GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ÉÉN HERDER.... ÉÉN KUDDE

Bekijk het origineel

ÉÉN HERDER.... ÉÉN KUDDE

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VIII)

§ 10. Over de „samenspreking".

Er gaat een hardnekkig gerucht, dat de vrijgemaakte kerken niet willen „samenspreken".

Is dat waar?

We zullen weer de feiten laten spreken.

De generale synode van de vrijgemaakte kerken, welke in 1946 te Groningen samenkwam, kreeg o.a. óók te doen met een verzoek tot samenspreking, dat haar was toegezonden door de buitengewone synode van de gebonden kerken, welke in datzelfde jaar in Utrecht vergaderd had.

De groningse synode had wel is waar onoverkomelijke bezwaren om een samenspreking te arrangeren op de w ij z e , zoals de Utrechtse sjnaode dat aan haar voorstelde. Maar zij besloot desalniettemin tóch met algemene stemmen óók harerzijds aan de totstandkoming van een samenspreking tussen over en weer benoemde deputaten mee te werken.

Zij besloot immers o.a. het volgende:

I. „aan de Utrechtsche deputaten te melden, dat onze synode bereid is, met hen door deputaten in verbinding te treden; "

n. „een achttal deputaten (met drie secundi) te benoemen, met ruime opdracht voor wat thema en wijze der ontmoeting betreft, doch onder bepaling:

Ie. dat het thema der gedachtenwisseling primair zal moeten zijn het geheel der uit de officiëele stukreconstrueerbare eigenlijke oorzaken der geslagen breuk;

2e. dat de gedachtenwisseling voorshands alleen schriftehjk geschiede, en door beide partijen gepubliceerd en in de kerkelijke archieven gedeponeerd worde; "

III. „van de eventueel te voeren correspondentie den volledigen tekst en van de daarna eventueel volgende mondelinge besprekingen een door alle participanten onderteekend résumé toe te zenden aan de kerkeraden, en dit terstond na verschijning";

IV. „deputaten te machtigen om, indien zij bijeenroeping eener tusschentijdsche synode wenschelijk mocht achten, hiervan, onder aanwijzing van de gronden voor dit hun gevoelen, aan de kerkeraden en eventueel daarenboven ook aan de classes en particuliere synodes, mededeeling te doen; "^^).

Deze besluiten spreken voor zichzelf.

Ze zijn een royale en ernstige aanvaarding van een samenspreking.

In welke „geest" deze besluiten genomen werden, blijkt voorts duideüjk uit de woorden, welke de voorzitter der synode. Ds H. Knoop, na de aanvaarding van deze voorstellen sprak. Hij zei o.a.:

„Wij hebben met elkaar gesproken en voor het aangezicht van den Heere geworsteld om gehoorzaam te mogen zijn, zóó, dat het vleesch tot zwijgen werd gebracht en de Naam des Heeren zou verheerlijkt worden. We zien, dat in deze beslissing met groote kracht spreekt het: „Gij zijt mij onvergetehjk". Inderdaad: in dit alles spreekt het broederhart dat pijn heeft en treurt om hen, met wie we onder één dak hebben gewoond. Hier was de profetische broederband die zocht broeders, die ons hebben uitgestooten, een woord dat roept om het hart van de anderen. En we leggen alles neer aan de voeten van Hem, den Koning der Kerk, en bidden, dat Hij dat pogen der liefde moge zegenen".

Vooral Prof. Schilder had zich beijverd, èn in de commissie, welke de behandeling van deze zaak voorbereidde, èn als rapporteur, om de synode naar deze beslissing te leiden. Ds de Vries van Den Haag memoreerde, toen het genoemde besluit gevallen was, zijn arbeid aldus:

„Van de zijde van de Synode van Utrecht, of van haar moderamen is destijds ongeveer 't volgende aan de kerken geschreven: Uit alles blijkt, dat Prof. Schilder meer zijn eigen recht op het oog heeft gehad, dan het heil der Kerken.

Indien ooit, dan zou Prof. Schilder bij de behandeling van deze zaak in de Commissie of ter synode, gelegenheid hebben gehad zichzelf en zijn „gekrenktheid" naar voren te schuiven. Met groote dankbaarheid aan den Heere wil ik er op wijzen, dat Prof. Schilder de genade heeft ontvangen, èn in de Commissie, èn ter Synode, het hem geschiede onrecht niet naar voren te laten komen, maar alleen te zoeken het heil der Kerken.

Ik herinner aan één uitlating van Prof. Schilder in de openbare zitting: , , indien het komt tot gedachtenwisseUng, zullen we 't heel weinig hebben over de geschorsten, en evenmin over de s c h o r s i n-g e n, maar heel veel over dekerkrechtelijke theorieën, die achter deze schorsingen liggen".

Tegenover de publieke smaad, is het mij een behoefte hier openlijk den dank aan den Heere uit te spreken voor deze houding van Prof. Schilder" ^^).

Om de volle betekenis van deze besluiten te verstaan, moet men er zich rekenschap van geven, dat het samensprekingsvoorstel, dat de synode der gebonden kerken inzond, een zeer onaangename bijsmaak had.

Deze synode verlangde, zoals we hoorden, een samenspreküig tussen de deputaten, welke zij benoemde èn de deputaten, die, naar zij hoopte, de groningse synode aanwijzen zou.

De situatie welke zij zelf schiep, was dus deze, dat zij, ais vertegenwoordigster van een kerkengroep ter éne zijde, zich wendde tot een generale synode als vertegenwoordigster van een kerkengroep ter andere zijde, met het oog op een eventuele samenspreking.

Wie zich deze situatie g'oed indenkt kan en zal nu niet anders verwachten dan dat de synode, welke het boven omschreven contact zélf tot stand wilde brengen, zich nu in al haar gedragingen zal laten leiden door wat zij zelf, blijkens het genoemde besluit beoogde, n.l. het tot stand brengen van een éénheid tussen de kerken over heel de linie.

Natuurlijk is het gewenst en zelfs noodzakelijk, dat daarbij de afzonderlijke kerken worden ingeschakeld en actief gemaakt. Maar dan natuurUjk uitsluitend zó, dat daardoor het uitgesproken doel, n.l. 'n generale kerkelijke ee nh e i d, wordt gediend en nagejaagd.

Maar zo is niet geschied.

De synode, welke officieel contact zocht met de generale synode der vrijgemaakte kerken, met het doel een generaal contact tussen wederzijdse kerken tot stand te brengen, nam namelijk óók nog een ander besluit.

Zij besloot namelijk, behalve wat reeds genoemd werd, ook, „de kerkeraden te wijzen op hun roeping om (zulks bij voorkeur, teneinde eenheid van handelen te bewaren, in overleg met de hierna te noemen deputaten — dat zijn de deputaten voor samenspreking, C. V. —) alles te doen, wat in him vermogen is, om een breuk, die plaatselijk geslagen mocht zijn, te heelen en alles te ver-mijden in daad en woord, wat aan den hereenigingsarbeid in den weg zou kunnen staan"»»).

Uit dit besluit bhjkt, dat de sjaiode der gebonden kerken in 1946 tweeërlei campagne op touw zette. Vooreerst organiseerde zij pogingen om met d e g e-hele gemeenschap der vrijgemaakte kerken tot kerkelijk samenleven te komen.

Maar daarnaast, en ongeacht het resultaat van dit eerste pogen, opende zij tegelijk een offensief, onder centrale leiding, om de „hereniging" van afzond e r 1 ij k e gebonden kerken met afzonderlijke vrijgemaakte tot stand te brengen.

Ieder zal toegeven, dat dit een wonderlijke figuur is.

Men noemt zo iets wel: van twee wallen eten, of: twee ijzers in het vuur steken.

Men stelle zich, om zich enigszins te realiseren wat zo ondernomen werd, maar eens voor, dat twee genabuurde staten pogingen in het werk stellen om één staat te worden en dat de regering van één van die twee staten tegelijkertijd stappen onderneemt om al vast enkele provincies of steden van die andere staat tot aansluiting aan de door haar bestuurde staat over te halen!

Zeker, evenals iedere vergelijking klopt ook deze niet helemaal.

Maar ze geeft toch wel een goede analogie van Wat de Utrechtse synode in 1946 ondernam.

Vooral voor hen, die in de overtuiging leven, dat een synode een eigen, goddelijk gezag bezit, dat boven dat van de kerkeraden uitgaat.

Met het volste recht werd deze wijze van optreden dan ook als „onwaarachtig" gekwalificeerd.

Want terwijl de deputaten der gebonden kerken ernstig, immers voor Gods aangezicht, zouden beraadslagen óf, en, zo ja, op welke wijze kerkelijk samenleven van alle wederzijdse kerken, over heel de linie mogelijk zou zijn, moesten deze deputaten, krachtens de hun verstrekte opdracht — ongeacht wat zij met de deputaten der vrijgemaakte kerken zouden bespreken en tot stand brengen — tegelijk pogingen in het werk stellen om, waar ze dit maar konden bereiken, plaatselijk „de breuk te helen".

Dat wil zeggen: deze deputaten moesten in de kring der vrijgemaakte kerken datgene tot stand trachten te brengen — n.l. het verbreken van de gemeenschap der kerk c.q. der kerken — wat volgens de door hun kerken aanvaarde en gehanteerde normen als revolutionair bedrijf moest worden gekwalificeerd enschorsings-en afzettingswaardig werd geacht!!

Opvallend is hierbij nog het volgende.

Dezelfde synode welke de besluiten inzake een samenspreking met de vrijgemaakte kerken nam, arrangeerde harerzijds óók een dergelijke contact-oefening met de Chr. Geref. Kerken.

Maar in de besluiten daaromtrent vindt men geen spoor van de dubbelzinnige maatregelen, welke met 't oog op de vrijgemaakte kerken genomen werden!

Was men zich ter synode bewust, dat, als men tegen de Chr. Geref. Kerken op dezelfde wijze zou opitreden, iedere poging om tot het gewenste contact

te komen a priori verijdeld was?

Ondanks dit alles ging de groningse synode toch, op de genoemde conclusies, in op het tot haar gekomen verzoek tot samenspreking.

Het is met deze samensprekingspogüigen zeer droevig gelopen.

Overeenkomstig hun opdracht verzonden de door de synode van Groningen benoemde deputaten, de door deze synode genomen besluiten met het daarbij behorende rapport aan de deputaten der gebonden kerken.

Zij ontvingen van dezen echter geen enkel antwoord.

Wat zij wel ontvingen was een hun enkele maanden later toegezonden brief, ondertekend door het Moderamen van de in September en October 1946 te Zwolle gehouden synode der gebonden kerken.

In deze brief lezen we o.a. deze passage: „Wel bestaat er van onze zijde overwegend bezwaar tegen den voorslag, dat de gedachtenwisseUng voorshands alleen schriftehjk zou dienen te geschieden"'*^).

De synode van Zwolle maakte op deze wijze een samenspreking in dat stadium-feitehjk onmogelijk!

Want de deputaten van de vrijgemaakte kerken ontvingen wel een ruime opdracht wat thema en w ijze van ontmoeting betreft, maar ze hadden tegelijk de zeer duidelijke en bindende instructie om voorshands uitsluitend schriftelijk contact te oefenen.

Ondanks deze synodale weigering om op de hun voorgeschreven wijze te gaan „samenspreken", gingen de vrijgemaakte deputaten toch voort met hun correspondentie. En ze bleven daarin aandringen op een „voorshands" schriftelijk contact.

Het was hun er om te; doen aan de weet te komen of er aan de „overzijde" inderdaad iets vera n d e r d was. Want zou dat niet het geval zijn, dan zou imm.ers elke verdere samenspreking zinloos zijn.

En als er inderdaad zakelijk iets zou veranderd zijn in de houding der gebonden kerken, dan was het voorts noodzakelijk tot volledige klaarheid te komen ten aanzien van welke punten zulk een verandering was ingetreden.

Zelf waren deze deputaten van harte bereid ook hunnerzijds nauwkeurig aan te geven hoe zij over de in geding zijnde kwesties dachten.

Kortom: het was hun te doen om „een overzichtelijke, ondubbelzinnige, voor Gods aangezicht neergelegde verklaring over en weer nopens de essentiëele punten" ^^).

Maar op deze voorslag gingen de deputaten der gebonden kerken, hoewel de na de synode van Zwolle gehouden synode van Eindhoven hun dat niet verbood, niet in^^).

Zelfs deden zij dat niet toen hun werd voorgesteld. dat de beide groepen deputaten ter zelfde tijd en in dezelfde plaats afzonderlijk zouden samenkomen om elkaar over en weer zo snel mogelijk een schriftelijke situatietekening, desnoods in enkele regels schrift, te verschaffen, om daarna zo mogelijk tot mondelinge contactoefening over te gaan ^*).

Op deze houding van de deputaten der gebonden kerken valt voorts weer een eigenaardig licht, als men bedenkt, dat zij óók waren aangewezen met het oog op een eventuele samenspreking met deputaten van de Chr. Geref. Kerken.

De synode der gebonden kerken had, zoals we reeds memoreerden, niet alleen aan de vrijgemaakte kerken, maar óók aan de Chr. (Gereformeerde kerken een verzoek tot samenspreking gezonden. De synode der Chr. Geref. Kerken had daarop, evenals die der vrijgemaakte, dit verzoek geaccepteerd. Doch, weer precies als de synode der vrijgemaakten, onder uitdrukkelijk beding, bij expres amendement in een desbetreffend voorstel ingevoegd, dat deze samenspreking alleen „na schriftelijke voorbereiding" zou kunnen plaatsvinden ^').

De chr. geref. deputaten wensten dus een samenspreking onder precies dezelfde conditie als de vrijgemaakte dat verzochten.

Maar nimmer heeft men er iets van vernomen, dat de deputaten der gebonden kerken bij hun chr. geref. collega's tegen deze voorwaarde bez\vaar hebben gemaakt, laat staan, dat zij daarom de samenspreking met hen hebben geweigerd.

Het zal niemsuid • verwonderen, dat na deze trieste, vruchteloze martelgang om lot een samenspreking te komen de lust tot samenspreken in de vrijgemaakte kerken steeds meer bekoelde en de vraag rees of het voor God wel verantwoord was deze nog langer te begeren.

Er waren bovendien nog andere dingen geschied, welke de kwestie van de samenspreking in een nieuw licht plaatsten.

Nadat de synode der gebonden kerken, welke officieel een samenspreking had verzocht, was uiteengegaan, kwam namehjk in 1946 een nieuwe generale synode bijeen, nu te Zwolle. Dezse synode kreeg — men kan wel zeggen: natuurlijk — weer te maken met de leeruitspraken en de schorsingen enz., welke de breuk van 1944 hebben veroorzaakt.

Maar het antwoord, dat deze synode op allerlei bezwaarschriften uit eigen lering gaf, was stereotiep de volledige h a n d h a v i n g en goedkeuring van wat de synoden van 1943—1945 hadden gedaan"").

Voorts hadden de gebonden kerken de leeruitspraken, die de eigenlijke oorzaak van alle misère zijn, ook nog even door de zogenaamde oecumenische synode van Grand Rapids laten goedkeuren"'').

En om niet meer te noemen: vele plaatselijke kerkeraden van de gebonden kerken deden pogingen om met kerkeraden van de vrijgemaakte kerken en met leden daarvan in contact te treden om, zoals dat heette, „plaatselijk de geslagen breuk te helen". En men west, dat de deputaten voor Samenspreking, krachtens de hun gegeven opdracht, verplicht waren deze kerkeraden bij dit hun pogen met raad en daad bij te staan.

Om al deze redenen besloot de synode der vrijgemaakte kerken, welke in 1948 in Amersfoort samenkwam, géén nieuwe deputaten voor samenspreking te benoemen.

Maar daarbij liet deze synode het niet.

Want zij herhaalde de reeds telkens door vorige synoden gegeven verzekering, „de enigheid des geloofs te willen onderhouden met allen, die in leer en kerkregering zich houden of gaan houden aan het Woord Gods, de Drie . Formulieren van Enigheid en de aangenomen Kerkenordening".

En zij gaf bovendien nog deze verzekering, , , dat de gemeenschap, die ons uitstiet en van Godswege bhjft opgeroepen tot bekering van binding aan valse leeruitspraken en andere daden van kerkscheuring, aanstonds door ons zal kunnen en moeten aangehoord worden, zodra zij in bondige besluiten betering des levens zal hebben beloofd en bewezen en dus óók zal opgehouden zijn met het pogen, onze plaatselijke kerken, gelijk ook haar eigen kerken, te doen vergeten, dat geen enkele plaatselijke breuk waarlijk geheeld worden kan, zonder dat de zonden van en in het kerkverband herroepen worden, in welk geval iedere daartoe bevoegde kerkeUjke vergadering de roepende kerk kan aanschrijven om een vervroegde synode" "^).

En zo komen we aan de slotphase van de historie der samensprekingspogingen.

Reeds in haar zitting van 8 Sept. 1949 besloot namehjk de Haagse synode opnieuw een verzoek te richten tot de vrijgemaakte kerken om tot een samenspreking te komen.

Als basis voor deze samenspreking wees zij daarbij aan de Heilige Schrift en de drie FormuUeren van Enigheid. Terwijl als a a n k n o p i n g s p u n t voor dit mondeling contact door haar werd genoemd de bekende Verklaring van de generale synode van Utrecht, 11 November 1943, aldus luidende: „De synode erkent ten volle, dat in de leer des Verbonds tweeërlei tot zijn recht moet komen: enerzijds Gods vrijmachtige verkiezing, de krachtdadige werking Zijner genade en de onwankelbare vastheid van het eeuwige Verbond der genade en der verzoening; anderzijds de roeping tot geloof en bekering, die in de kring des Verbonds uitgaat met een geheel eigen klem en niet slechts sommigen, maar allei kinderen der gelovigen als kinderen des Verbonds voorhoudt, zowel de rijkdom van het hun geschonken voorrecht, alsook de zwaarte hunner verantwoordelijkheid, indien zij op zo grote zahgheid geen acht nemen". Bovendien gaf de synode als onderwerp van de begeerde samenspreking sian: al hetgeen ons gescheiden heeft en nog gescheiden houdt"").

Wanneer men dit alles geheel buiten het historisch verband om leest, wekt het ongetwijfeld grote verwachtingen.

Vormen de drie formuUeren van enigheid niet de best denkbare basis tussen hen die gereformeerden vsdllen zijn?

En hoe kan men een sajnenspreking royaler opzetten dan door te verklaren, dat onderwerp van discus-

sie kan en moet zijn: „al hetgeen ons gescheiden heeft en nog gescheiden houdt"?

Ongetwijfeld, het u i t g a n g s p u n t dat voor het geprojecteerde gesprek werd aangewezen was een minder hoopvol symptoom! Want de brief van 11 Nov. 1943 — Ds van Teylingen wees er jaren geleden reeds op ^°°) — heeft geen andere betekenis, dan dat ze de gehele inhoud der leeruitspraken van 1942 met een nevelachtige terminologie volledig handhaaft!

Maar waren in ieder geval grondslag en onderwerp der samenspreking niet zo goed als men maar wensen kon?

Ja, zo leek het!

Maar hoe was de werkelijke situatie? Voordat de synode van de vrijgemaakte kerken in Kampen samenkwam om ook het Haagse samensprakingsverzoek te behandelen geschiedde er heel veel. Vooral ook op de Haagse synode zelf.

Zoals we reeds zagen werd deze gedwongen, naar aanleiding van een aantal bij haar ingekomen bezwaarschriften, zich meer intensief bezig te houden met alles wat de gebonden en de vrijgemaakte kerken gescheiden heeft en gescheiden houdt.

Het resultaat nu van deze opzetteUjke en jongste bezinning op alles wat de kerkelijke breuk en de oorzaken daarvan betreft, kunnen en moeten we kort en duidelijk zó omschrijven: De Haagse Synode heeft voor de zoveelste maal alles wat de vroegere synoden in deze hebben gezegd en gedaan gehandhaafd en bevestigd.

Of, met andere woorden gezegd: De besluiten en handelingen van deze synode inzake het kerkelijk conflict moeten w or den toegevoegd aan het reeds zeer vele dat ons gescheiden heeft en gescheiden houdt.

Of, nog weer anders gezegd: De Haagse synode heeft de geslagen breuk verdiept en verwij d.

Wanneer wij nu deze daad van de Haagse synode overwegen vallen speciaal drie dingen daarbij op. Vooreerst dit, dat ze de reeks besluiten waardoor zij de geslagen breuk verergerde en zo consolideerde, nam nadat ze besloot een verzoek tot samenspreking te doen.

Daarmee bleef ze in de üjn der historie.

Want toen door de sjrnode van Utrecht in 1946 het éérste verzoek om tot samenspreking te komen werd gedaan, handelde deze precies zo.

Eerst sprak deze namelijk uit: wij zullen ons best doen om een samenspreking te arrangeren.

Maar daarna werden door haar de leeruitspraken en de tuchthandelingen — schorsingen en afzettingen enz. — nog eens bij expres en apart besluit goedgekeurd.

Ds de Graaf van Amsterdam verzette zich toen zeer sterk tegen deze wijze van doen^*"-).

Was het ook niet al te dwaas uit te spreken: wij willen met U over leetruitspraken, schorsingen, afzettingen spreken — maar éérst verklaren we nog even plechtig, ook ten aanhore van U, dat de leeruitspraken zeer goed en alles wat we U aangedaan hebben in alle opzichten perfect is geweest?

Ondanks de critiek van Ds de Graaf zette men in 1946 te Utrecht dóór.

Welnu, precies hetzelfde deed de synode van Den Haag.

Maar wordt zo de hele zaak van de samenspreking niet een vertoning, een spel, ja, een leeg gebaar?

De mannen, die moeten samenspreken zijn toch immers de dienaren, de b o o d s c h a p p e n ­ jongens van de synode? Zij zijn toch zeker aan handen en voeten gebonden door de besluiten, welke htm lastgeefster, de synode nam, door de opdracht, welke deze gaf?

Welnu, dan hebben zij in eerster en laatster instantie maar één boodschap voor hen met wie ze gaan samenspreken. En wel datgene wat hun principaal, de synode, uitsprak. Ze mogen daartegen toch zeker niet ingaan?

Natuurhjk, ze mogen en moeten de daden van hurt sjTiode toelichten en verdedigen. Ze mogen en moeten ook proberen de mannen, met wie ze zullen samenspreken, over te halen de synodale leer te accepteren en de synodale handelingen goed te keuren. Ze mogen en moeten ook toetsen wat de deputaten van de „overzijde" te berde brengen om te kunnen constateren of wat de vrijgemaakten zeggen, in overeenstemming is met wat in him kerken geldigheid bezit en of dus. mensen, die zo iets beweren, in hun kerken acceptabel zijn, enz., enz.

Maar dat alles is geen werkelijke same n-spreking..

Want het begin en het eind van het gesprek staat onwrikbaar vast.

Dat is niet anders, dat kan niet anders zijn dan het synodale oordeel over de oorzaken van de

kerkelijke breuk.

Dat is dus niet anders dan de verzekering: Denk er om, dat wat onze synoden spraken en deden was goed, best, uitsteken. En dat moet gij accepteren om bij ons welkom te zijn!

Neen, wie zo besluit, vraagt geen samen spreking.

Die vraagt alleen dit: kom eens met ons praten om ons de gelegenheid te geven nog eens voor U uiteen te zetten hoe goed we alles hebben gedaan, teneinde U over te halen onze synodale beslissingen te accepteren!

Zo deed men het open en duidelijk t.o.v. Ds Schilder "-02).

Zo doet men het zakelijk t.o.v. aUe vrijgemaakte kerken.

Maar waarom zegt men dat niet ?

Daarbij komt nog iets.

De synode zei eerst: we gaan samen spreken op grond van de drie formulieren van enigheid.

Maar nadat zij dat besluit had genomen, nam, zij ook nog een besluit ten aanzien van het gaan samenwonen met hen die zich eerst hadden „vrijgemaakt".

En zie: tegen die mensen zei de synode: ge kunt weer met ons gaan samen wonen, ja, maar alleen als ge ten volle accepteert wat onder ons kerkelijke geldigheid bezit ^o^-j^

Met andere woorden: de synode verklaarde metterdaad: kerkehjke g e m e e n s c h a p met ons is alleen mogelijk als ge de synodale leer inzake belofte, verbond, doop en de synodale theorie inzake de regering der kerk aanvaardt en U op z'n minst neerlegt bij alle tuchthandelingen, die geschied zijn.

Dat is toch wel een wonderhjke combinatie:

Samen spreken op grond van de belijdenis.

Samen wonen op grond van wat in onze kerken geldigheid heeft, d.w.z. óók op grond van die heel speciale, door geen enkele klassiek gereformeerde belijdenis geleerde, ja, metterdaad daarmee strijdende, of, op zijn minst daarin niet genoemde theorie omtrent belofte, doop, verbond!

Is s a m e n spreken met hen, die zo spreken, niet a priori een paskwil?

En tenslotte noemen we nog één ding.

We wezen er reeds op, dat de synode van Utrecht bij haar samensprekingspogingen twee ijzers in het vuur stak.

Ze wilde samenspreken met alle kerken. Maar tegelijk ook met afzonderlijke kerken en leden daarvan.

Hoe scherp de synoden van Groningen en Amersfoort ook tegen dit gedoe hadden geprotesteerd — de Haagse synode ging op dit onkerkeüjke, immorele pad rustig voort.

Zij benoemde immers weer deputaten om niet alleen met „de Gereformeerde Kerken (onderh. art. XXXI K.O.)" samen te spreken, maar ook „met afzonderhjke leden uit deze kerken, indien zij het verlangen daartoe bij deputaten kenbaar maken" ^''*).

Bovendien verzekerde de Synode, dat zij haar volle medewerking verleende om de „kerkehjke gemeenschap opnieuw te verwezenlijken in aUe plaatsen" waar mensen als Ds B. A. Bos en de zijnen zich zouden melden. Zij wekte voorts de kerkeraden op „ten spoedigste de kerkelijke gemeenschap" met zulk soort lieden „te hervatten". Aan de deputaten voor samenspreking gaf ze daarbij opdracht kerken en classis bij dit soort herenigingspogingen met raad en daad bij te staan. Terwijl zij ten slotte aan kerken en classes nauwkeurige richtlijnen gaf hoe zij zich bij deze herenigingsmanipuiaties dienden te gedragen i"^).

Op deze vrajze was ook de Haagse synode bezig een wig te drijven tussen de vrijgemaakte kerken en haar sjoioden, de vrijgemaakte kerkleden en hun kerken.

En ook haar treft het odium van onwaarachtigheid.

*

Is het nu een wonder, dat de synode van Kampen het verzoek om samenspreking-door-middel-van-deputaten afwees?

Mocht ze anders doen, indien zij aan haar roeping om waarUjk in alles k e r k e 1 ij k te handelen getrouw wilde zijn? .

Maar ook de synode van Kampen liet het bij deze weigering niet.

Ook zij, evenals haar voorgangster, sprak uit, dat de gebonden kerken aanstonds „kunnen en moeten aangehoord worden, zodra zij in bondige besluiten betering des levens (zullen) hebben beloofd en bewezerï". Dan, als dat geschiedt, al is het ook in nog zeer geringe omvang, dan zal zelfs iedere bevoegde kerkehjke vergadering de roepende kerk voor een vervroegde sjoiode kunnen aanschrijven! ^'"').

Wilden de vrijgemaakten niet samenspreken?


88) Acta, art. 136.

89) Acta, art. 145.

90) Acta, art. 115.

91) Acta, pag. 328.

92) Idem, pag. 108.

93) De Elndhovense synode ging „accoord" , , met de opvatting van deputaten, dat de bepaling van Zwolle niet insloot, dat geen enkele brief zou mogen worden gezonden" (Acta, art. 91). En zij sprak uit, dat zij „kennis heeft genomen van het feit, dat, en de wijze waarop, deputaten zich voorshands schriftelijk (!!!) tot die der synode van Groningen hebben gewend" (ld.). En zij sptak de hoop uit, dat „onder den zegen des Heeren verdere pogingen van deputaten eindelijk (!!!) tot het begeerde resultaat van een mondelinge samenspreking zal lelden" (idem).

94) Zie voor de gehele gang van zaken de Acta van de synode van Amersfoort, p. 93—108 en 139—153.

95) Acta der (Chr. Geref.) synode van Utrecht, 1946, art. 75. - '^^lipIg^U^

96) Acta der Synode van Zwolle, art. .280, 309, . 353, 'S. 422, 423.

97) Acta van die synode, art. 89.

98) Acta, art. 89. '

99) Acta, art. 183.

loo) Aard en achtergrond enz., p. 8.

101) Acta, art. 217.

102) Zie art. II van deze reeks.

103) Zie het voorgaande art. van deze reeks.

104) Acta, art. 621.

105) Acta, art. 695.

106) Zie de officiële besluiten in De Ref. van 20 Oct. j.l.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 december 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

ÉÉN HERDER.... ÉÉN KUDDE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 december 1951

De Reformatie | 8 Pagina's