GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Volhardend bidden om recht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Volhardend bidden om recht

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Zal dan God geen recht doen zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen? " Lrukas 18 : 7.

UIT DE SCHRIFT

Herhaaldelijk vermaant de HEERE zijn volk om volhardend te biddfen. „Volhardt in het gebed" (Rom. 12 : 12). „Houdt sterk aan in het gebed, en waakt in hetzelve met dankzegging" (Col. 4:2). „Bidt zonder ophouden" (1 Thess. 5 : 17).

Ook de gelijkenis van de weduwe en de onrechtvaardige rechter heeft deze strekking, „dat men altijd moet bidden en niet vertragen".

De Heere Jezus heeft zijn gemeente voorspeld, dat ze in deze wereld verdrukking zal hebben. Hij zendt zijn discipelen als „schapen temidden der wolven".

De gelovigen zullen vervolgd worden om der gerechtigheid wil. De mensen zullen hen smaden en vervolgen en liegende alle kwaad tegen hen spreken om Christus' wil (Matth. 5 : 10, 11). Als dat de uitverkorenen overkomt moeten ze niet moedeloos worden. Ook er niet aan wanhopen of de HEERE hun wel recht zal verschaffen. Maar in, het gebed volharden en dag en nacht tot God roepen.

Jezus sprak de bekende gelijkenis om z'n discipelen daartoe aan te sporen. Er was een rechter in een stad. • Hij vreesde God niet en ontzag geen mens. Hij was niet bang voor Gods toorn en gaf om het oordeel der mensen niet. Een echte potentaat, die deed wat goed was in 1 zijn ogen. Het is niet best als een verdrukte aan zulk een mens is overgeleverd. Dat was nU' het geval met een weduwe. Ze had geen sterke man om voor haar rechten te strijden. Haar enige toevlucht was de rechter. Die zou en moest haar goe.d doen. Ze had een tegenpartij. Haar was onrecht aangedaan. En ze stond in het gelijk. Maar ze kon zichzelf geen recht verschaffen. Hoe eerlijk haar zaak ook was. In haar nood kwam ze tot de rechter en zei: „Doe mij recht tegen mijn wederpartij". Dat deed ze niet één keer maar herhaaldelijk. Ze kwam voortdurend, zo staat er letterlijk.

Als ze na de eerste rechtszitting naar huis moet gaan laat ze het er niet bij zitten. De volgende keer is ze er weer. En als ze dan nog geen recht vindt herhaalt ze haar eis nog eens. Zolang heeft ze volgehouden totdat de rechter haar recht deed. Het „gezeur" begon de man te vervelen.

Hij zei bij zichzelf: , , Hoewel ik God niet vrees en geen mens ontzie, nochtans omdat deze weduwe mij moeilijk valt, zo zal ik haar recht doen, opdat zij niet eindelijk kome en mij het hoofd breke".

Hij vond die vrouw lastig. En was bang, dat ze niet ophouden zou en hem zodoende het leven zou vergallen. Het kon weleens zover komen, dat ze hem een blauw oog zou slaan! Om van haar af te wezen, deed hij dan maar recht.

Natuurlijk wil de Heere Jezus van deze rechter geen woord goeds zeggen. Er deugde niets van. Hij spreekt uitdrukkelijk van deonrech tvaardige rechter. Er is geen sprake van dat Jezus deze man met God vergelijkt of liever, dat Hij God met deze rechter vergelijkt. Het gaat alleen om de volharding van de weduwe, die maar niet ophield met vragen. En om het recht, dat zulk een rechter haar tenslotte verschafte.

Als die weduwe, ondanks alle teleurstelling, in haar schijnbaar hopeloos geval toch volhoudt, hoeveel te meer moeten de uitverkorenen dan wel volharden in het gebed om recht.

Als zulk een kerel tenslotte toch recht verschaft op aanhoudend aandringen, hoeveel te meer zal dan God wel recht doen aan de uitverkorenen.

„Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen en laat Hij hen wachten? " (vs 7).

De vertaling van de laatste woorden van dit vers is zeer moeilijk. Stellig wil Jezus zeggen, dat God zijn uitverkorenen recht zal doen. En dat Hij hen niet nodeloos laat wachten. Er staat immers uitdrukkelijk „Ik zeg u, dat Hij hun haastelijk recht doen zal".

Er komen onwillekeurig een paar vragen bij ons op. Mogen we God wel om ons recht bidden ? Hebben we wel recht ? Wie zijn die uitverkorenen? Doet de HEERE wel haastelijk recht aan zijn ' volk ? Wat de eerste vraag betreft: Inderdaad mogen we om recht bidden. Als de zaak waarmee we tot de HEERE komen recht is. Zo lezen we in 2 Kron. 20 VS 12, dat Josafat de HEERE bidt om recht te doen. De Moabieten en Ammonieten bedreigen de erfenis, die God aan zijn volk gegeven heeft. Zij doen onrecht, Josafat beroept zich op de HEERE. „O onze God! zult Gij geen recht tegen hen oefenen? Want in ons is geen kracht tegen deze grote menigte die tegen ons komt, en wij weten niet wat wij doen zullen, maar onze ogen zijn op U."

David bidt: „Doe mij recht, HEERE, want ik wandel in mijn oprechtheid en ik vertrouw op de HEERE, ik zal niet wankelen" (Ps. 26:1). „Doe mij recht naar Uw gerechtigheid, HEERE mijn God, en laat ze zich over mij niet verblijden" (Ps. 35 : 24). ., Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van de man des bedrogs en des onrechts" (Ps. 43 : 1).

Er is in de Schrift sprake van God, „die het recht van de weduwe en de wees doet en de vreemdeling liefheeft, dat Hij hem brood en kleding geeft" (Deut. 10 : 18). Als de rechtvaardigen om hun vasthouden aan de HEERE, om hun wandelen in de wegen des HEEREN, om hun opkomen voor waarheid en recht in de Kerk, verdrukt worden en het moeilijk hebben, dan mogen ze God bidden bij dagen en bij nachten om recht en ze mogen zeker weten, dat Hij „hun gerechtigheid zal doen voortkomen als het licht en hun recht als de middag" (Ps. 37 : 6).

Wat de tweede vraag betreft: De uitverkorenen zijn de geroepenen, de gelovigen, de begenadigden. Op. 17 : 14 spreekt op deze manier van geroepenen en uitverkorenen en gelovigen. Dat is verkiezing van God als we mogen geloven, dat we in de wegen des HEEREN mogen blijven, als we om der gerechtigheid wil smaadheid moeten dragen. Dat woord uitverkorenen hoeft ons niet te doen schrikken. We kennen onze verkiezing aan onze roeping door het evangelie. En wat de vraag betreft of de HEERE haastig recht doen zal, daarop antwoordt de Heere Jezus: Hij zal dat inderdaad doen.

Maar daarbij moeten we wel bedenken, dat Gods wegen hoger zijn dan onze wegen en zijn gedachten dan onze gedachten..

„Doch deze zaak zij u niet onbekend, geliefden, dat één dag bij de Heere is als duizend jaren en duizend jaren als één dag" (2 Petr. 3:8).

Wij kunnen Gods doen met zijn volk en zijn vijanden niet berekenen. Het duurt ons veel te lang. Wij dreigen moedeloos en ongeduldig te worden. Maar dat mag niet. De Heere zal zijn volk recht doen. Op z ij n tijd en op z ij n wijze. Maar Hij doet het. Ontwijfelbaar zeker. Zelfs al zouden de verdrukten het zelf niet meer beleven, dan gebeurt het toch. Laten wij maar volharden in het gebed. In gelovig verwachten. Want daarvoor is geloof nodig. Dat zegt de Heiland in VS 8: „Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde? " Zal Hij dat geloof vinden, dat nodig is voor de volharding in het gebed? Het geloof verwacht alles van de Heere. Die recht verschaffen zal. Vaak reeds in deze bedeling. En anders zeker als Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Laten we maar toezien, dat we volharden in het geloof en in het gebed. Dan zullen wè niet beschaamd worden. In der eeuwigheid niet.

Dit alles kreeg weer practische betekenis in de laatste jaren. We ondervonden onrecht. We werden en worden — ten onrechte — uitgemaakt voor scheurmakers en bestrijders van de waarheid.

We krijgen te horen: Jullie wilt niet anders. Jullie breekt af en scheurt.

Velen hebben het door de vrijmaking moeilijk gekregen. Ze hebben veel moeten loslaten, waaraan ze gehecht waren. Ze zouden gaarne willen, dat de „te­ genpartij" hun recht zou erkennen. Waarom blijft men ons als scheurmakers schelden? Waarom blijft men ons moeite en verdriet aandoen? Laten we maar niet denken, dat wij met onze argumenten nog veel zullen bewerken. Waar het hart gekozen heeft, daar helpen duizend argumenten niet. Al worden er duizend stukken op tafel gelegd, men luistert toch niet. De zaak waarvoor we streden en strijden was en is recht. Laten we maar volharden in het gebed. En daarin niet verslappen. „Kent de HEERE in al uw wegen en Hij zal uw paden recht maken."

Dat kennen de uitverkorenen. Dat roepen in slapeloze nachten. Dat bidden midden onder hun werk. We moeten het maar niet vreemd vinden, dat we onrecht Ujden. Dat kunnen we niet ontgaan. Dat heeft de Heere ons voorzegd. Vindt de Heere geloof bij ons als Hij wederkomt? Dat geloof, dat alles van Hem

verwacht ? „Wentel uw weg op de HEERE en vertrouw op Hem: Hij zal het maken, en zal uw gerechtigheid doen voortkomen als het licht en uw recht als de

middag."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Volhardend bidden om recht

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's