Phraseologie inzake de kerkorde der N. H. Kerk
KERKELIJK LEVEN
Wie overziet de lange, lange weg die afgelegd is eer het tot de nieuwe Kerkorde komen kon, en de ontzaglijke arbeid die voorafging aan de eindstemming op 7 Dec. 1950, kan verstaan het enthousiasme, waarmee de promotors van dit „werkstuk" het binnenhaalden en propageren.
Zeker past hier respect voor ijver, geduld, verbeten volhouden bij wat jaren lang leek op een tot volslagen mislukking gedoemde Sysiphus-arbeid. Ook voor het resultaat? Immers daarop komt het aan: wat heeft de Herv. Kerk in deze nieuwe „orde" ontvangen ? 't Spijt ons meer dan we zeggen kunnen, maar gemeten aan de normen van Schrift en Belijdenis is deze Kerkorde, gelijk we trouwens voor enkele jaren reeds opmerkten, een zeer diepe teleurstelling. De Dordtse Kerkorde heeft men verworpen. Men heeft geïntroduceerd een wetten-cyclus, op alle vitale punten geen verbetering, maar een verslechtering van de thans zozeer geminachte genootschappelijke Reglementenbundel. De Barthiaanse , , doorbraak" heeft het in deze kerkorde gebracht tot één groot compromis tussen rechts en links, orthodox en vrijzinnig, confessioneel en ethisch, een compromis vaag en voos, zonder enige vaste principiële basis.
Te betreuren is nu, dat dit nieuw-modernisme de indruk wekt, voor wie op de klank afgaat, toch wel de oude normen vast te houden. Dit blijkt uit de kerkorde zelf, nog meer uit gegeven „toelichtingen". Wie b.v. opslaat het ten vorige jare verschenen „Nederlands Hervormd Kerkrecht" van Prof. Haitjema, de man, die zulk een groot aandeel had in de totstandkoming van de Kerkorde, kan zich daarvan overtuigen.
Men leest in dit werk , , dat alle ware kerkrecht geworteld moet blijven in de H. Schrift, en dat achter de orde der Kerk de christelijke belijdenis van de Una Sancta en de Gereformeerde belijdenis van de ware Kerk en hoe zij geregeerd moet worden (Artt. XXVn—XXXII der Nederl. Geloofsbelijdenis) normerende grondlijnen moeten doen oplichten" (bl. 9, 10). Ook: „Tegenover het papale stelsel is het reformatorische kerkrecht van geheel andere stylering. En het Geref. Protestantisme was daarbij consequenter in zijn afweer van alle „paapse stoutigheden" dan het Lutheranisme. Een grondbeginsel van het Geref. kerkrecht is in de reformatorische eeuw steeds het verzet tegen alle hiërarchie geweest" (bl. 11). De H. Schrift is, strikt genomen, evengoed voor de kerkorde als voor het belijden der Kerk de enig normerende norm" (bl. 15). En op bl. 22:
„Achter deze drie modellen van een Geref. kerkorganisatie (Calvijns Ordonnances ecclésiastiques, de Franse Discipline ecclésiastique, en de Londense kerkenordening) wordt dan echter met normatiever gezag het gedeelte van de Neder 1. Geloofsbe- 1 ij d e n 1 s transparant, dat over de Kerk, haar ambten en haar regering handelt (de Artt. XXVII— XXXII). Hierbij komt in en met de locus de ecclesia uit de geloofswaarheid reeds die kant van het kerkrecht aan de orde, die legitiem als „goddelijk recht" mag worden aangeduid. En achter en onder deze Confessio Belgica glanst ten slotte de H. Schrift met haar gezag als Woord van God op, zich ontsluitend als de diepste bron van ons Nederl. Hervormde kerkrecht, tegelijk de enige normerende norm voor de ware inrichting van het kerkelijk leven. Hierin komt het ten allerduidëlijkste uit, dat het Geref. Protestantisme in zijn kerkrecht nooit de erkenning verdoezelen mag, dat daarin ook goddelijk recht (ius divinum) zich doet gelden." Wel, wat wil men meer?
Kan het haast wel schoner, ernstiger?
Waarheid is, dat verder nergens in het hele boek de absolute eisvan Gods W o o r d w o r d t gehonoreerd.
Waarheid is, dat met de Belijdenis, de drie Formulieren van Enigheid, afgerekend is; inplaats daarvan is gekomen: het belijden; wie er op staat, dat de Belijdenis gehandhaafd blijft met kerkelijk gezag, wordt beschuldigd een e r n s t i g dwaalbegrip te huldigen, n.l. „een statistische verknochtheid aan de klassieke vruchten van het belijden der Kerk" (bl. 211).
Waarheid is, dat in de kerken der calvinistische Reformatie geen bestuursapparaat meer macht had dan thans de „ambtelijke vergadering der generale synode", het eindpunt van een volkomen hiërarchisch stelsel.
Heel deze stoer gereformeerd lijkende phraseologie is een phrase.
't Doet ons leed voor hen, die inderdaad naar de gereformeerde normen wensen te leven. Maar zij hebben zichzelf de strop om de hals laten leggen. De voorgangers hebben niet tijdig gewaarschuwd; het volk heeft de vijand niet herkend. Nu is het te laat. Tenzij vaarwel gezegd wordt de afgod (dwaze fictie) van „de eenheid der kerk", die men nooit zou mogen
prijsgeven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 juli 1952
De Reformatie | 8 Pagina's