GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De pastorie van Mühlberg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De pastorie van Mühlberg

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenige weken geleden heb ik al een enkel woord geschreven, maar dan heelemaal van , , ter zijde", over het boek van kolonel ds A. T. W. de Kluis, legerpredikant in algemeenen dienst, dat onder den titel: , , De Pastorie van Mühlberg" verschenen is. Mijn voornemen was daarover een breede beschouwing ten beste te geven. Of anders, mijn goeien bekende Adolphus Venator te vragen, er een aparten brief aan te wijden. Hij was er over begonnen ook.

Maar het bleef wegens allerlei besognes tot nu toe achterwege.

Toch wil üc niet langer wachten. Want ik geloof, dat het goed zal zijn, juist in deze weken aandacht te vragen voor het boek van ds de Kluis en voor zijn inhoud. We hebben thans onze synode, en tot haar belangstelllngssfeer behoort ook de zorg voor onze militairen. Welnu, het is juist over dit thema, dat ds de Kluis' boek ons veel leeren kan.

Het houdt — misschien herinneren onze lezers zich het verhaaltje van Adolphus Venator in ons nummer van 7 Juli j.l. — het houdt zich bezig met de verzorging van militairen in dienst. Ds de Kluis heeft in de oorlogsperiode vrijwillig de positie van krijgsgevangene aanvaard, teneinde aan de nederlandsche krijgsgevangenen hulp te kunnen bieden in hun drukkende omstandigheden. Ds den Boeft en ds de Waard — ook ds Blgersma — hebben later evenzoo gehandeld. Door deze vrije offerande zijn ze in moeilijken tijd velen tot bizonderen zegen geweest. Als ik in het namen noemen soms te kort schiet, worde het mij vergeven; ik ben met de lectuur niet heelemaal gereed gekomen. En nu heeft ds de Kluis, wiens heele hart blijkt te iiangen aan zijn soldaten, ons verteld van zijn werk daar, in dat gevangenenkamp Mühlberg. We zien ze daar in hun zorgen en nooden, die militairen in gevangenis. We hooren ze vragen om hulp, om leiding, om een dominee. We leven mee met hun blijdschap als er een binnenkomt. En we houden soms den adem In, wanneer we iets zien van de blijdschap, die het gepredikte Woord in hun leven bracht, meermalen' met levenslange zichtbare vrucht.

Dat ik juist in deze dagen aan dit boek denk heeft zijn reden. Het heeft mij zelf wat geleerd. Hoe moeilijk is het, je in te leven in de positie van (gevangen) soldaten. En hoe vaak staan we te oreeren over de mogelijkheden van hun ambtelijke verzorging, zonder een juiste en concrete voorstelling te hebben van wat bereikbaar en effectief is.

Als Ik zeg, dat dit boek me iets geleerd heeft, bedoel ik niet het instituut van , , noodgemeenten" met ouderlingen, diaJcenen, sacramentsbediening. Daarvoor zie ik nog steeds geen grond, geen recht, geen mogelijkheid.

Maar er zijn andere vraagpunten. Wat kan een legerpredikant doen? In hoeverre Is hij, met behoud van zijn amjbtelijke verplichting tegenover eigen kerkeraad van staatswege gerechtigd tot het verrichten van werk, dat volkomen vrijheid laat aan zijn kerkelijke pretenties, zijn confessioneele overtuiging, en wat dies meer zij? Hindert de regeling van zijn positie hem al of niet in de uitoefening van zijn alzoo omschreven rechten?

Laat me erkennen dat ik zelf van de draagwijdte van enkele bepalingen terzake van de positie van den legerpredikant me destijds (ook in Amersfoort) een voorstelling gevormd heb, die — al scheen en schijnt ze me nóg te kloppen met een mij voorgelegde formule — toch niet de werkelijke schijnt te zijn. Als 't waar is, dat een ongelukkige formule door andere bepalingen een interpretatie krijgt (een officleele dus), welke de bedenltingen, uit die formule "opkomende, toch wegvaagt, dan moeten we dat weten. Dan moet ook de synode dat weten. Opdat alle misverstand zij uitgesloten.

Ik heb me wel eens afgevraagd: zouden synodeleden, en misschien wel een voorbereidende commissie, niet uitstekend geholpen kunnen zijn met een informatief gesprek met ds de Kluis? Men kan zeker zijn, niet alleen van eerlijke berichtgeving, maar ook van een serieuze poging, om bezwaren, die onzerzijds konden worden ingebracht, uit den weg te nemen, al was het door bespreking ervan ter plaatse, waar men te beslissen heeft. Dat zou spoediger kunnen geschieden dan na drie jaar, als 't weer eens synode geweest is. Ik hoop, dat men deskundige voorlichting inzake feiten en mogelijkheden zal willen zoeken, ook bij den schrijver van , , De Pastorie van Mühlberg". Onze principes kunnen we zelf vaststellen en formuleeren; maar het applicabel maken van de principes aan de realiteit, dat is ook een principe. En de kennis der realiteit is op bepaalde punten te krijgen bij ds de Kluis zelf.

Er is — dat blijkt wel — ook onder ons nog wel misverstand. Ook wat „Amersfoort" betreft. Zoo schreef h.y. de kerkeraad van Assen aan de Commissie voor de geestelijke verzorging van militairen in Indië (leenpredikanten), dat zij van de besluiten der Synode te Amersfoort een verkeerde voorstelling gaf. De Commissie antwoordde, dat haar meening inderdaad is, „dat dit instituut (t.w. van legerpredikanten) is opgeheven". Maar de kerkeraad van Assen betwist die meening; Daar staan we dus.

Het Rapport v£m bedoelde Commissie zegt: „Naar het oordeel der Commissie geven de Synode-besluiten (zie acta 1948, art. 158) duidelijk aan, dat het instituut legerpredikanten is opgeheven". Maar Assen verklaart: Letterlijk opgevat is wat hier gezegd wordt onwaar. Het , , instituut legerpredikanten", dat door de Nederlandsche Regeering opgericht is en in stand gehouden wordt, is niet opgeheven, en dit blijkt ook niet uit Synodebesluiten. Maar (aldus weer de kerkeraad) we zullen niet mistasten als we aannemen, dat de Commissie hier bedoelt, wat zij even te voren aldus formuleerde: „als had de Synode het instituut legerpredilianten verworpen en in plaats daarvan dat van leenpredlkanten gesteld".

De Kerkeraad is overtuigd, dat de Acta 1948 voor dit oordeel der Commissie geen grond bieden. Hij is bang voor misverstand, ook ten aanzien van de legerpredikanten, die, tot onze kerken behoorende, in Indië werkzaam waren. En hij ducht het gevaar, dat de kerken en kerkeraden ten aanzien van het instituut legerpredikanten juist anders zullen gaan oordeelen en handelen dan door haar zelf besloten is. Zelfs de kwestie der „ambtseer" komt in geding.

Ter staving van haar gevoelen „als had de Synode het instituut van legerpredikanten verworpen en tn de plaats daarvan dat van leenpredtkanten gesteld", verwijst bovenbedoelde Commissie naar art. 158 der Acta van Amersfoort. In dat artikel is echter naar de meening van den kerkeraad geen uitspraak te vinden, die grond biedt voor het oordeel der Commissie. Daar wordt het woord , , legerpredikant" zelfs niet genoemd, laat staan dat daar gezegd zou zijn, dat het instituut legerpredikanten te verwerpen is, of verworpen wordt. Wel zegt de Commissie, dat geen nieuwe deputaten werden benoemd. Doch — aldus weer de kerkeraad — de benoeming der laatste uit onze kerken in dienst getreden legerpredikanten kan doen blijken, dat daar ook geen deputaten voor noodig zijn. Doch hoe kan men uit 't niet benoemen van deputaten voor zekeren arbeid besluiten, dat die arbeid in den ban werd gedaan? De Synode benoemde ook geen deputaten voor den arbeid onder zeevarenden. Maar niemand zal nu besluiten, dat de arbeid voor zeevarenden verworpen is. Te Amersfoort was men beducht deputaten te benoemen voor arbeid, die de plaatselijke kerken kunnen verrichten. Daarom benoemde men geen deputaten voor arbeid onder zeevarenden, en evenmin voor benoeming legerpredikanten. Ook dit kunnen de kerken zelf uitnemend verzorgen.

Verder zegt de Conunissie: , , Aan de classis Groningen werd alleen verzocht de kerken in Indië te steunen en de uitzending van leenpredikanten te bevorderen". Dit is — meent de kerkeraad — slechts voor een deel juist; doch waar het nu z.i. op aan komt, is, of daarmee besloten is, dat het instituut legerpredikanten is verworpen. Voor zulk een ingrijpende wijziging van een jaren oude practijk en voor zulk een Ingaan tegen vroegere ssmodebesluiten behoorde naar art. 31 K.O. toch door de Synode reden te zijn gegeven en dit behoorde toch in een duidelijk besluit te zijn vastgelegd. Doch zulk een besluit is er niet. De Synode 1948 heeft ook allerminst de bedoeling gehad het instituut legerpredikanten te verwerpen.

Aangaande legerpredikanten in vasten dienst besloot de Synode zich van een uitspraak te onthouden. Art. 155. En dit, terwijl het voorstel der Commissie was, uit te spreken, dat zulke legerpredtkanten „tot een anderen staat des levens waren overgegaan". Dit was het voorstel. Maar de Synode heeft opzettelijk besloten dit niet te aanvaarden en zich van een uitspraak te onthouden.

Over reserve-legerpredUcanten sprak zelfs het rapport dat in eerster instantie op de Synode 1948 diende en dat voor het instituut legerpredikanten weinig meer dan critiek had, nog gunstige woorden. Zie bijlage 38, pag. 163 in medio. De Synode handelde over dezen niet. Hier blijven dus volgens den Asser kerkeraad van kracht de besluiten van Groningen 1946, Acta art. 224. Volgens deze besluiten zouden de kerken worden opgewekt haar Dienaren des Woords ook als legerpredikanten beschikbaar te stellen, indien de toenmalige bezwaren hiertegen

(Zie vervolg op blz. 372).

door de Overheid zouden worden weggenomen. De toenmalige deputaten ad hoc hebben de kerken zoo opgewekt. En de SjTRode van Amersfoort besloot „deze deputaten dank te zeggen voor den door hen verrichten arbeid", Acta art. 158, Ila.

Zoo bieden (aldus concludeert nu Assen) laatstgenoemde Acta geen den minsten grond voor het oordeel der Commissie. De Generale Synode te Kampen spreke na deze verwarring uit, dat de besluiten der Synode Groningen inzake het instituut legerpredikanten te onderhouden zijn, zoolang deze niet behoorlijk werden gevrijzigd.

Tot zoover het Asser stuk.

We bemoeien ons niet met de vraag, wie gelijk heeft. Want het gaat ons om Iets anders. We treffen hier het woord „verwarring" aan; zie slotzin. Welnu, als met de beste bedoelingen de één zegt: zóó, de ander: zus is besloten, dan meenen we, dat het tijd wordt op korten termijn spijkers met koppen te slaan. Ten deele hangen de misverstanden samen met onbekendheid aangaande positie, rechten, verantwoordelijkheidsbepaling van legerpredikanten.

En als ik daaraan denk, durf Uk wel zeggen: ik zelf (heb van het boek van kolonel De Kluis geleerd. Zouden onze synodeleden niet probeeren, het ook te doen, b.v. •door eens met den schrijver informatorisch te spreken? Contact met ds de Kluis helpt spoediger dan een reeks missiven aan een departementaal bureau. En we moeten hier uit komen, óók met kennis van zaken. Anders hebiben we aan , , principes" niets. Die moeten altijd naar de concrete situatie worden heengedragen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

De pastorie van Mühlberg

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's