Acta van het Zending-Congres - pagina 57
:
41 palingen van wetgeving voor Ned.-Indië, wordt bij deie vastgesteld, dat, tot dat dienaangaande nader zal zijn vooriien, de tot de Inlandsche bevolking behoorende Christenen over geheel Nederlandsch-Indië, met opzicht tot het burgerlijk en handelsrecht, alsmede tot de strafwetgeving en de rechtsbedeeling in het algemeen, geheel en al zullen blijven in hunnen tegenwoordigen rechtstoestand en zulks met dien gevolge dat, voor zoover zij thans met Inlanders zijn gelijk gesteld, alle de in de nieuwe wetgeving omtrent deze laatsten gemaakte bepalingen ook op hen zullen toepasselijk zijn."
Vermits tijdens de afkondiging dier Bepalingen geen wettelijke verordering Christen-Inlanders aan de wetgeving over Inlanders in het algemeen onttrok, waren en bleven zij, volgens dit artikel 3, aan die wetgeving onderworpen.
Verder wordt in het, op 4 Januari 1815 afgekondigd, Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië, bij artikel 109 gezenjd
„De bepalingen van dit reglement en van alle andere algemeene verorderingen, waarin sprake is van Europeanen en Inlanders, zijn, waar het tegendeel niet bepaald toepasselijk op de met hen gelijkgestelde personen. is, ,,Met Europeanen worden gelijk gesteld alle Christenen en alle personen, niet vallende in de termen der volgende zinsnede: „Met Inlanders worden gelijkgesteld alle Arabieren, Mooren Chineezen en allen, die Mohammedanen of Heidenen zijn. De Inlandsche Christenen blijven onderworpen aan het gezag der Inlandsche hoofden, en, met opzicht tot rechten, lasten en verplichtingen, aan dezelfde algemeene, gewestelijke en gemeentelijke ver,
orderingen
en
instellingen,
als
de
Inlanders,
die het
Christendom niet belijden. „De Gouverneur-Generaal, kan, in overeenstemming met den Raad van Nederlandsch-Indit> uitzonderingen
maken op
de
toepassing
regels."
der
in
dit
artikel
gestelde
—
zoo
—
•
maar
den Mohammedaanschen, waarmede de bij hen bestaande instellingen en gebruiken grootendeels samenhangen. De Mohammedaanscbe wetten zijn echter, ten aanzien van het personenen familierecht, in strijd met de beginselen van het Christendom. Reeds met betrekking tot de gewichtigste verbintenis, het huwelijk, bestaat er verschil inzoover Mohammedaanscbe wetten de de veelwijverij aannemen, de Christelijke beginselen daarentegen slechts de vereeniging van één man met ééne vrouw als zoodanig erkennen.
Met
dit
verschil
hangen verschillen samen
verhoudingen; in bloedverwantschap en zwagerschap in fte voogdij en in het erfrecht. Volgens het Mohammedaanscbe recht, heeft zelfs de overgang van een Mohammedaan tot het Christendom voor hem het verlies van het erfrecht op de nalatenschap van Mohamin andere
;
Ofschoon"
doet het adres voorts opmerken ,,de vierde zinsnede van dit artikel niet strekt om de gelijkstelling van alle Christenen met Europeanen, voor zoover Inlandsche Christenen betreft, teniet te doen, ,,
4 der Bepalingen op de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving, en artikel 75 van het Reglement op het beleid der Regeering zijn op inlanders van toepassing ,, hunne godsdienstige wetten, instellingen en gebruiken, voor zoo ver die niet in strijd zijn met algemeen erkende beginselen van billijkheid en rechtvaardigheid", terwijl de rechter bij de rechtspraak over hen ,,de algemeene beginselen van het Burgerlijk- en het Handelsrecht voor Europeanen tot richtsnoer neemt, waar het de beslissing geldt van zaken, welke bij de hierboven bedoelde godsdienstige wetten, instellingen en gebruiken niet geregeld zijn". Onder de hier vermelde godsdienstige wetten zijn niet te verstaan de voorschriften van het Christendom, vermits deze onder inlanders nooit als wetten hebben gegolden, maar in de eerste plaats die vanden onder hen meest verbreiden godsdienst,
slechts
om hun
staatsrechterlijken toe-
stand van die gelijkstelling uit te sluiten, kan nochtans, krachtens dit artikel, de toepassing der wetgeving van Europeanen, ook wat het privaatrecht betreft, op hen niet plaats vinden; omdat het artikel die alleen voorschrijft, waar het tegendeel niet is Ijepaald, hetgeen geschied is bij voormeld artikel der bepalingen op de invoering en den overgang tot de nieuwe wetgeving; de inlandsche Christenen zijn dus ook na de invoering van het Reglement op het beleid der regeering, ,, totdat nader zal zijn voorzien," onderworpen aan de wetgeving voor
—
inlanders.
Volgens artikel 11 der Algemeene bepalingen van wetgeving in Nederlandsch-Indië, artikel
medanen ten gevolge. De godsdienstige wetten en de daarmede samenhangende instellingen en gebruiken der inlanders kunnen dus voor de inlandsche Christenen, wegens hunne hoedanigheid van Christenen, geen recht daarstellen. Het recht voor Europeanen is daarentegen op Christelijke beginselen gevestigd, en ook overigens in zijne grondslagen voor de verschillende volken en voor inlandsche Christenen geëigend.
Maar
de
bepaling, dat de rechter in zaken
van inlanders, die niet geregeld
zijn
door hunne
godsdienstige wetten, instellingen en gebruiken, de algemeene beginselen van het Europeesche recht tot richtsnoer nemen zal, stelt geene volledige rechtsregeling daar, wijl er geen kenmerk bestaat ter beoordeeling, welke voor-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's
![Acta van het Zending-Congres - pagina 57](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/acta-van-het-zending-congres/1890/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's