GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Acta van het Zending-Congres - pagina 56

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Acta van het Zending-Congres - pagina 56

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

:

40 handeld, omdat zij vrijwillig overgingen tot het (,'h risten dom, dan is dat meer dan een dwaasheid, dat is, een schande. Nu dat gebeurt Het is speciaal in de Gouvernementsïanden, dat het gebeurt ziedaar het opmerkelijksle. In Djokja wint in den laatsten tijd het Christendom onder de inlandsche bevolking aanmerkelijk veld en onder den mohamedaanschen sultan, slechts door een resident als dwarskijker geflankeerd, hoort men niet van kwellingen, die de tot het Christendom overgaande inlanders hebben te verduren van hun landgenooten. „Het is tegenover zulke, onder ons eigen bestuur door kortzichtigheid en wellust zich ontwikkeld hebbende, rotte toestanden en slechte verhoudingen werkelijk een goede daad geweest van de lïegeering, het passend standpunt, dat van art. 119 R. R., nadrukkelijk in te nemen, en het ware nog veel beter geweest, zoo eenige persoonlijke bestraiBngen daaraan gepaard hadden gegaan." .

.

Den Hoofden van

Gewestelijk Bestuur is nu van

Regeeringswege aangeschreven om te zorgen 1". dat de inlandsche hoofden zich persoonlijk niet inlaten met de questie van overgang van inlanders tot het Christendom en 2. dat de inlandsche Christenen niet door de inlandsche Mohamedanen om hun geloof worden lastig ;

gevallen en gemolesteerd. Zoo er nu slechts de hand aan deze voorschriften wordt gehouden, is daarvan in de goede richting wel iets voor de toekomst te verwachten ,,in alle geval wordt aan een ergerlijke wanverhouding een einde gemaakt." Behoefde men maar slechts te bepalen tot het wegruimen dier éene wanverhouding Maar er is helaas! meer. Ik wijs u op het belangrijk praeadvies, dat door den hoogleeraar Mr. L. W. C. van den Berg, in de NederlandschIndische .Juristenvereeniging in 1887, werd uitgebracht over ,, huwelijken tusschen personen, behoorende tot de verschillende categoriën der bevolking van Nederlandsch-Indië." Voor zoover het onderwerp betrekking heeft op de inlandsche christenen, wordt door dien geleerde veel licht verspreid over het burgerlijk recht van bedoelde christenen, en komt hij tot dit bedroevend resultaat, dat het geheele bui'gerlijken handelsrecht, waaraan de inlandsche christenen zijn onderworpen, op losse schroeven wordt gesteld dat bedoelde toestand kunstmatig door de wetgevers van 1848 en 1855 is in het leven geroepen; „dat de inlandsche christe7ien geen reden hebben zich te verheugen over de on;

!

bij

den kolonialen

Meermalen werd reeds de aandacht gevestigd

.

;

;

partijdigheid in godsdienstzaken loetgevery

de regeling van den rechtstoestand der inlandsche Christenen, die waarlijk niet van al te groote vrijgevigheid of begunstiging getuigen kan. Nog onlangs werd daarop in de Tweede Kamer der Staten-Generaal gewezen in eene afzonderlijke nota, welke het Katholieke Lid der Kamer, de heer van Nunen, bij het verslag over de Indische begrooting voor dit dienstjaar heeft willen voegen. Eveneens was reeds in 1883 de onvoldoende regeling van den rechtstoestand der inlandsche Christenen het onderwerp geweest van eene uitvoerige gedachtenwisseling tusschen vele Christelijke vrienden en Zendelingen in Indië zelf. De inzending van een adres aan den Gouverneur-Generaal was daarvan het gevolg. Vergunt mij daaruit u een en ander mede te

op

deelen.

Volgens de artt. 6 10 van de, op 30 April 1847 afgekondigde en op 1 Mei 1848 ingevoerde, Algemeene Bepalingen van wetgeving ,,zijn de ingezetenen van Nederlandsch-Indië onderscheiden in Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen, en Inlanders en met deze ,,Met Europeanen gelijkgestelde personen." worden gelijkgesteld: 1. alle Christenen, daaronder begrepen, die welke tot de Inlandsche 2. alle andere personen, bevolking behooren van waar ook afkomstig, die niet in de omschrijving vallen van het volgende artikel", dat luidt: ,,Met Inlanders worden gelijk gesteld de Arabieren, Mooren, Chineezen en alle anderen,

;

Mohammedanen of Heidenen zijn." ,,Het burgerlijk en handelsrecht in Nederlandsch-Indië ingevoerd of in te voeren is toepasselijk op alle Europeanen en daarmede gelijkgestelde ingezedie

,,De Gouvertenen van Nederlandsch-Indië." neur-Generaal is bevoegd om ten aanzien van de Inlundsche Christenen in het algemeen of van enkele hunner gemeenten zoodanige uitzonderingen op de bepaling van het voorgaande artikel

te

maken,

als

hij

noodzakelijk

zal

oordeelen."

Het blijkt dus, volgens het adres, dat in deze Algemeene bepalingen het voor Europeanen bestemde burgerlijk en handelsrecht ook voor Inlandsche Christenen geldend verklaard is, Daarna werd echter, bij artikel 3 der op o Maart 1848 afgekondigde en op 1 Mei daaraanvolgende ingevoerde Bepalingen op de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving, verklaard :

„Naar aanleiding

van artikel 10 der Algemeene be-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's

Acta van het Zending-Congres - pagina 56

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's