profetie.

Veel scherper is dan ook het oordeel van H a r - nack^^) en van Loof s^**), die beiden er op wijzen dat juist Orange de invalspoort van een bedekt semipelagianisme worden kon. In deze lijn ligt ook het oordeel van B a v ! n e k ^^): Orange's onbeslistheid heeft schadelijk gewerkt. •

Die schade is dan ook niet uitgebleven. Dat is het laatste wat wij willen zien — fragmentarisch. Orange is door het concilie van Trente herhaaldelijk geciteerd'"''). Orange sprak tegen het semi-pelagianisme. Trente tegen de hervorming. De situatie was dus wel radicaal veranderd. Orange wil de leer der Schrift in bescherming nemen (dat hoeft echter nooit, als die leer maar rustig beleden wordt. Dan worden WIJ beschermd!) tegen het semi-pelagianisme naar den snit van Faustus. Maar in Trente is er een bedekt semi-pelagianisme dat de leer der Schrift afwijst, zooals die door de hervormers weer gepredikt werd, En tóch grijpt Trente herhaaldelijk terug op Orange. Hoe is dat mogelijk ? Arnold toomt tegen Trente, omdat het de besluiten van Orange veranderd zou hebben in den zin van Faustus ^') en men op het Trentsche concilie zou getracht heiben de canones van Orange te gebruiken voor semi-pelagiaansohe doelstellingen^^). En nu is het inderdaad niet moeilijk aan te toonen dat Trente een ander geluid laat hooren dan Orange. En dat het semi-pelagianisme, dat in Orange tegengehouden werd, in Trente ongehinderd zegeviert. Orange negeert opzettelijk het semi-pelagiaansch Arles va'h 475, wanneer het spreekt van niet uitgedoofd zijn (non extinctum esse) van den vrijen wil, maar Trente belijdt het met even zooveel woorden''^). Orange handhaaft in den XlIIen canon nog het schriftuurlijke „verloren", maar Trente vervloekt het. Alleen, het is, onzuiver, wanneer Trente hier alle schuld ontvangt en Orange hier een martelaarsrol krijgt toebedeeld. Wij hebben immers aangewezen, dat Orange zakelijk het semi-pe^agiaansche Arles citeert, wanneer het van den vrijen wil spreekt als verzwakt (attenuatum et infirmatum) en daardoor was zoowel het negééren van het „niet uitgedoofd" als het handhaven van hst „verloren" van alle kracht beroofd. En Trente trekt aDeen de lijn dóór, die Orange — dat orthodoxe, augustinische Orange! — begon te trekken toen het in diplomatentaal sprak van het verzwak t-zijn van den vrijen wil. Trente, inderdaad, aanvaardt het „niet uitgedoofd" van Arles en laat het „verloren" van Orange vallen. MAAR DAARVOOR LIGT DE PRIMAIRE VER­ ANTWOORDELIJKHEID BIJ ORANGE ZELF. Het semi-pelagiaansohe Arles, 47 5, zou van geen beteekenis ge w e e s t z ij n als het niet via het a u g u s t i n i s c h e Orange was binnengehaald. En het is dan ook onjuist dat Dr Berkouwer^") meent, dat in Orange de term „verzwakt" antithetische beteekenis kreeg tegen „de overschatting van den vrijen wil ^^) in het semi-pelagiaanschekamp. Het is met de feiten in tegenspraaCk. „Verzwakt" staat in Orange niet in antithese tot, maar in capitulatie voor het semi-pelagianisme. Zoowel bij Caesarius als bij Faustus zijn de termen: „attenuatum et infirmatum" schering en inslag*^) Arles heeft ze gecanoniseerd. Ze scheppen dan ook geen afstand mèt, maar geven ruimte aan het semi-pelagiaansche Arles. Hier is Berkouwer gevallen voor de roomsche beschouwing van 'Orange*^). Maar dat was niet noodig geweest als hij de oogen ópen had gehad voor de kerkpolitiek, waarin Caesarius zich verstrikt had en als hij geweten had dat de Kerk tot profeteeren is geroepen, wat iets anders is dan „problemen" bespreken en „vraagstukken" tot een oplossing te brengen.

Zoo komen we dan tot de conclusie: Orange heeft niet durven profeteeren tegen Arles, tóen heeft het aan Arles den doortocht verschaft naar Trente. Orange heeft niet durven profeteeren tégen het semi-pelagianisme, daar waar de roeping klemde. Tóen werd het de aanvang van de valsche profetie van het Trentsche semi-pelagianisme. Ironie der Kerkgeschiedenis? Neen: oordeel van den Verbondsgod, want Hij laat niet met zich spotten in de Kerk en Christus óók niet, die gezegd* heeft: uw ja zij' ja en uw neen neen en wat daarboven uit is, is uit den booze. Niet zoozeer het kettersch spreken van Ar 1«s als wel de kerkpolitieke formuleeringen van Orange hebben confessioneel Rome gemaakt tot wat het is vooral sinds Trente: VALSCHE KERK.

Mocht het ontdekkend zijn voor hen die leven na 1905 en 1942, 1944, 1946, te midden van de geruchten over vervangingsformules.

De HEERE haat èn oordeelt alle diplomatenhandigheid in Zijn gemeente.


51) A.a.O., S. 525.

52) A.a.O., S. 343.

53) A. Hamack, Lehrbuch der Dogmengeschichte I*, Tubingen, 1910, S. 256: „Die semi pelagianisch Gesiimten konnten sich dar'auf berufen das Augustin's Pradestinationslehre. sammt der gratia irreslstibilis nicht gebllligt sei, und sie könnten dami in diese nicht gebilllgte Lehre sehr viel von dem hlnein ziehen, was zur Gnadeu lehre gehorte. So geschah es auch wirklich. Der Streit hat hier also nur ein scheinbares Ende erreicht. Das unter der Hiitte augustiniscber Formeln semipelagianisehe Gedanke fortwirkten, dazu trug aber ferner jene ausserliche Fassung der Gnade als Taufsakrament bei, die dem Decret zu Grunde liegt Allen G^aufte gegenüber" hat man mit Recht bemerkt, „zerfloss auch für die Anhanger Augustin's den Unterschied zwischen Augustinisraus und Semipelagianismus". b b d G

F. Loofs, Leltfaden zum Studium der Dogmengeschichte, Halle, 1906, S., «5: „Diese „Augustinism.us" steht im Grunde dem Seïhipelagianischen Synergismus fast ebenso nahe wie dem partikular-pradestinationischen Monergismus Augustinus". Zie ook: dezelfde in het aangehaald artikel uit de P.R.B. (S. 202 f.).

55) A.w. II, blz. 360. l

56) Vgl.: Arnold. a.a.O., S. 567. 57) A.a.O., S. 372.

58) A.a.O., S. 570. o

59) Denzinger, 793. d

60) A.W., blz. 210.

61) A.W., blz. 210. «1) A.W., blz. 110.

62) Zie voor Caesianus: Wlggers, n, S. 62, 71; voor Faustus, idem, II, S. 242, 243 246, 247 (Liberum arbltriuni non est sublatum, sed infimatum!)..

63) Zie o.a. Dr J. de Jong in het aangehaalde handboek over de Kerkgeschiedenis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De Synode van Orange 529

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's