GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nog steeds het oude (valse!) liedje

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog steeds het oude (valse!) liedje

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het nummer van 3 Mei j.l. besprak ik een aantal artikelen uit de „synodale" pers, waarin een wonderlijke — helaas al te bekende — tegenstrijdigheid in, laat ik maar zeggen: „interpretatie" van de beruchte leeruitspraken der gebonden kerken voor ieder te constateren viel.

In dat artikel plaatste ik ook een „verklaring" van de synodale kerkeraad van Zwolle tegenover een artikel van de eveneens „synodale" dominee De Vries van Kampen.

Deze reageert op dat artikel in de Kerkbode van de classis Zwolle der gebonden kerken van 16 Mei.

Hij doet dat op een zeer hautaine wijze. We zullen daar maar niets van zeggen. Zoiets is immers een onzakelijke en onchristelijke onhebbeUjkheid, die alleen biografische betekenis heeft.

Toch is er iets in dat artikel, dat wel even gememoreerd mag worden.

Men kent de situatie.

De synodale kerkeraad ging uit om in troebel water te vissen. Hij wist — het is reeds zo vaak en zo nadrukkelijk gezegd, dat zelfs een kind het zo langzamerhand verstaat — dat het hoofdbezwaar van de vrijgemaakten tegen het jongste synodale leerbrouwsel dit is, dat daarin geleerd wordt, dat de doop, indien die een waarachtige doop is, óók aanwezige inwendige genade verzegelt. Ik citeerde de duidelijke verklaring in deze van Dr Hoek.

Dit wetend, wilde de zwolse kerkeraad nu de vrijgemaakten in dezen , , gerust stellen". En daartoe sprak hij uit, dat, naar hij vernam nog steeds de gedachte leeft, „dat men in onze kerken , , bovenschriftuurhjk" gebonden zou zijn aan de opvatting, dat de doop verzegelt inwendige aanwezige genade (z.g. veronderstelde wedergeboorte). In verband daarmede verklaart hij, in een officiële uitspraak, „dat er van een binding in bovenbedoeldea zin in onze kerken geen sprake is".

Wanneer men dit stuk zonder vooringenomenheid, zonder argwaan leest, is het duidelijk.

Het zegt dan, dat er een opvatting is, dat DE doop inwendige aanwezige genade verzegelt. Natuurlijk wordt daarmee niet bedoelt, dat de doop dat altijd en in ieder geval doet. Zo iets leerde nooit iemand. Ook niet de synodaalste aller synodalen. Zo'n zotte mening behoeft dus niet afgewezen. Maar wel is er de mening •— en die is naar het oordeel van ter zake kundigen wel „synodaal" — dat de doop indien ze waarlijk doop is, d.w.z. indien ze een doop is van wedergeborenen, van gelovigen, inderdaad ook aanwezige inwendige genade verzegelt. Over die stelling nu ging en gaat het. Dat is hèt punt van geschil. Want deze laatste — in wezen roomse theorie — verwerpen de vrijgemaakten met alle kracht.

Bij deze stand van zaken publiceert nu de kerkeraad van Zwolle zijn verklaring.

Die zal toch zeker wel weten waar de schoen wringt? Die zal toch niet zijn als een die in de lucht schiet? Welnu, in deze situatie schrijft de kerkeraad de zin, dat de opvatting, dat de doop aanwezige, inwendige genade verzegelt (z.g. veronderstelde wedergeboorte) geen kerkleer is!

Wat moet nu ieder welwillend, onbevangen van dit zinnetje denken? lezer

Natuurlijk dit: in die synodale kerken leert men dat de doop nooit ofte nimmer aanwezige inwendige genade verzegelt. Of, in ieder geval: in de „synodale" kerken is men niet verplicht dat te leren. Het is daar dus zo, dat iemand, die de leer van een, een inwendige genade verzegelend sacrament, sacrament in iedere d e n k b a r e vorm, verwerpt, in overeenstemming met de leeruitspraken is!

Zo is er dan ook trouw met het Zwolse kerkeraadsoordeel gewerkt!

Zelfs een hooggeleerde verzekerde mij eens in volkomen oprechtheid, dat iedere gedachte aan sacrament, dat aanwezige inwendige genade zou verzegegelen, aan de leeruitspraken vreemd is. En tientallen malen heb ik hetzelfde op allerlei vergaderingen gehoord.

Men zegge nu niet: het gaat toch om die veronderstelde wedergeboorte! Want dat is niet juist. Die theorie van een veronderstelde wedergeboorte, in welke vorm ook, is een consequentie van de genoemde doopstheorie, zeker een noodzakelijke consequentie, maar toch ook niet meer dan een consequentie. En daarom gaat het niet over die veronderstelde wedergeboorte-theorie in de e e r s t e plaats. Het gaat immers niet om consequenties maar om dat waarvan de consequentie inderdaad de consequentie is! Dus over de theorie, dat de doop in sommige gevallen, n.l. bij wedergeborenen of gelovigen ook aanwezige inwendige genade verzegelt.

En daarom nog eens: als men de Zwolse verklaring serieus neemt, als men haar neemt als een eerlijk, waar woord, als een woord, dat ten aanzien van de werkelijke situatie inderdaad iets zegt; als men haar dus naar de eerste regel der uitlegkunde verklaart, n.l. zó, dat men leest wat er staat, dan kan, dan mag men haar niet anders lezen dan zoals boven omschreven werd!

Maar wat BEDOELDE nu de zwolse verklaring?

Daaromtrent licht Ds De Vries ons nu in. En hij kan dat weten, want hij was lid van een commissie die zich met dit Zwolse fabrikaat bezig hield. Wat bedoelde nu die verklaring?

Men hore; ik citeer letterlijk.

„In de verklaring van de kerkeraad van Zwolle gaat het over de vraag, of bij elke dopeling de inwendige genade aanwezig moet worden verondersteld. Dit wordt door de kerkeraad van Zwolle ontkend"!

Kijk, als je dat leest, dan zeg je bij je zelf: waarom zei Zwolle dat dan niet? En: waarom ter wereld zei hij wèl wat hij zei?

Wat de kerkeraad van Zwolle bedoelde te zeggen was natuurlijk het open trappen van een wagewijd openstaande deur. Het heeft met de w e r k e 1 ij k e kwestie niets, niets, niets te maken. Die kerkeraad wist toch- zeker wel heel goed, dat niet één vrijgemaakte gelooft, dat hij dat geloven moest „synodaal" zijnde of wordende?

Maar wat werkelijk zoden aan de dijk zetten zou, dat wat allen werkelijk helpen zou, dit n.l. dat je in de „synodale" kerken in geen enkel geval behoeft te accepteren, dat de doop aanwezige inwendige genade verzegelt — dat zei hij dus niet!

Ik had dat gedacht. Eenvoudig lezende. Onmogelijk achtte ik dat niet, want ik ken een grote kerk, die officieel heeft uitgesproken — natuurlijk niet gepubliceerd — dat voor haar de leeruitspraken niet bindend zijn!

En zo geldt mutatis mutandis ook van de Zwolse verklaring wat de friese predikanten van de hele vervangingsformule-santekraam uitspraken: „Naar de zijde der bezwaarden richt zij zich met de nodiging haar toch te aanvaarden: de bestreden uitspraken zijn immers vervangen, aan de bezwaren is tegemoet gekomen en er wordt immers niets in geleerd, dat onaanvaardbaar moet worden geacht, terwijl vele uitdrukkingen van bezwaarden in haar verwerkt zijn. Maar zodra op grond van de vervanging der uitspraken over herstel van geschonden recht gesproken wordt, keert zij het andere gezicht naar voren en wijzend op de inleidende formule wordt gezegd: zakehjk is alles gehandhaafd, concrete schuld der vorige synode is niet aanwezig, hetzelfde wordt immers geeist, dat ook vroeger gevraagd werd."

Dat wil zeggen: óók de Zwolse verklaring blijkt een Janus-kop te zijn, een kop (en een lelijke!) met twee aangezichten.

Ik dacht, toen ik het geschrijf van Ds De Vries las, aan een wijs woord van Prof. Dooyeweerd, eenmaal in een publieke vergadering gesproken. Hij zei namelijk: Ook al zou ik het met die vervangingsformule helemaal eens zijn — dan zou ik haar nooit als kerkelijk bindende uitspraak willen aanvaarden. Want ze is een stukje theologie, een stukje dogmatiek, en daaraan mag men de kerken er dus ook zichzelf nimmer binden!

En daarom: laten we ons niet langer vermoeien met die ongelukkige vervangingsformule! En laten we het steeds weer zeggen: de éérste, de absoluut noodzakelijke voorwaarde voor het zetten van de allereerste stap op de weg naar het herstel van wat in de kerk zo grondig bedorven werd is het radicaal en totaal weg doen van het misbaksel vanS1946, dat de schone naam van „vervangingsformule" draagt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Nog steeds het oude (valse!) liedje

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's