De maagd Maria
De Kerk van alle eeuwen heeft beleden de geboorte van den Heiland uit de maagd Maria. Deze belijdenis draagt een oecumenisch karakter. Daarom is het een afbuigen van. de oecumenische lijn, wanneer in dezen tijd door velen de geboorte uit de maagd disputabel wordt gesteld. En het zijn niet onbeteekenende figuren, die zich aan deze dwaling schuldig maken. Wij noemen hier alleen de namen van Brunneri), Ph. Kohnstamm") en G. v. d. Leeuw ^).
Terecht maakt K. Bornhaüser in „Die Geburts-und Kindheitsgeschichte Jesu" deze opmerking. De kansen, ook de roomsche kerk voor de oecumenische beweging te winnen zijn, nu en voorheen, zeer gering. Zij zouden zeker tot nul worden gereduceerd, wanneer de belijdenis van Jezus als de zoon der maagd voor onzeker of bijkomstig zou worden beschouwd. Nooit zou de roomsche kerk, die zich heden opmaakt, de hemelvaart van Maria te dogmatiseeren, voor ©en vereeniging te vinden zijn, waarbij het geloof in Jezus als de Zoon der maagd onzeker zou zijn. Datzelfde geldt ook van de kerken in het Oosten. Zij laten zich de moeder Gods niet ontnemen. En reeds zijn er stemmen opgegaan, dat inderdaad de mogelijkheid van samengaan zou worden weggenomen, indien de belijdenis van Jezus als de Zoon der maagd zou worden aangetast. Niet anders staat het, in ieder geval met een verpletterende meerderheid, bij het derde groote kerklichaam, de Anglicaansche kerk, niet anders bij het in het wereldconvent vereenigde Lutherdom en niet anders bij al de andere kerken en gemeenschappen, die van den Bijbel leven*).
Door Karl Barth wordt de maagdelijke wel geleerd, maar in wezen verzwakt''). geboorte
De belijdenis van den Heere Jezus als de Zoon der maagd maakt dus deel uit van het oecumenisch geloof. De vraag komt echter op, of we nu met Rome ook moeten leeren, dat Maria a 11 ij d maagd is gebleven.
De Roomsche Kerk ziet in het woord van Maria: oe zal dat zijn, dewijl ik geen man beken (Luc. 1 : 34) een gelofte, dat zij maagd is, en dat niettegenstaande haar huweüjk wil blijven ").
Dit is bij Rome kerkleer. Wie dit verwerpt, pleegt ketterij'').
Bij de behandeling van de Schriftgegevens hebben we er reeds op gewezen, dat als er sprake is van broeders en zusters van Jezus, dit het best kan geschieden in de gedachte, dat het kinderen zijn uit het huwelijk van Jozef en Maria. Zoo wordt het tegenwoordig ook algemeen door de Gereformeerde exegeten opgevat. We hebben er toen ook op gewezen, dat Dr A. Kuyper in versoheiden publicaties zich daartegen heeft verzet. Dat was voor hem een zaak van gevoel. Hij vond' het niet kiesch, aan te nemen, dat na de geboorte van het heilig kind Jezus, Maria nog meerdere kinderen zou hebben gehad. Maar uit de Heilige Schrift, krijgt men toch geen anderen indruk, dan dat Maria nog meer kinderen heeft gehad, dan Jezus. Want, als men aanneemt, dat het kinderen zijn uit een eerste huwelijk van Jozef, dan komen er in verband met den gang van Jozef en Maria van Nazareth naar Bethlehem allerlei vragen op. En gaat men er van uit, dat broeders en zusters in meer ruimeren zin moet worden genomen, dan is het woordgebruik in de Schrift hier toch wel zeer merkwaardig.
Bovendien wordt zoo het huwelijk van Jozef en Maria gedenatureerd. Trouwens, wat voor redelijken zin is er aan Matth. 1 : 24 en 25 dan te geven? Jozef dan, opgewekt zijnde van den slaap, deed gelijk de Engel des Heeren hem bevolen had, en heeft zijn vrouw tot zich genomen en bekende haar niet, totdat zij dezen haren eerstgeboren zoon gebaard had. Dit kan niet anders beteekenen, dan dat Jozef en Maria pas gemeenschap hebben gehad na de geboorte van Jezus. Voor de geboorte van Jezus heeft Jozef van zijn rechten als man niet gebruik gemaakt. Hij heeft daarin gewandeld door geloof, dat door de liefde werkzaam was. Hij heeft Jezus als zijn zoon geadopteerd. Hij heeft de rechten op Davids troon aan Jezus overgedragen. Maar wij lezen nergens in de Heilige Schrift, dat de Heere het Jozef heeft verboden of ontraden, Maria tot zich te nemen. Integendeel, de Heere heeft het Jozef belet om Maria te verlaten. De Heere heeft gewild, dat Jezus opgroeide in een gezin, dat ook daarin Jezus was de „eerstgeborene onder vele broeders". Wat zou trouwens een woord van den Heiland: ant zoo wie den wil Gods doet, die is Mijn broeder en Mijne zuster en moeder (Mare. 3 : 35) voor beteekenis hebben, indien Jezus niet waarlijk verwanten had gehad?
De leer, dat Maria altijd maagd is gebleven, is onnatuurlijk. Zij riekt naar het klooster. Hierin zien we iets van den sectarischen geest van de Roomsche Kerk. Iemand, die de voortdurende maagdelijkheid van Maria niet kan onderschrijven wordt door haar buiten de muren van de Kerk, buiten de grenzen van de waarheid geplaatst. Hij is een ketter. Hier wordt het oecumenische besef gemist, hier is niet meer aanwezig het katholieke geloof, dat zich houdt aan het Woord en zich wacht voor menschelijke toevoegingen.
K. MEIMA.
1) Der Mittler, p. 288.
2) Schepper en Schepping, III, p. 170.
3) Dogmatische brieven, p. 69, 71.
4) Vorwort, p. VIII.
5) De apostolische geloofsbelijdenis, p. 79—91.
«) C. Friethoff, Katholieke Marialeer, p. 90.
•? ) C. Friethoff, a.w. p. 111.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1951
De Reformatie | 8 Pagina's