GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van bedestonden en stomme honden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van bedestonden en stomme honden

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

OP EEN OM 'T KERKPLEIN

Een van de evenementen in de winterse stilte op ons dorp vormden vroeger de lezingen, georganiseerd door de Christelijke Oranjevereniging: Bijbel en Oranje. Afgezien natuurlijk van het jaarfeest van de jongelingsvereniging en de uitvoering van de zangvereniging. Toen de meisjesvereniging kwam en ook jaarfeest hield en de naaikrans van de weeromstuit ook aan 't jaarfeesten sloeg, waren de winters reeds niet meer zo lang en niet meer zo stil en de stad dichterbij. Maar voordien heeft Bijbel en Oranje er ons doorgesleept. Viermaal, soms zesmaal in een winter kwam er een spreker. Altoos waren het dominees. Mannen van naam! Daar werden de eerst-besten niet voor gevraagd. Zorgvuldig werd het sprekerslijstje samengesteld en werden de beurten tussen dominees van de grote en de kleine kerk verdeeld. Berichten, dat de gevraagde redenaar tot zijn leedwezen verhinderd was aan het vererend verzoek te voldoen waren een uitzondering. Blakende liefde voor het huis van Oranje en de historie des vaderlands zijn daar niet minder oorzaak van geweest dan de schrale traotementen en het aanmoedigende: , , Töe man, dat moest je nou 's aannemen" van menig pastoorse, die van de huiselijke nood een vaderlandse deugd maakte. Hoe het ook zij — wij waren er goed mee. We kregen de bloem der natie in de kleine kerk op de kansel en in de grote kerk achter 't bordje, zijnde in de laatste de preekstoel voor de rechtzinnige pastor loei en in dagen van vacature ook voor de vrijzinnige ringpredikanten gereserveerd. Maar ook afgedacht van deze kleinigheden — we hoorden dan toch maar de talenten uit onze vaderlandse dominees-wereld. En dat in pluriforme verscheidenheid.

Maar bij alle verscheidenheid waren er toch ook vele punten van overeenkomst.

Hoe vaak heb ik als jongen in de inleiding tot de eigenlijke rede niet horen reciteren:

In 's lands historieblaan lees ik de grote daan van 't voorgeslacht.

Meestal konden de sprekers het ook niet nalaten de historici Fruin en Blok te citeren. Bij uitzondering Groen van Prinsterer. Zat daar een heel klein tikkeltje domineesijdelheid achter?

En vele malen hoorden we het gruwzame verhaal hoe bij de dood van Prins Willem de Tweede de vreugde onder de regenten, met name van het eens door deze stadhouder bedreigde Amsterdam, zó groot was, dat er in de armbus in die stad rijkelijk werd gegeven. Ja, dat een zeer milde gift in het collectezakje zelfs vergezeld was van het schimpdicht:

De prins is dood, mijn gaaf vergroot. Geen blij der maar in tachtig jaar.

Ook een ander collectezakje werd door de sprekers zelden vergeten. Het zakje, waarin in 1782 een schimpbrief je gevonden werd:

Bedestonden — stomme honden!

Ik zat er, zo vaak ik het hoorde, compleet van te rillen: zóveel goddeloosheid! Zo werd het ook steevast verteld, als hét teken van nationaal verval. Ik herinner me niet, dat ooit het volledig rijm werd geciteerd. En verkeerde lang in de mening, dat de onbekende lekedichter de bedestonden voor „stomme honden" schold. Totdat mij later het gehele rijm onder ogen kwam:

Bedestonden, stomme honden!, dooden geenen Engelschman. Maar een vloot in zee gezonden, stomme honden!, dat is 't wat ons redden kan.

Die ontdekking maakte mij opeens die man van het beruchte collectezakje wat sympathieker. Want ik bemerkte, dat hij met dat „stomme honden" niet 't bidden schold, maar wel de laffe Jan-Salie-geest, die ons volk in die dagen bevangen had. Dat nakroost van Jan Courage, wier voorgeslacht in de dagen van Tromp en De Ruyter God vreesde en de zeeën schoon veegde, was op het einde van de achttiende eeuw zó laf, dat het tegen de Engelsen niet meer kikken dorst: stomme honden! Het organiseerde uit kracht van traditie bidstonden voor de nood van 't land en liet onderwijl de wallen van zijn steden slechten, het leger verkommeren en 's lands vloot rotten in de havens. Die geest was de geest van 't verval van de religie, van de kerk en van het vaderland. Daartegen was het protest via de kromme weg van 't kerkezakje misschien vroom.

Het is vroom God de HERE te bidden. Als men daarbij het kruid droog houdt. Bid èn werk.

Bidden — als zulken, die zelfs niet iets goeds vermogen te denken uit zichzelven.

Werken — als zulken, die luisteren naar het vermaan: „wat uwe hand vindt om te doen, doe dat met

uwe macht".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Van bedestonden en stomme honden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's