GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De Reformatie” en ons geestelijk leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Reformatie” en ons geestelijk leven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Merkwaardig. Juist toen ik zoo 's wat liep na te denken over wat ik geven zou als bijdrage voor dit jubileumnummer van „De Reformatie" en ik in gedachten de laatste 25, 30 levensjaren van dit weekblad (en van me zelf) overzag, las ik in 't „Gezinsblad" van 24 Aug., dat te Wolfheze overleden was „prof. dr Valentijn Hepp, hoogleeraar aan de Vrije Universiteit sinds 1922".

Die naam en dat jaartal moesten me wel frappeeren. Ik had ze in de laatste dagen geregeld tegen mezelf hooren noemen. Dat kwam, omdat ik teruggedacht had aan m'n studentenjaren. Die vielen juist samen met de eerste jaren van dr Hepp's professoraat. De thans overledene kon maar niet getapt raken onder z'n leerlingen, al tapte hij op college menige bepaald niet onverdienstelijke mop. Zelfs een leuke sprong in de bres te zijnen bate door de geestige oude Geesink op een corpsvergadering van studenten, hielp maar niet afdoende. In 1922 hebben stoute studenten op hun feest een liedeke gezongen met het gedurig refrein: „Reformatie moet er zijn. Lees het blad van Valentijn". Maar ik geloof vast en zeker, dat menige liedjeszanger uit dat jaar het thans, in 1950, wel diep betreuren zal, dat „De Reformatie" maar niet „het blad van Valentijn" oftewel „het blad van prof. Hepp", zooals het, eerbiediger, bij de goegemeente geheeten heeft, is gebleven. Want „getapt" is de man eigenlijk ook bij de schare wel nooit kunnen worden. Het heeft onze aandacht niet kunnen ontgaan, dat hij zelfs in 1944 wat op den achtergrond gebleven is. Moet ik misschien zeggen: gehouden is? Omdat hij mogelijk wat kwetsbaar kon lijken? Er is aan den overkant onmiskenbaar knappe regie. Of omdat hij toch te veel het enfant terrible speelde. Durfde hij b.v. zelfs niet het beroemde prae-advies, dat hij volgens de opstellers, dunkt me, als een eerezuil voor z'n eigen werk had behooren te eeren, toch nog tenslotte „wat zwakjes" te noemen? Inderdaad, de thans overledene heeft er nooit slag van gekregen zich populair te maken. Maar dat zijn werk onder het volk is gekomen — U kunt er van op aan. Hepp heeft school gemaakt!! Daarvan hebt U de bewijzen niet aUeen kunnen lezen, wanneer „Persschouw" van „De Reforxmatie" zich eens bezig hield met een pennevrucht van Pestman, en daarvan kunt U de bewijzen niet alleen opmerken, wanneer Schilder in z'n groeiende standaardwerk over den catechismus aan zekere dissertaties van bij Hepp gepromoveerden „aandacht" schenkt. Neen, zie het in heel den gang van het kerkelijk eXI geestelijk leven van ons Gereformeerde volk in de laatste kwarteeuw. Dat arme volk staat bij de baar van Hepp en bij het jubileum van z'n vroegere blad verscheurd. Want dat volk kan de nagedachtenis van hèm en den lateren invloed van ons weekblad onmogelijk tegelijk en als uit één mond zegenen. Wat de één als reformatie prijst, zal de ander als d e formatie — bekend woord van dezen doode — noodzakelijk moeten laken.

De Geest van God heeft in Zijn groote ontferming aan dat gebonden volk een heerlijke vrijheid gegeven; een weerkeer naar Hem, naar Zijn Woord en Verbond. En Hij heeft daartoe in den koers der „Reformatie" (het blad) een (danigen) keer willen aanbrengen tot blijde reformatie van Zijn kerk. Ik waardeer „De Reformatie" vooral als middel in Gods hand tot dat doel.

Ik onderschat niet graag alle overig nut, dat door ons jubileerend blad in de laatste jaren is gesticht. Daar schiet me b.v. een onvergetelijk artikel van Janse te binnen. Over Barth, „een Goliath, ja maar één, die de slagorden van den HEERE der heirscharen hoont".

Evenmin zou ik willen vergeten wat deze en anderen voor de reformatie der kerk hebben mogen doen, ook al schreven ze niet altijd of zelfs nimmer in „De Reformatie". Ik denk daar b.v. aan Greijdanus, die omstreeks '30 er toe verwaardigd is mee te helpen voorkomen, dat Hepp's „Arnhemsche artikelen" tot confessie werden verheven en zelfs aan Ridderbos Sr, die b.v. meehielp, dat Hepp's speculatie over onzen Heiland als een mensch zonder eigen stemklank en haarkleur werd geweerd.

Maar dat velen mochten weerkeeren van onder een scholastisch-mystiek juk tot de vrijheid en blijheid, die Gods Geest doet genieten in het danken voor en onderhouden van het verbond des HEEREN met de geloovigen en hun zaad — dat is stellig niet het minst te danken aan de wekelijksche lectuur van „De Reformatie".

De kerk was anders reeds aardig gewend geraakt aan haar benauwde gevangenis. Ze voelde haar scholastieke boeien niet meer. Ze slikte gedwee mystieke zoethoutklontjes tot stilling van honger naar het Woord. Wie poogde haar van genoemd ontuig te verlossen, kreet ze uit voor misleider en revolutionair. Ze was immers de vroegere „Reformatie" (het blad) uit de vorige eeuw vergeten. En haar eigen reformatie van de zestiende eeuw herinnerde ze zich bijna in 't geheel niet meer. Ze was het verleerd haar eigen belijdenis uit die eeuw te lezen met een eenvoudig oog. Ze was er aan gewend geraakt bij de oude taal een lateren gedachteninhoud in het hoofd te nemen. Ze kon niet anders meer. Sprekend was de klacht van dien Delftschen dominee over het werk van „De Reformatie". Men snijdt heel onze Gereformeerde plunje kapot! Als Uw kleermaker zooiets 's deed? Wanneer hij zou zéggen Uw costuum te willen keeren, maar het in werkelijkheid in duizend stukjes knippen zou? Zoo laat die ondeugende Schilder ons straks ook onbarmhartig in ons négligé staan. Waarop de aangeklaagde ten bescheid gaf: Uw kleed verknippen? Neen, onkruid wegknippen, om toegang te verschaffen aan de zon des Woords.

Aan dat program is „De Reformatie" trouw gebleven, 't Is natuurlijk menschenwerk geweest. Maar achteraf zien we met grooten dank in het hart, hoe Gods Vaderhand ons genadig heeft geleid. Zelf hebben redactie en lezers alles ook niet altijd doorzien. De vader der leugen wel. Dié zal in de dertiger jaren best hebben doorzien wat er bezig was te gebeuren. Dat God aan Zijn kerk weer Zijn oude Woord en haar aloude belijdenis aan het teruggeven was, eerste voorwaarde voor een gezond Geestelijk leven. Hij zag Gods weldaad wel, anders zou hij zich niet direct zoo fanatiek hebben verweer^ tegen de toenmaals reeds-begiimende vrijmaking van een scholastisch-mystiek, later ook hiërarchisch, juk, dat ons reeds zóó lang op de schouders gedrukt had, dat we het amper meer voelden.

De tijd van '20—'50, voorzoover 't mij mogelijk is, overziende, dank ik God uit den grond van m'n hart, dat Hij het zóó heeft willen leiden, dat de vrijmaking, de reformatie, van. Zijn Kerk „De Reformatie" (het blad) niet tegenover zich heeft gekregen — dat had toch evengoed gekund — maar naast zich, al is menig lid van de bemaiming uit weerzin tegen den gevolgden koers van boord gegaan. Hij heeft dit blad al duidelijker willen gebruiken om Zijn arme kerkvolk weer het eenvoudige lezen van z'n Bijbel en belijdenis te leeren. Eenvoudig. Dat is hier dan: verlost van den troebelen bril, waarvoor de glazen reeds sinds lang geslepen waren door mannen als den grooten Thomas van de scholastiek en dien van de mystiek en waarvoor het montuur slechts is, gesmeed (want zelfs in het systematiseeren van het kwaad der ouden zijn de verafgode voormannen uit de dagen van onze ouders en van ons niet oorspronkelijk geweest) gesmeed iti de vorige en ons nog al hardhandig op den neus gedrukt in deze eeuw.

Die bril, dat deksel, heeft God ons afgerukt. En nu kan ons geestelijk leven weer waarlijk Geestelijk zijn. Dat wil zeggen: zich latende reguleeren door het onoversluierde Woord van God alleen.

Over verbond en verkiezing kan nu weer blij en dankbaar worden gesproken. Over het geloof zonder de dompige benauwdheid van een levensgevaarlijk apriori, waarmee een zelfonderzoeksysteem alle vreugd vermoordde.

Of we dan nu maar op onze lauweren zullen gaan rusten? Als jubileeren daartoe aanleiding geven moest, zou ik het iedereen afraden. Ge hebt trouwens toch ook wel gezien, dat onze woedende tegenstander uit de dertiger en veertiger jaren zich thans het aantrekkelijk gewaad van den engel des lichts heeft omgehangen en z'n contrareformatorische valkuilen onder het zachte mos van vrome woorden verbergt?

We hebben den strijd niet tegen menschen. Alle menschen gaan eens dood. Maar de vader der leugen niet! Mochten we nu maar allen kunnen zeggen, met Paulus, dat zijn gedachten ons niet onbekend zijn. Spreekt er van tot Uw kinderen. Geeft hun onderwijs in de geschiedenis der kerk, ook van de laatste 30 jaren. En blijft zoo staan in de vrijheid, met welke Christus U vrijgemaakt heeft en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen.

C. VONK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1950

De Reformatie | 24 Pagina's

„De Reformatie” en ons geestelijk leven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1950

De Reformatie | 24 Pagina's