GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kerk en haar diensten (Art. 27 N.G.B.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk en haar diensten (Art. 27 N.G.B.)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDARTIKEI,

II. WIJ GELOOVEN EN BELUDEN

„EEN EENIGE KATHOLIEKE OF ALGEMENE KERK”

2. Wij gelooven en belijden een eenige kerk. De kerk ii, ó& . Zij vvardt vsrgadera van het begin der wereld tot het einde. Zij is één gebouw, opgetrokken van levende steenen, de geloovigen, dat oprijst hier in de wereld, en dat voltooid zal zijn op den jongsten dag. Meermalen spreekt de Schrift van de kerk als van een gebouw, b.v. Ef. 2 : 21, 1 Petr. 2 : 5. Dat is zeer leerzaam. Zij, die van de kerk spreken als van het onzichtbaar geheel der uitverkorenen, de optelsom van alle geloovigen, kunnen eigenlijk dit beeld niet gebruiken. De geloovigen, die van het gebouw der kerk de levende steenen vormen, zijn op een bepaalde manier en op een bepaalde plaats ingevoegd in het gebouw, ja, samengevoegd tot het gebouw. De steenen, op bepaalde architectonische wijze aaneengerijd en opgestapeld en samengevoegd, vormen op die manier het gebouw. Het geheel van al die steenen is nog niet het gebouw. De steenen kunnen ook opeengestapeld liggen in een hoop, maar dan zijn ze geen gebouw. Welnu, de kerk is een gebouw. Niet een hoop van steenen, niet de som van alle geloovigen, maar de vergadering der geloovigen, op bepaalde architectonische wijze samengevoegd tot een eenheid en dan als eenheid iets anders zijnde dan de som van het geheel der onderdeelen.

Nu, de Heere vergadert alle geloovigen tot een eenige kerk. De Heere trekt één gebouw op. Hij zet er niet vele naast elkaar, zoodat ieder naar eigen smaak kiezen kan in welk gebouw hij zijn intrek wil nemen. Eén lichaam is het, Ef. 4 : 4.

Hiermede komt in strijd de z.g. leer van de pluriformiteit der kerk. Er is wel eens gezegd, dat deze leer door de belijdenis wel niet geleerd wordt, maar toch ook niet met haar in strijd komt, door haar wel wordt geduld. Maar hier staat toch duidelijk: V/ij gelooven en belijden een eenige kerk.

De hoofdzaak van de leer der pluriformiteit is dit, dat men de verschillende kerkinstituten ziet als openbaringen, verschijningen van het — in dezsn gedachtengang onzichtbaar geachte — lichaam van Christus. Dit laatste — dat dan gelijk is aan de som van alle geloovigen, verspreid over alle mogelijke kerkinstituten — is de eigenlijke kerk, het is het wezen der kerk, het instituut is maar de zichtbare buitenkant. Hierachter zit een heele filosofie, die misschien als volgt duidelijk gemaakt kan worden. Wanneer we een dierkundeboek opslaan, dan vinden we daarin ook een hoofdstuk, getiteld: het paard. Er zijn natuurlijk in de wereld vele paarden, van verschillende rassen en van verschillende kleuren enz. Maar het dierkundeboek abstraheert van deze werkelijkheid en spreekt van: het paard, in dat hoofdstuk die kenmerken besprekende die nu juist een paard tot paard maken. Maar nu is er een filosofie, die dat gedachtending „het paard" het eigenlijke paard acht, terwijl alle verschijningsvor­ concrete paarden slechts zichtbare men van dat paard zouden wezen.

En zoo spreekt men nu ook over de kerk. De vele kerkinstituten zouden slechts openbaringen, verschijningen zijn van „de kerk", die daarboven en daarachter zou liggen. Van die „kerk" zou in alle kerken iets aanv/e^ig zijn. Het eene kerkinstituut is een TO.inder, het andere een meer zuivere openbaring van die „kerk", maar principieel staan dan toch alle instituten op één lijn. Er is slechts een gradueel, geen principieel onderscheid.

Er zijn menschen die deze lijn nog veel verder doortrekken, die niet maar alle kerkinstituten, doch alle godsdiensten principieel op één lijn stellen. Het christendom is dan wel de hoogste godsdienst, maar het is principieel niet onderscheiden van den afgodendienst. Alle godsdienst is een uiting van de in den mensch wonende godsdienstigheid. De een uit zich zus, de ander zoo.

Wie de hier besproken kerktheorie aanhangen, redeneeren ook vanuit den mensch. Het zijn de menschen, die zich saamvoegen tot een kerkgemeenschap en men doet dat al naar zijn aard en ligging. Onze beUjdenis spreekt echter anders. Zij zegt: Wij gelooven en belijden een eenige kerk. En nu moet men niet zeggen: Dat kon nog wel beweerd worden in den tijd van de opstelling der belijdenis, maar vandaag den dag gaat dat niet meer. Ook toen was er veel wat zich met den naam „kerk" sierde. Onze vaderen hebben heusch die werkelijkheid wel gezien. Vergelijk maar art. 29 waar staat, dat de gemeenschap der ware kerk goed moet onderscheiden worden van alle secten, welke zeggen dat zij de kerk zijn. Het was in die dagen waarlijk niet zoo, dat slechts tegenover elkander stonden het Roomsche instituut en de kerk der reformatie. Daarnaast waren ook'andere gemeenschappen, die zich den naam „kerk" aanmatigden. Niettemin spraken onze vaderen naar de Schriften van eeri eenige kerk.

3. Wij gelooven en belijden een.... katholieke of a l g e m e e n e kerk. Hier stuiten we op het woord „katholiek". Met dit woord noemen zich met voorliefde de Roomschen. En wie vanuit het zichtbare redeneert, die moet ook wel tot de conclusie komen dat .de Roomsche kerk de katholieke kerk is. Immers deze kerk vormt één groote machtige organisatie over de geheele wereld, en overal in de wereld wordt de paus van Rome erkend als het hoofd. Toch is de Roomsche kerk niet waarlijk katholiek, en wij moeten dan ook nalaten het Roomsche voorbeeld te volgen door de Roomschen Katholieken t6 noemen, gelijk nog maar al te vaak geschiedt. De Roomsche kerk is niet de vergadering van de ware Christ-geloovigen, zooals de kerk verderop nader omschreven wordt. Zij heeft in het verleden vele ware christenen, die niet anders wilden dan heiliglijk leven naar Gods Woord, vervolgd en uitgebannen, en dat doet zij vandaag nog. En zij stelt als voorwaarde voor het lidmaatschap der kerk niet: onderwerping aan het Woord des Heeren, maar aanvaarding van de Roomsche kerkleer, die dat Woord des Heeren heeft vervalscht en er veel aan toegevoegd heeft uit de traditie. Zoo b.v. het kort geleden afgekondigde dogma omtrent de lichamelijke hemelvaart van Maria. Zoo maakt Rome den toegang tot de kerk veel smaller dan Gods Woord dat doet, en aan den anderen kant ziet Rome niet toe dat in haar rijen alleen maar opgenomen worden en verkeeren die heiliglijk willen leven naar Gods Woord. Gods Woord wordt verdrongen door de kerkleer. En daarom is Rome niet waarlijk katholiek.

Het woord „katholiek", dat we hier tegenkomen, ontmoeten we ook met betrekking tot de 12 artikelen. Die heeten: de artikelen van ons algemeen, ongetwijfeld christelijk geloof. Met dat woord „algemeen" moeten we wel erg voorzichtig zijn, en we moeten wel toezien dat we het recht verstaan. •

Daar wordt wel gezegd: we hebben drie algemeene beüjdenisgeschriften (12 artt., belijdenis van Nicea, belijdenis van Athanasius), en bovendien hebben tvij drie bizondere belijdenisgeschriften (Ned. Geloofslielijdenis, Heidelb. Catechismus en Dordtsche Licsri^ gels), aldus verder redeneerend: de drie al gem e e- n e belijdenisgeschriften hebben w© gemeen met alle „christehjke kerken", de drie bizondere belijdenisgeschriften, de formulieren van eenigheid, zijn ons als Gereformeerde kerken eigen. Die laatste zijn óns speciale kenmerk, waardoor wij ons in de rij der kerSinstituten onderscheiden als Gereformeerd. Dat is aan ons iets bizonders, iets aparts.

En zoo heeft elk zijn eigen apartigheden. De Roomschen hebben hun apartigheden, de Lutherschen de hunne, wij hebben de onze. Maar de 12 artt. enz. hebben we allen gemeen.

Als dit waar was, dan moesten we maar spoedig onze apartigheden laten varen, ieder de zijne, en moesten we maar gaan vereenigen op de basis van de 12 artikelen. Dan zou het zo zijn, dat ieder, behalve de algemeene voorwaarde tot het kerklidmaatschap (aanvaarding van de 12 artt.) ook nog zijn eigen bizondere voorwaarden stelde, en dat laatste zou dan bij óns inhouden: aanvaarding van de formulieren van eenigheid.

Dit kan wel gezegd worden van Rome, maar ni^t van de Gereformeerden, die als eisch alleen maSr stellen: aanvaarding van het Woord des Heeren. De geheele redeneering is bezijden de waarheid. In de formulieren van eenigheid hebben we niet te doen met Gereformeerde apartigheden, naast en boven de 12 artikelen. De formulieren van eenigheid zijn niets anders dan bewaring en handhaving van de aloude belijdenis, die neergelegd is in de 12 artikelen, tegenover allerlei dwalingen en ketterijen die zich in de kerk voordeden.

Het is dan ook niet waar dat we met Rome de 12 artikelen gemeen hebben, al worden ze formeel door Rome gehandhaafd. Denk slechts aan Zondag 11 van den Catechismus over den naam Jezus. Daar wordt gevraagd: Gelooven die dan ook aan den eenigen Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en. welvaart bij de heiligen, bij zichzelf of ergens elders zoeken? Kenne- Hjk wordt hier gedoeld op de Roomschen. En het antwoord op die vraag is een volmondig „neen". En dat „neen" wordt aldus nader toegelicht: zij verloochenen met de daad den eenigen Heiland Jezus ofschoon ze met den mond in Hem roemen. Rome gelooft niet in Jezus als den eenigen Zaligmaker. Want Rome heeft erbij: Maria en de andere „heiligen" ena. Zoo hebben wij dus met Rome niet de 12 artikelen gemeen.

Hetzelfde is het geval met Barth en zijn volgelingen. Ook Barth bewaart en handhaaaft deze artikelen niet. Hij loochent de historische geboorte van den Christus uit de maagd Maria, welke in de 12 artikelen beleden wordt. Volgens hem is 't Kerstverhaal geen beschrijving van geschiede gebeurtenissen, maar 'tis slechts een

verhaal, en als zoodanig is 't van beteekenis. Het is een leerzaam verhaal, zooals ook een gelijkenis een leerzaam verhaal is. God wil ons in het Kerstverhaal leeren, dat in den mensch geen mogelijkheden zijn tot verlossing, maar dat de verlossing geheel en al van God moet komen. Hij ziet voorbij, dat juist in de historische geboorte van den Christus uit de maagd Maria God tot ons komt met Zijn verlossing. Ook Barth gelooft de 12 artikelen niet. Ook met hem hebben we de 12 artikelen niet gemeen.

En, om niet verder te gaan, ook met de synodalisten hebben we de 12 artikelen niet gemeen. Denk maar aan het artikel inzake de kerk: Ik geloof een heilige, algemeene, christehjke kerk. De synodalisten bewaren en handhaven dat artikel niet. Anders was het onmogelijk om tot ons te zeggen: wij weren u van het H. Avondmaal enz. en toch zijt gij ware geloovigen en broeders.

Was het maar waar, dat wij met alle dezen de 12 artikelen gemeen hadden. Dan kon vereeniging plaats vinden. Maar het is niet het geval. Zeer zeker hebben allen officieel en formeel de 12 artikelen als behjdenis des geloofs. Doch het gaat niet om een formeele handhaving en bewaring, het gaat om echte bewarmg naar den inhoud. De Hervormde kerk handhaaft formeel ook de drie formulieren, maar in de practijk worden ze weinig of niet geteld.

Wij gelooven een katholieke kerk. Waar is die katholieke kerk? Daar waar de 12 artikelen waarlijk bewaard en gehandhaafd worden tegen dwaling en ketterij, en waar alzoo de toegang tot de kerk niet nauwer of wijder wordt gemaakt dan de Heere zelf doet in Zijn Woord. Daar worden alle Christ-geloovlgen vergaderd. Daar staat de deur open voor allen die waarlijk willen buigen voor de Schrift. 4. We komen nu tot het woord „kerk". Dit woord is afkomstig van het Grieksche bijv. naamwoord kuriakè (vrouwelijk van kuriakos), waarbij als zelfstandig naamwoord gedacht zal moeten worden ekklèsia, gemeente. Kuriakos is afgeleid van Kurios, Heer. Kuriakè ekklèsia is dus: gemeente des Heeren. Met den naam Kurios wordt in het Nieuwe Testament Jezus Christus genoemd, Die verhoogd is in den hemel en daar zit aan Gods rechterhand. Hij heeft in Zijn vernedering de Zijnen gekocht met Zijn bloed, zij zijn Zijn eigendom geworden, en nu is Hij in Zijn verhooging Heer Zijner gemeente, haar eigenaar en meester en koning. Zij is de gemeente van den Heere Jezus Christus. De kerk is niet een zaak van menschen. Niet in haar vergadering en niet in haar bewaring. Ook niet in haar reformatie. Met de bede: Uw koninkrijk kome, bidden wij ook: Bewaar en vermeerder U w kerk (Zondag 49). De kerk is niet een menschehjke organisatie, geboren uit menschehjke aandwft, ook niet uit geheiligde christelijke aandrift. Zij is het volk des Heeren, door den Heere geformeerd. Zij is de gemeente van Christus, door Christus gekocht en vergaderd. Door den Heere bewaard en in stand gehouden. Door den Heere ook in genade telkens weer tot reformatie gebracht. Ook reformatie der kerk is niet een zaak van menschen. Wel worden door den Heere menschen daarbij betrokken, daarbij in dienst genomen. En wat menschen daarin dan doen is, gelijk alle goede werken der menschen, met zonde bevlekt. Maar dat neemt toch niet weg, dat reformatie meer is dan een goed werk van menschen, gedaan uit waar geloof, naar de wet Gods en Hem ter eer (Zondag 33). De bewaring — en daarin ook de reformatie — der kerk is een werk des Heeren. Zondag 21, belijdenis doende van ons geloof aangaande de kerk, zegt, dat de Zone Gods Zich een gemeente vergadert, beschermt en onderhoudt. Hij vergadert, beschermt en onderhoudt Zich niet christelijke vereenigingen en organisaties enz. Die behooren, wanneer zij beantwoorden aan den norm van Zondag 33, tot de goede werken der mensehen, der geloovigen. Maar Hij vergadert Zich een gemeente. Hij is het ook, die die gemeente in stand houdt. En bij dat in stand houden behoort ook, dat Hij haar verlost van dwalingen, van afval, van menschelijke heerschappij, dus dat Hij haar reformeert.

B. JONGELING.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De kerk en haar diensten (Art. 27 N.G.B.)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's